Hoofdstuk 10: Geïntegreerd metabolisme
Inleiding
In multicellulaire organismen is er nood aan coördinatie tussen de energie producerende pathways ->
organismen hebben weefsels/organen die gespecialiseerd zijn in bepaalde metabole processen ->
interconnectiviteit tussen deze weefsels wordt voorzien door neuronale circuits en hormonale
regulatie
Meeste organen hebben niet de nodige enzymen om alle pathways te kunnen uitvoeren vb.
hersenen maken geen gebruik van vetzuren als energiebron omdat ze niet beschikken over enzymen
voor vetzuurafbraak
Orgaan specificiteit
Hersenen
Spieren
Vetweefsel
Lever
Nier
Hersenen
20% van alle O2 verbruik gebeurt in hersenen
Constante toevoer nodig van glucose = hoofdbrandstof hersenen,
keton bodies kunnen gebruikt worden als alternatief
[glucose] < 5mM: hersendysfunctie -> coma, hersenschade
en dood bij nog lagere concentratie
Geen vetzuurverbranding in hersenen -> weinig tot geen glycogeen opgeslagen
Spieren
Glucose, vetzuren, eiwitten en keton bodies als brandstof
Groot deel van glycogeen voorraad lichaam ligt opgeslagen in spieren -> 1%-2% van spiermassa
bestaat uit glycogeen -> nodig voor glucose toevoer want spier doet niet aan gluconeogenese en kan
dus zelf geen glucose produceren
Vetweefsel
Stockage vetzuren in vorm van triacylglycerol, geeft ze vrij wanneer er energie nodig is
Functie bij energie homeostase: vetcellen secreteren hormonen (adipokines) om metabolisme te
reguleren
Lever
Meest metabool actief weefsel -> onderhoudt juiste levels aan brandstof moleculen in bloed die
circuleren om hersenen, spieren en andere weefsels van energie te voorzien
Glucose: lever kan glucose voorzien uit glycogeen voorraden of door gluconeogenese uit precursoren
, [glucose] hoog in bloed: Lever neemt glucose op uit het bloed -> omzetting naar glucose-6-P -
> glycogeen
[glucose] laag in bloed: lever zet glucose-6-P om naar glucose -> afgeven aan bloedbaan
Vetzuren:
Hoge metabole vraag aan energie: vetzuren worden in lever omgezet naar keton bodies ->
transport naar perifere weefsels
Lage metabole vraag aan energie: vetzuren worden in lever omgezet naar triglyceriden en
verpakt in VLDL-partikels -> transport naar vetweefsel voor vetopslag
Aminozuren: belangrijke metabole brandstof in lever
Koolstofskelet kan omgezet worden naar glucose (glucogenische AZ) of keton bodies (ketogenische
AZ)
Uithongering of zware sportinspanning: eiwitten uit spieren worden afgebroken en AZ worden
getransporteerd naar lever -> omzetting naar glucose via gluconeogenese
Nieren
Functies:
Afvalproducten uit bloed afvoeren via urine
nuttige metabolieten recupereren
onderhoud bloed pH -> overmaat protonen afvoeren als NH4+
Glutamine: transporten naar nieren -> NH4+ verwijderen door hydrolyse -> overblijvende koolstof-
skelet via gluconeogenese omzetten naar glucose en afgeven aan bloedbaan
Uithongering: nieren voorzien 50% van glucose toevoer
Hormonale controle van het brandstof metabolisme
insuline
glucagon
epinephrine
Insuline
Promoot opslag van brandstofmoleculen in lever, spier en vetweefsel
Wordt geproduceerd in beta-cellen pancreas als glucose concentratie in bloed tussen 5,5 en 6 mM is
Glucose opname stijgt in spiercellen en vetcellen door opregulatie GLUT4 transporters
Glycogeen synthese stijgt in spier en lever
Gluconeogenese wordt geïnhibeerd in lever
Overmatige glucose wordt omgezet naar vetzuren via vetzuursynthese in lever en vetweefsel
Vetzuurmobilisatie wordt geïnhibeerd in vetweefsel
Inleiding
In multicellulaire organismen is er nood aan coördinatie tussen de energie producerende pathways ->
organismen hebben weefsels/organen die gespecialiseerd zijn in bepaalde metabole processen ->
interconnectiviteit tussen deze weefsels wordt voorzien door neuronale circuits en hormonale
regulatie
Meeste organen hebben niet de nodige enzymen om alle pathways te kunnen uitvoeren vb.
hersenen maken geen gebruik van vetzuren als energiebron omdat ze niet beschikken over enzymen
voor vetzuurafbraak
Orgaan specificiteit
Hersenen
Spieren
Vetweefsel
Lever
Nier
Hersenen
20% van alle O2 verbruik gebeurt in hersenen
Constante toevoer nodig van glucose = hoofdbrandstof hersenen,
keton bodies kunnen gebruikt worden als alternatief
[glucose] < 5mM: hersendysfunctie -> coma, hersenschade
en dood bij nog lagere concentratie
Geen vetzuurverbranding in hersenen -> weinig tot geen glycogeen opgeslagen
Spieren
Glucose, vetzuren, eiwitten en keton bodies als brandstof
Groot deel van glycogeen voorraad lichaam ligt opgeslagen in spieren -> 1%-2% van spiermassa
bestaat uit glycogeen -> nodig voor glucose toevoer want spier doet niet aan gluconeogenese en kan
dus zelf geen glucose produceren
Vetweefsel
Stockage vetzuren in vorm van triacylglycerol, geeft ze vrij wanneer er energie nodig is
Functie bij energie homeostase: vetcellen secreteren hormonen (adipokines) om metabolisme te
reguleren
Lever
Meest metabool actief weefsel -> onderhoudt juiste levels aan brandstof moleculen in bloed die
circuleren om hersenen, spieren en andere weefsels van energie te voorzien
Glucose: lever kan glucose voorzien uit glycogeen voorraden of door gluconeogenese uit precursoren
, [glucose] hoog in bloed: Lever neemt glucose op uit het bloed -> omzetting naar glucose-6-P -
> glycogeen
[glucose] laag in bloed: lever zet glucose-6-P om naar glucose -> afgeven aan bloedbaan
Vetzuren:
Hoge metabole vraag aan energie: vetzuren worden in lever omgezet naar keton bodies ->
transport naar perifere weefsels
Lage metabole vraag aan energie: vetzuren worden in lever omgezet naar triglyceriden en
verpakt in VLDL-partikels -> transport naar vetweefsel voor vetopslag
Aminozuren: belangrijke metabole brandstof in lever
Koolstofskelet kan omgezet worden naar glucose (glucogenische AZ) of keton bodies (ketogenische
AZ)
Uithongering of zware sportinspanning: eiwitten uit spieren worden afgebroken en AZ worden
getransporteerd naar lever -> omzetting naar glucose via gluconeogenese
Nieren
Functies:
Afvalproducten uit bloed afvoeren via urine
nuttige metabolieten recupereren
onderhoud bloed pH -> overmaat protonen afvoeren als NH4+
Glutamine: transporten naar nieren -> NH4+ verwijderen door hydrolyse -> overblijvende koolstof-
skelet via gluconeogenese omzetten naar glucose en afgeven aan bloedbaan
Uithongering: nieren voorzien 50% van glucose toevoer
Hormonale controle van het brandstof metabolisme
insuline
glucagon
epinephrine
Insuline
Promoot opslag van brandstofmoleculen in lever, spier en vetweefsel
Wordt geproduceerd in beta-cellen pancreas als glucose concentratie in bloed tussen 5,5 en 6 mM is
Glucose opname stijgt in spiercellen en vetcellen door opregulatie GLUT4 transporters
Glycogeen synthese stijgt in spier en lever
Gluconeogenese wordt geïnhibeerd in lever
Overmatige glucose wordt omgezet naar vetzuren via vetzuursynthese in lever en vetweefsel
Vetzuurmobilisatie wordt geïnhibeerd in vetweefsel