Hoofdstuk I: het locomotorisch stelsel
1 Het skelet
1.1 Basisbegrippen anatomie en gewrichtsbeweging
Skelet van een volwassen mens à 206 elementen (bij geboorte 300 waarvan
verschillende fuseren tijdens de groei (vb. schedel))
ð Voet en enkelcomplex bestaat uit 26 botstructuren à mobiliteit en stabiliteit
voor staan en voortbewegen
Het skelet bestaat uit 3 grote delen:
1. Axiale deel (blauw): heiligbeen, staartbeen, wervelkolom, borstbeen, ribben
2. Appendiculaire deel = hangt aan het axiale deel
3. Viscerale deel: onderkaak en delen bovenkaak
Beschrijvingen bewegingen à tov de anatomische positie = een rechtopstaande houding (armen naast
lichaam en handpalmen naar voor gericht)
Vlakken:
- Het frontale vlak (breedtevlak)
- Het sagittale vlak (dieptevlak)
- Het transversale vlak (horizontaal vlak)
Assen:
- Ventrodorsale as: een beweging in het frontale vlak rond een diepte-as
- Laterolaterale as: een beweging in het sagittale vlak rond een breedte-as
- Craniocaudale as: een beweging in het transversale vlak rond een lengte-as
Bewegingen:
- Flexie en extensie: bewegingen in het sagittale vlak rond laterolaterale as
o Flexie = buigen, hoek tss 2 bewegende segmenten wordt kleiner
o Extensie = strekken, hoek tss 2 bewegenden segmenten wordt groter
- Abductie en adductie: bewegingen in het frontale vlak rond ventrodorsale as
o Abductie = beweging weg vd middellijn
o Adductie = beweging naar de middellijn toe
- Endo-en exorotatie: bewegingen in het transversale vlak rond een craniocaudale as
o Endorotatie = interne rotatie waarbij voorzijde vh lichaamsdeel naar binnen draait
o Exorotatie = externe rotatie waarbij voorzijde vh lichaamsdeel naar buiten draait
, - Circumductie: beweging van een lichaamsdeel in een circkelbeweging
- Pronatie: beweging waarbij de onderarm naar binnen en het enkelgewricht
naar buiten draait
- Supinatie: beweging waarbij de onderarm naar buiten en het enkelgewricht
naar binnen draait
Bewegingen die mogelijk zijn in verschillende gewrichten vh menselijke lichaam worden bepaald door de
vorm vh gewricht à niet alle bewegingen zijn steeds mogelijk
ð In schoudergewricht zijn alle bewegingen mogelijk
ð Thv vingerkootje is enkel flexie en extensie mogelijk
1.2 Structuur en functies van de skeletelementen
Botweefsel = soort steunweefsel gekenmerkt door rijkdom aan anorganische kristallen (60%) = mineralen
ð Hoge concentratie aan mineralen (Ca) zorgt voor de typische harde onelastische structuur
ð Botweefsel = stabiel en rigide MAAR bevat ook flexibiliteit à kan aanpassen aan veranderende
belastingen
Botweefsel = een deel cellen & extracellulaire matrix
Botcellen:
- Osteoblasten: jongen cellen die instaan voor de vezelvorming en spelen een rol in het
ossificatieproces à vormen organische bestanddelen van matrix (30%)
- Osteocyten: volwassen botcellen gelegen in geossificeerd extracellulair materiaal à mature
cellen
- Osteoclasten: afbraak van de botmatrix à functie in botresorptie
ð Samenspel osteoblasten en osteoclasten zorgt voor modellering
Extracellulair materiaal:
- Collageenvezels (type I) omgeven door hydroxyapatietkristallen
- De grondstof die bestaat o.a. uit proteoglycanen
Uitwisseling van voedings- en afvalstoffen? Goede doorbloeding nodig à gegarandeerd door sterk
verspreid vatensysteem
ð Bot = levend cellulair weefsel dat metabool actief is gedurende het hele leven en continu
geremodelleerd wordt
,Functies bot:
- Dragende functie: tegen de zwaartekracht in te bewegen en staande te houden
- Beschermende functie: de thorax beschermt interne organen, schedel en wervelkolom
beschermen het zenuwstelsel
- Vormgevende functie: de thorax, het bekken, de schouders en schedel bepalen de vorm van de
mens
- Aanhechtingsplaats: voor spieren en ligamenten die bewegingen mogelijk maken en stabiliseren
- Producerende functie: vormen in hun beenmerg bloedcellen
- Opslagfunctie: voor calcium en fosfaten
1.3 Het metabolisme van calcium
Calcium = belangrijk voor contractie spieren (vooral hartspier)
ð Contractiekracht van het hart correleert direct met de calciumspiegel in de weefselvloeistof van
het hart
ð Bloedstollingsproces na verwondingen
ð Beslissende rol bij het functioneren van veel enzymen
ð Bij impulstransport vd zenuwen
ð Prikkelbaarheid van de zenuw- en spiermembranen van beslissende betekenis
1.3.1 De huishouding van calcium
Belastingprikkels
Bot = afhankelijk van fysiologische prikkels
ð Belasting en ontlasting vormen de prikkels die het bot voor een fysiologische ontwikkeling nodig
heeft
o Belasting à veroorzaakt in de diafyse: buig- en rotatiebewegingen
o In epifysen: vorming van het vezelnet door compressie
Veranderingen in het collagene netwerk en grondsubstantie? Vervorming in elektrische spanning à piezo-
elektrisch effect
- Minder negatieve deeltjes à osteoclasten tot botafbraak gestimuleerd
- Meer negatieve deeltjes à osteoblasten tot botopbouw gestimuleerd
- Zorgen voor grotere stabiliteit en hogere mineralisering door verhoogde belasting
Zonder voortdurende afwisseling van belasting en ontlasting zou het bot niet in staat zijn om de stabiliteit
te waarborgen en verschillende taken te verrichten
, Vitaminen en hormonen
Constante Ca – spiegel is belangrijk (voor 99%) opgeslagen in ons skelet à onder de vorm van
hydroxyapatietkristallen
Het restant (1%) is in het bloed aanwezig
Calcium via voeding opgenomen à in bot opgeslagen à verlaat lichaam via stoelgang of urine
Regulering van calcium hangt af van:
- Vitamine D
- Calcitonine (opslag Ca in bot)
- Parathormoon
Concentratie geïoniseerd Ca2+ (calciëmie) moet naukeurig geregeld worden
Daalt de calciëmie = hypocalciëmie dan destabiliseert de RP van zenuwcellen (motorneuronen)
à willekeurige contracties vd skeletspieren
1.3.2 Regeling van plasma Ca2+ - spiegels
Parathormoon
Wordt gevormd in de bijschildklier (= 4 kliertjes) +
zeer korte levensduur van half uur
Bijschildklier = klein MAAR noodzakelijk + zijn
gevoelig voor wijzigingen in de calciëmie
- ¯ calciëmie; stimuleert synthese en secretie
- calciëmie; zorgt voor daling van synthese
en secretie
Parathormoon invloed op verhogen [Ca]
- Stimuleert de osteocyten om Ca en fosfaten af te geven à osteoclasten geactiveerd tot afbreken
van bot
- Osteoblasten geremd
ð Hierdoor calcium uit botten gemobiliseerd
- Resorptie van calcium uit de voorurine verhoogd wordt
ð Parathormoon garandeert enkel dat kleine hoeveelheden calcium (5-10%) uitgescheiden worden
via de urine
- Betrokken bij stimulatie van de synthese van 1,25-dihydroxy-vitamine D in de nieren
Optimale Ca2+- huishouding à goede werking bijschildklier !!
Parathroïdectomie: als ongewenst effect bij chirurgie vd schildklier
ð Hoeveelheid parathormoon = onvoldoende à calciëmie daalt en tetanie optreedt
ð Ontstaan spierspasmen (vb. laryngospasmen) à verstikking (asfyxie)
1 Het skelet
1.1 Basisbegrippen anatomie en gewrichtsbeweging
Skelet van een volwassen mens à 206 elementen (bij geboorte 300 waarvan
verschillende fuseren tijdens de groei (vb. schedel))
ð Voet en enkelcomplex bestaat uit 26 botstructuren à mobiliteit en stabiliteit
voor staan en voortbewegen
Het skelet bestaat uit 3 grote delen:
1. Axiale deel (blauw): heiligbeen, staartbeen, wervelkolom, borstbeen, ribben
2. Appendiculaire deel = hangt aan het axiale deel
3. Viscerale deel: onderkaak en delen bovenkaak
Beschrijvingen bewegingen à tov de anatomische positie = een rechtopstaande houding (armen naast
lichaam en handpalmen naar voor gericht)
Vlakken:
- Het frontale vlak (breedtevlak)
- Het sagittale vlak (dieptevlak)
- Het transversale vlak (horizontaal vlak)
Assen:
- Ventrodorsale as: een beweging in het frontale vlak rond een diepte-as
- Laterolaterale as: een beweging in het sagittale vlak rond een breedte-as
- Craniocaudale as: een beweging in het transversale vlak rond een lengte-as
Bewegingen:
- Flexie en extensie: bewegingen in het sagittale vlak rond laterolaterale as
o Flexie = buigen, hoek tss 2 bewegende segmenten wordt kleiner
o Extensie = strekken, hoek tss 2 bewegenden segmenten wordt groter
- Abductie en adductie: bewegingen in het frontale vlak rond ventrodorsale as
o Abductie = beweging weg vd middellijn
o Adductie = beweging naar de middellijn toe
- Endo-en exorotatie: bewegingen in het transversale vlak rond een craniocaudale as
o Endorotatie = interne rotatie waarbij voorzijde vh lichaamsdeel naar binnen draait
o Exorotatie = externe rotatie waarbij voorzijde vh lichaamsdeel naar buiten draait
, - Circumductie: beweging van een lichaamsdeel in een circkelbeweging
- Pronatie: beweging waarbij de onderarm naar binnen en het enkelgewricht
naar buiten draait
- Supinatie: beweging waarbij de onderarm naar buiten en het enkelgewricht
naar binnen draait
Bewegingen die mogelijk zijn in verschillende gewrichten vh menselijke lichaam worden bepaald door de
vorm vh gewricht à niet alle bewegingen zijn steeds mogelijk
ð In schoudergewricht zijn alle bewegingen mogelijk
ð Thv vingerkootje is enkel flexie en extensie mogelijk
1.2 Structuur en functies van de skeletelementen
Botweefsel = soort steunweefsel gekenmerkt door rijkdom aan anorganische kristallen (60%) = mineralen
ð Hoge concentratie aan mineralen (Ca) zorgt voor de typische harde onelastische structuur
ð Botweefsel = stabiel en rigide MAAR bevat ook flexibiliteit à kan aanpassen aan veranderende
belastingen
Botweefsel = een deel cellen & extracellulaire matrix
Botcellen:
- Osteoblasten: jongen cellen die instaan voor de vezelvorming en spelen een rol in het
ossificatieproces à vormen organische bestanddelen van matrix (30%)
- Osteocyten: volwassen botcellen gelegen in geossificeerd extracellulair materiaal à mature
cellen
- Osteoclasten: afbraak van de botmatrix à functie in botresorptie
ð Samenspel osteoblasten en osteoclasten zorgt voor modellering
Extracellulair materiaal:
- Collageenvezels (type I) omgeven door hydroxyapatietkristallen
- De grondstof die bestaat o.a. uit proteoglycanen
Uitwisseling van voedings- en afvalstoffen? Goede doorbloeding nodig à gegarandeerd door sterk
verspreid vatensysteem
ð Bot = levend cellulair weefsel dat metabool actief is gedurende het hele leven en continu
geremodelleerd wordt
,Functies bot:
- Dragende functie: tegen de zwaartekracht in te bewegen en staande te houden
- Beschermende functie: de thorax beschermt interne organen, schedel en wervelkolom
beschermen het zenuwstelsel
- Vormgevende functie: de thorax, het bekken, de schouders en schedel bepalen de vorm van de
mens
- Aanhechtingsplaats: voor spieren en ligamenten die bewegingen mogelijk maken en stabiliseren
- Producerende functie: vormen in hun beenmerg bloedcellen
- Opslagfunctie: voor calcium en fosfaten
1.3 Het metabolisme van calcium
Calcium = belangrijk voor contractie spieren (vooral hartspier)
ð Contractiekracht van het hart correleert direct met de calciumspiegel in de weefselvloeistof van
het hart
ð Bloedstollingsproces na verwondingen
ð Beslissende rol bij het functioneren van veel enzymen
ð Bij impulstransport vd zenuwen
ð Prikkelbaarheid van de zenuw- en spiermembranen van beslissende betekenis
1.3.1 De huishouding van calcium
Belastingprikkels
Bot = afhankelijk van fysiologische prikkels
ð Belasting en ontlasting vormen de prikkels die het bot voor een fysiologische ontwikkeling nodig
heeft
o Belasting à veroorzaakt in de diafyse: buig- en rotatiebewegingen
o In epifysen: vorming van het vezelnet door compressie
Veranderingen in het collagene netwerk en grondsubstantie? Vervorming in elektrische spanning à piezo-
elektrisch effect
- Minder negatieve deeltjes à osteoclasten tot botafbraak gestimuleerd
- Meer negatieve deeltjes à osteoblasten tot botopbouw gestimuleerd
- Zorgen voor grotere stabiliteit en hogere mineralisering door verhoogde belasting
Zonder voortdurende afwisseling van belasting en ontlasting zou het bot niet in staat zijn om de stabiliteit
te waarborgen en verschillende taken te verrichten
, Vitaminen en hormonen
Constante Ca – spiegel is belangrijk (voor 99%) opgeslagen in ons skelet à onder de vorm van
hydroxyapatietkristallen
Het restant (1%) is in het bloed aanwezig
Calcium via voeding opgenomen à in bot opgeslagen à verlaat lichaam via stoelgang of urine
Regulering van calcium hangt af van:
- Vitamine D
- Calcitonine (opslag Ca in bot)
- Parathormoon
Concentratie geïoniseerd Ca2+ (calciëmie) moet naukeurig geregeld worden
Daalt de calciëmie = hypocalciëmie dan destabiliseert de RP van zenuwcellen (motorneuronen)
à willekeurige contracties vd skeletspieren
1.3.2 Regeling van plasma Ca2+ - spiegels
Parathormoon
Wordt gevormd in de bijschildklier (= 4 kliertjes) +
zeer korte levensduur van half uur
Bijschildklier = klein MAAR noodzakelijk + zijn
gevoelig voor wijzigingen in de calciëmie
- ¯ calciëmie; stimuleert synthese en secretie
- calciëmie; zorgt voor daling van synthese
en secretie
Parathormoon invloed op verhogen [Ca]
- Stimuleert de osteocyten om Ca en fosfaten af te geven à osteoclasten geactiveerd tot afbreken
van bot
- Osteoblasten geremd
ð Hierdoor calcium uit botten gemobiliseerd
- Resorptie van calcium uit de voorurine verhoogd wordt
ð Parathormoon garandeert enkel dat kleine hoeveelheden calcium (5-10%) uitgescheiden worden
via de urine
- Betrokken bij stimulatie van de synthese van 1,25-dihydroxy-vitamine D in de nieren
Optimale Ca2+- huishouding à goede werking bijschildklier !!
Parathroïdectomie: als ongewenst effect bij chirurgie vd schildklier
ð Hoeveelheid parathormoon = onvoldoende à calciëmie daalt en tetanie optreedt
ð Ontstaan spierspasmen (vb. laryngospasmen) à verstikking (asfyxie)