Sociologisch perspectief
Deel 3: bouwwerken van de sociologie
Hoofdstuk 2: groeperingen en netwerken
1. Groeperingen en netwerken: definitie en kermerken
Sociale posities – sociale relaties => sociale context =>
“groepering”
Groepering = Verzameling van mensen die op een of andere
manier af te bakenen is van andere mensen -> wij zijn af te
bakenen ten opzichte van de werkmannen. Wij zijn een duidelijke
groep mensen die samen horen.
Vb. Gezin, fanfare, alle 18-jarigen, werknemers van een bedrijf,
alle studenten SAW in Vlaanderen, treinreizigers in een
compartiment, patiënten in een wachtzaal,…
=> Verschillende types van groeperingen
Kenmerken om groeperingen te onderscheiden
o Aantal leden => aantal mogelijke relaties = N(N-1)/2 //
Macht! De aantal leden bepalen hoeveel macht er is. Iedereen
kan met iedereen een relatie aangaan maar alleen niet met
zichzelf dus daarom -1.
o Samenstelling: heterogeen (hierarchie) of homogeen (geen
hierarchie) => hiërarchie!
o Aard van de interactie en de communicatie
Direct / indirect: je communicatie is meestal direct met de
mensen die dicht staan. indirect met mensen in de klas
bijvoorbeeld.
Diepgaand, vertolking van emoties // utilitaire
communicatie // Inhoudloze communicatie (zie ook
kenmerk 9)
Frequentie, regelmaat, richting,…
o Gemeenschappelijke waarden en normen bij de leden =>
gemeenschappelijk bewustzijn vb samen eten of niet samen
eten. Je regels binnen je gezin
o Samenhorigheidsgevoel = wij-zij gevoel (Vlamingen tegenover
de Walen) (Belgen tegen de Nederlanders toch ook anders)
=> dubbele moraal (ineens horen de walen toch tot bij ons) ,
stereotypering // perceptie = dynamisch
o Duurzaamheid: toevallige, vluchtige ontmoeting <->
continuïteit in het bestaan => gemeenschappelijke
herinneringen, tradities,… => belangrijk voor
samenhorigheidsgevoel vb lezing, een lezing op de namiddag
, de groep waarmee je zit doe je eens een klapje mee. De
mensen waarmee je les volgt heb je een
samenhorigheidsgevoel bij
o Openheid versus geslotenheid => hoe open ben je, kan je
gewoon binnen stappen of niet
o Vrijwillige versus gedwongen toetreding vb vrijwillig aanwezig
in de klas of ben je verplicht in de klas.
o Instrumentele versus affectieve en waarderationele
communicatie. Is het doelgericht of emotionele communicatie
of waarderationele communicatie. De ene groepering kan je
koppelen kan je met die kenmerken omschrijven en de andere
ook
2. Groeperingen: typologie volgens Merton (Merton zegt er
zijn 3 soorten, later nog ene bij gevoegd)
a. Groep
o “groep” in dagelijks taalgebruik = groepering voor sociologen
Voorbeelden groep: gezin, koppel
o Groep = een kleine groepering waarvan leden frequent en
duurzaam met elkaar interacteren op een voornamelijk directe
wijze en gekenmerkt door gemeenschappelijke waarden en
normen met op basis daarvan gevoelens van samenhorigheid
o Directe, frequente en duurzame sociale interactie
Allemaal met elkaar (in de klas zijn we geen groep, we
hebben geen direct gesprek gehad), direct, frequent en
langdurig interageren
Duurzame interactie => vaste positieverhouding t.o.v.
elkaar & gevestigde gedragspatronen
o Gemeenschappelijke waarden en normen &
gemeenschappelijk bewustzijn
d.w.z. Cultuurelementen => gedrag => gedragspatronen
o Samenhorigheidsgevoel: door zichzelf, door andere leden én
door niet-leden als lid beschouwd worden
o Vb. gezin, vriendengroep
b. Collectiviteit
o Collectiviteit = een verzameling van personen die
solidariteitsgevoelens hebben op basis van
gemeenschappelijke waarden, die zich moreel verplicht voelen
aan bepaalde normen te voldoen maar waarvan de leden
geen directe interactie met alle medeleden onderhouden
o Gemeenschappelijke waarden en normen => gevestigde
gedragspatronen
Deel 3: bouwwerken van de sociologie
Hoofdstuk 2: groeperingen en netwerken
1. Groeperingen en netwerken: definitie en kermerken
Sociale posities – sociale relaties => sociale context =>
“groepering”
Groepering = Verzameling van mensen die op een of andere
manier af te bakenen is van andere mensen -> wij zijn af te
bakenen ten opzichte van de werkmannen. Wij zijn een duidelijke
groep mensen die samen horen.
Vb. Gezin, fanfare, alle 18-jarigen, werknemers van een bedrijf,
alle studenten SAW in Vlaanderen, treinreizigers in een
compartiment, patiënten in een wachtzaal,…
=> Verschillende types van groeperingen
Kenmerken om groeperingen te onderscheiden
o Aantal leden => aantal mogelijke relaties = N(N-1)/2 //
Macht! De aantal leden bepalen hoeveel macht er is. Iedereen
kan met iedereen een relatie aangaan maar alleen niet met
zichzelf dus daarom -1.
o Samenstelling: heterogeen (hierarchie) of homogeen (geen
hierarchie) => hiërarchie!
o Aard van de interactie en de communicatie
Direct / indirect: je communicatie is meestal direct met de
mensen die dicht staan. indirect met mensen in de klas
bijvoorbeeld.
Diepgaand, vertolking van emoties // utilitaire
communicatie // Inhoudloze communicatie (zie ook
kenmerk 9)
Frequentie, regelmaat, richting,…
o Gemeenschappelijke waarden en normen bij de leden =>
gemeenschappelijk bewustzijn vb samen eten of niet samen
eten. Je regels binnen je gezin
o Samenhorigheidsgevoel = wij-zij gevoel (Vlamingen tegenover
de Walen) (Belgen tegen de Nederlanders toch ook anders)
=> dubbele moraal (ineens horen de walen toch tot bij ons) ,
stereotypering // perceptie = dynamisch
o Duurzaamheid: toevallige, vluchtige ontmoeting <->
continuïteit in het bestaan => gemeenschappelijke
herinneringen, tradities,… => belangrijk voor
samenhorigheidsgevoel vb lezing, een lezing op de namiddag
, de groep waarmee je zit doe je eens een klapje mee. De
mensen waarmee je les volgt heb je een
samenhorigheidsgevoel bij
o Openheid versus geslotenheid => hoe open ben je, kan je
gewoon binnen stappen of niet
o Vrijwillige versus gedwongen toetreding vb vrijwillig aanwezig
in de klas of ben je verplicht in de klas.
o Instrumentele versus affectieve en waarderationele
communicatie. Is het doelgericht of emotionele communicatie
of waarderationele communicatie. De ene groepering kan je
koppelen kan je met die kenmerken omschrijven en de andere
ook
2. Groeperingen: typologie volgens Merton (Merton zegt er
zijn 3 soorten, later nog ene bij gevoegd)
a. Groep
o “groep” in dagelijks taalgebruik = groepering voor sociologen
Voorbeelden groep: gezin, koppel
o Groep = een kleine groepering waarvan leden frequent en
duurzaam met elkaar interacteren op een voornamelijk directe
wijze en gekenmerkt door gemeenschappelijke waarden en
normen met op basis daarvan gevoelens van samenhorigheid
o Directe, frequente en duurzame sociale interactie
Allemaal met elkaar (in de klas zijn we geen groep, we
hebben geen direct gesprek gehad), direct, frequent en
langdurig interageren
Duurzame interactie => vaste positieverhouding t.o.v.
elkaar & gevestigde gedragspatronen
o Gemeenschappelijke waarden en normen &
gemeenschappelijk bewustzijn
d.w.z. Cultuurelementen => gedrag => gedragspatronen
o Samenhorigheidsgevoel: door zichzelf, door andere leden én
door niet-leden als lid beschouwd worden
o Vb. gezin, vriendengroep
b. Collectiviteit
o Collectiviteit = een verzameling van personen die
solidariteitsgevoelens hebben op basis van
gemeenschappelijke waarden, die zich moreel verplicht voelen
aan bepaalde normen te voldoen maar waarvan de leden
geen directe interactie met alle medeleden onderhouden
o Gemeenschappelijke waarden en normen => gevestigde
gedragspatronen