100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting Cytologie - Alle te kennen leerstof

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
62
Geüpload op
02-09-2025
Geschreven in
2024/2025

Duidelijk uitgelegd, kaders om makkelijk te studeren.


















Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Geüpload op
2 september 2025
Aantal pagina's
62
Geschreven in
2024/2025
Type
Samenvatting

Voorbeeld van de inhoud

Cel II: Celbiologie
H1: Prepareren en observeren van cellen en weefsels
H2: Bloed
Bloed = een gespecialiseerde vorm van bindweefsel, soort suspensie
=>bestaat uit de bloedcellen en het bloedplasma die door elkaar gemengd zijn
=>voorlopers van de bloedcellen bevinden zich in het beenmerg
=> volwassen persoon 5-6 liter bloed

Samenstelling bloed:
bloedcellen bloedplasma bloedserum

hematocriet = het aantal rode bloedcellen in lichtgeel, vloeibaar deel van het bloed serum = het bloedplasma
het bloed ➔ zorgt voor het vervoer van zonder de
stoffen in het bloed vb) stollingseiwitten
rode bloedcellen = erytrocyten glucose, CO2 ➔ ontstaat bij
★ 45% ➔ bevat in oplossing alle gestold bloed =>
★ zuurstof vervoeren met hulp van bestanddelen voor een plasma eiwit
hemoglobine instandhouden bloed gaat neerslaan
➔ 54,30 % aan en
witte bloedcellen = leukocyten ➔ bevat water fibrinedraden
★ 0,70% ➔ bevat bloedeiwitten
vormen: fibrine
★ ziekteverwekkers onschadelijk maken bloedklonter
◆ fibrinogeen, albumine,
○ ziekteverwekker insluiten waarin alle cellen
imunnoglobines
○ antistof maken gevangen zitten
➔ bevat zouten, hormonen,
afbraakproducten,
bloedplaatjes = trombocyten voedingsstoffen
★ bloedstolling
★ geen echte cellen
★ ontstaan nadat megakaryocyten in het
beenmerg hun cytoplasma afsnoeren


bloed een tijdje laten staan => serum + bloedstolsel (vaste bloedbestanddelen en
fibrinedraden)
bloed centrifugeren => laagje plasma, laagje rode bloedcellen, laagje witte bloedcellen

Aantallen van de bloedcellen

Aantal bloedcellen
➢ absolute waarde via celcounter
➢ relatieve waarde via bloeduitsrijkje
○ uitsmeren van een druppel bloed zodat de bloedcellen naast elkaar liggen
○ bloedcellen hebben geen kleur
○ na het drogen bloedcellen kleuren en bekijken met klaarveld microscoop om
ze te tellen




1

,=> het aantal van een bepaalde soort bloedcel is belangrijk bij de diagnose van bepaalde
ziekten vb) leukemie-patiënten hebben te weinig witte bloedcellen
★ erytrocyten
★ leukocyten
○ agranulocyten
■ lymfocyten 20-40%
■ monocyten 3-8%
○ granulocyten
■ neutrofielen 40-75% (het meeste)
■ eosinofielen 1-4%
■ basofielen 1%
★ trombocyten

De rode bloedcellen
= erytrocyten = rbc

➔ geen kern, bijna geen celorganellen
➔ biconcave schijfjes = schijfjes met een deuk in het midden
◆ diameter van 7 micrometer
◆ gemakkelijk vervormbaar (door kleine capillairen gaan)
◆ alle rode bloedcellen hebben dezelfde vorm, grootte
➔ kleuring met eosine: rood
➔ bevatten het eiwit hemoglobine in grote hoeveelheden
◆ nodig voor het transport van O2 en CO2
◆ geeft de rode kleur aan bloed
➔ levensduur van 120 dagen
◆ daarna uit bloedbaan verwijdert en afgebroken door macrofaag
◆ nieuwe rbc gemaakt in het rode beenmerg door invloed nieren
➔ reticulocyten
◆ voorlopercellen van rbc
◆ bevatten nog ribosomen, ribosomaal RNA
➔ geldrol = rouleaux
◆ schikking van erytrocyten: vlakke zijden in lange rijen tegen elkaar aan
◆ druk: ze komen los van elkaar
◆ agglutinatie: erytrocyten klitten definitief vast door antilichamen




2

, 1) EPO-Gen = erytropoëtine
★ hormoon dat geproduceerd wordt in de nier
★ stimuleert de voorlopercellen in het beenmerg om rijpe, rode
bloedcellen te vormen (bij aanmaak van nieuwe rbc)
★ bij een lage zuurstofconc. in het bloed gaan de nieren meer
EPO produceren
○ door extra hoeveelheid rode bloedcellen kan
zuurstoftransport toenemen
★ ong. 2 miljoen rbc per seconde afgebroken en opnieuw
gevormd in beenmerg

2) CO-vergiftiging
In de rode bloedcellen: eiwit hemoglobine: bindt zowel met O2 als
C02 en vervoert het
● in zuurstofrijke regio’s: hemoglobine laat CO2 los en bindt met O2 =>
oxyhemoglobine
● in zuurstofarme regio’s: hemoglobine laat O2 los (in de weefsels die het gebruiken
voor verbranding) en bindt met CO2

CO2 (gemaakt in weefsels) wordt naar de longen getransporteerd op verschillende manieren
● gebonden aan hemoglobine
● opgelost in het bloedplasma
CO2 bindt sterker met hemoglobine dan O2 => te hoge CO2 conc. in omgeving gevaarlijk

=> In een slecht geventileerde, kachelverwarmde ruimte: veel CO aanwezig
=> CO heeft een hogere affiniteit dan O2 en CO2: hemoglobine bindt irreversibel aan CO
waardoor hemoglobine niet meer voldoende kan binden aan O2=> zuurstoftekort in weefsels

3) Bloedgroepen
op het membraan van de rode bloedcellen komen antigenen voor die de bloedgroep bepalen

Abnormale bestanddelen, vorm van rode bloedcellen
● Stippeling = nog een organel aanwezig: RNA-resten
○ Howell Jolly = rest van een kern (DNA-fragment dat donker kleurt)
● Aantal: anemie (te weinig rbc) ⇔ poly globulinemie (te veel rbc)
● Kleur bepaald door conc. hemoglobine: Hypochroom, normochroom, hyperchroom
● Grootte van de rbc kan verschillen
● Vormafwijking
○ sikkelcelanemie veroorzaakt opstapeling
○ druppelvorm
○ vaak bij anemie

De witte bloedcellen
=leukocyten =wbc
● bolvorm
● bezitten wel een kern en celorganellen


3

, ● geen hemoglobine
● te weinig wbc = leukocytose ⇔ te veel wbc = leukopenie
2 klassen:
★ Agranulocyten
○ bevatten geen granulen/korreling in het cytoplasma
○ 1 kern met een regelmatige vorm
■ lymfocyten en monocyten
★ Granulocyten
○ bevatten granulen/korreling in het cytoplasma
○ onregelmatige gelobde kern
■ neutrofielen en eosinofielen en basofielen
Diapedese = de witte bloedcellen verlaten de bloedbaan
→ ze glijden door twee naast elkaar gelegen endotheelcellen en komen terecht in
bindweefsel
Fagocytose = de witte bloedcellen ruimen bacteriën op door ze in te sluiten
→betrokken bij verdedigingssysteem tegen lichaamsvreemde stoffen

Agranulocyten
1) Lymfocyten
➢ kern heel groot t.o.v. het cytoplasma: grote nucleoplamsatische index
○ heterochromatische kern: heel sterk verpakt, DNA niet actief
○ mooie gladde kern, geen lobben
○ kern is donker gekleurd
➢ kleine cellen
➢ In het cytoplasma, inactief
○ bijna geen cytoplasma
○ bijna geen korrels
➢ actief
○ verdubbelen in diameter
○ meer cytoplasma
○ korrels komen voor
○ actieve lymfocyt met granulen = lysosoom
➢ Functie
○ specifieke immuunreactie = specifieke lichaamsvreemde stoffen worden
uitgeschakeld
➢ 2 klasses lymfocyten (morfologisch heel moeilijk te onderscheiden)
○ B-lymfocyt (toename ribosomen op RER)
■ rol in humorale immuniteit = extracellulair
■ ziekteverwekkers in lichaamsvocht
■ specifieke antistoffen maken tegen specifieke antigenen
■ niet veel in bloedbaan
○ T-lymfocyt (toename vrije ribosomen)
■ rol in cellulaire immuniteit = intracellulair
■ zieke cellen
■ in de bloedbaan
=> morfologisch onderscheiden we enkel T en B cellen, maar functioneel bestaat er een
grote lymfocyt populatie


4

,Aanmaak witte bloedcellen
=> alle wbc worden in het beenmerg of de thymus gevormd uit een megakoaryocyt en
verder gedifferentieerd

2) Monocyten
● kern in hoefijzervorm, niervorm
○ chromatine is minder dens dan lymfocyt; actiever
○ kern minder donker gekleurd
○ 2-3 kernlichaampjes
● grootste wbc
● veel lysosomen in het cytoplasma (stippeltjes)
● verlaten de bloedbaan en worden macrofagen in
verschillende weefsels
● Functie
○ via fagocytose dode cellen en vreemde stoffen
opnemen
○ receptoren voor antigenen

Granulocyten
3) Neutrofielen
➢ sterk ingesnoerde, gelobde kern (bijna niet meer
aan elkaar)
○ heterochromatine ligt tegen de kernwand
➢ veel in aantal (40-70% wbc)
➢ gemiddelde grootte
➢ hebben lysosomen, korrels in het cytoplasma
➢ functie
○ bloedbaan verlaten via diapedese en
aangetrokken naar beschadigde gebieden
○ fagocytose
○ eerste afweer tg bacteriële infecties
➢ heel veel jonge neutrofielen : infectie

4)Eosinofielen
➢ brilvormige kern, 2 lobben
➢ klein in aantal (1-4% wbc)
➢ gemiddelde grootte
➢ hebben lysosomen, korrels in cytoplasma
○ specifieke granulen: zure fosfatase,
○ cathepsine, ribonuclease, major basic protein
(zeer basisch: kleurbaarheid met eosine =>
cytoplasma donkerder gekleurd)
➢ functie
○ fagocytose (tragere diapedese)
○ (worm) infecties



5

, ○ opruimers Ag-Al complexen bij allergieën
○ parasieten bestrijden

5)Basofielen
➢ kernen verstopt achter de korreling
➢ kleinste aantal (minder dan 1% wbc)
➢ gemiddelde grootte
➢ in het cytoplasma veel korrels (gekleurd met een
basische kleurstoffen = basofiel)
○ specifieke granulen: histamine (lokt
fagocytose uit), heparine (voorkomt
bloedstolling)
➢ Functie
○ allergieën, sinitus, ontstekingen




De bloedplaatjes = trombocyten
● zeer klein (2-4 micrometer)
● zeer veel in ons bloed
● licht basofiel en bevatten korreling
● levensduur: 10 dagen
● spelen belangrijke rol bij bloedstolling = hemostase
○ bloeding ontstaat: bloedplaatjes hechten aan de wand
○ agglutinatie bloedplaatjes onderling
○ vormen samen met stollingseiwitten(=stollingsfactoren) een ingewikkeld
complex: bloeding stelpen


6

, ○ fibrinedraden verstevigen de stop

● ontstaan uit voorlopercellen in het beenmerg: megakaryocyten
○ uiteenvallen,afbrokkelen van de megakaryocyten
○ van elke megakaryocyte ong 3000 bloedplaatjes losgemaakt

Het beenmerg:
● sponsachtig weefsel met voedingsstoffen en bloedvaten
● in de holtes van lange en platte beenderen
● 2 types beenmerg
○ rood beenmerg
○ geel beenmerg (veel meer vetcellen)
● megakaryocyten: zeer grote cellen (150 micrometer) gevangen in het beenmerg
● vetcellen in beenmerg
=> hematopoiese = stamcellen ontwikkelen zich tot verschillende bloedcellen
=> multipotent hematopoietische cellen: vermogen om uit te groeien tot alle verschillende
soorten bloedcellen (invloed omgevingsfactoren & hormonen)




Het afweersysteem = het immuunsysteem

Functie = beschermen tegen pathogenen (=ziekteverwekkers)
vb) bacteriën, virussen, schimmels, parasieten, geïnfecteerde eigen lichaamscellen

3 lagen van de immuunafweer bij gewervelde dieren

1) mechanische en chemische verdediging
mechanische barrière: fysieke huid barrières
chemische barrière: lage pH (maag,) en anti-bacteriële enzymen (tranen)
=> zorgen dat het niet in het lichaam binnen kan

2) Aangeboren immuunsysteem
3) Adaptieve immuunsysteem

wisselwerking tss 2 systemen
★ bieden ALLEBEI verdediging tegen ziekteverwekkers die mechanische, chemische
grenzen van het lichaam overschrijden

Aangeboren immuunsysteem Adaptieve, verworven immuunsysteem

★ aanwezig vanaf de geboorte ★ ontwikkel je doorheen je leven
★ activering binnen minuten, uren ★ activering kost dagen
★ aspecifieke afweer ★ specifieke afweer
★ afweer blijft gelijk na herhaalde infectie ★ afweer neemt toe na herhaalde infectie
★ omvatten complementsystemen en ★ versterkt het aangeboren immuunsysteem
verschillende soorten witte bloedcellen ★ omvatten T-lymfocyten en B-lymfocyten
○ fagocytosiche cellen (neutrofiel) B-lymfocyten
○ natural killer cellen (grote lymfocyten) ➔ ontstaan in het beenmerg



7

,○ complementeiwitten T-lymfocyten
○ interleukinen ➔ ontstaan in de thymus
○ = aangeboren responsproducten antistoffen = antilichamen




Hoe komt het immuunsysteem op gang?
➢ antigenen van cellen worden voortdurend gecontroleerd door het immuunsysteem
(op het membraan van alle cellen zitten antigenen)
➢ een pathogeen met een vreemd antigen wordt herkend door de cellen van het
immuunsysteem
➢ goed werkend immuunsysteem zal binnen een bepaalde tijd alle pathogenen
uitschakelen
★ Aspecifieke afweer
○ cellen die zich niet specifiek richten op 1 soort pathogeen
○ fagocytosen
■ monocyten, neutrofielen, eosinofielen zijn fagocytosen
■ andere cellen opeten
■ plaatsen antigen van pathogeen op hun membraan zodat lymfeklieren
het kunnen tonen aan lymfocyten => adaptieve immuunsysteem
activeren
★ Specifieke afweer
○ afweer tegen 1 specifieke soort cellen
○ 2 soorten specifieke afweer
■ humorale afweer: ziekteverwekkers in lichaamsvocht
■ cellulaire afweer: geïnfecteerde cellen
○ B-lymfocyten
■ maken antistoffen aan tg pathogeen
■ virussen kunnen niet meer binnen in cellen & bacteriën gaan kapot
■ humorale afweer
○ T-lymfocyten
■ bestrijden pathogenen die in de gastheer zitten (buiten zicht
afweersysteem)
■ schieten geïnfecteerde cellen lek => makkelijker opgeruimd worden
■ cellulaire afweer




8

, Cellulaire afweer
=> macrofaag gaat antigenen presenteren (APC=
antigen presenterende cel)
=> T-helper cellen hebben een specifieke T-cel
receptor die juist het antigeen op de macrofaag
herkent
=> T-helper cellen laten cytokines vrij
=> cytotoxische T-cellen schieten pathogeen lek
=> pathogeencel doet apoptose


Humorale afweer
=> B-cellen produceren antistoffen/ antilichamen/ immunoglobulinen
=> antilichamen komen vrij in de bloedbaan
=> antilichamen hechten zich aan oppervlak van pathogeen: onschadelijk gemaakt

Structuur immunoglobulinen:
➢ 2 zware & 2 lichte ketens (zware ketens binden via S-bruggen)
➢ Fab (bindt met het antigen) & Fac (niet met antigen te binden maar
andere structurele functies)
➢ elke B-cel produceert een uniek immunoglobuline
➢ elke antistof heeft specifieke receptor voor een bepaald antigen
○ als receptor bindt met een antigen wordt de B-cel
gestimuleerd om grote hoeveelheden van dat specifiek
anitsof te maken => klonale selectie
cytokines = cellen die signalen doorgeven van ene immuuncel naar de
andere
=> boodschappers in zowel aangeboren als verworven immuunsysteem
aanmaak door wbc

Immunologisch geheugen= verworven immuunsysteem onthoudt kenmerken van pathogeen

Hoe? Meeste afweercellen gaan direct dood nadat pathogeen is opgeruimd maar B- en T-
geheugencellen blijven een paar jaar leven en onthouden wat ze gezien hebben

Lymfeklieren en bloedsomloop

De lymfeklieren:
=> basis voor beginnen van adaptieve, verworven immuunsysteem
Algemeen: lymfeklieren verzamelen informatie over antigenen en geven deze informatie
door aan de T- en B-lymfocyten zodat deze de antigenen kunnen herkennen




9

, Stap 1) lymfocyten verlaten bloedsomloop en gaan zitten in
lymfeklier
Stap 2) lichaamsvocht(lymfe) levert via lymfevaten oplosbaar
antigen aan lymfeklier
Stap 3) B-cellen herkennen oplosbaar antigen
Stap 4) T-cellen herkennen oplosbaar antigen
Stap 5) interactie tss de B en de T cellen => de B cel
verandert en produceert de juiste antistoffen
Stap 6) lichaamsvocht (lymfe) terug afgevoerd naar
bloedsomloop


Lymfevloeistof = Lymfe = interstitiële vloeistof = lichaamsvocht
● apart lymfevatenstelsel
● bevat 3 keer volume van bloed
● bestaat uit water met veel eiwitten
● vervoert lymfocyten

Primaire lymfoïde organen: beenmerg en thymus
secundaire lymfoïde organen: lymfeklieren en milt => betrokken bij initiëren van
immuunrespons (zie tekening)

De bloedsomloop:
T-lymfocyten en B-lymfocyten aanvoeren, transporteren in het lichaam via bloedvaten
=> leukocyten = wbc circuleren door het lichaam een bevinden zich in weefsels en
lymfeklieren

Het complementsysteem
= een reeks eiwitten die opgelost is in het bloed, de eiwitten binden direct aan bacteriën en
schimmels
=> belangrijk onderdeel van het aangeboren immuunsysteem
=> 3 verschillende manieren voor complementactivering
H3: Celorganellen
➔ Cytomorfologie = beschrijven van de celorganellen (=subcellulaire structuren) & hun
functies
➔ gegeneraliseerde cel: een cel waarin alle mogelijke celorganellen voorkomen
◆ bepaalde celtypes hebben meer/minder/geen bepaalde celorganellen
afhankelijk v.d. functie


zichtbaar met LM zichtbaar met EM

-membraan -membraan
-kern -kern
-cytoplasma -cytoplasma
-cytoskelet (=cytofilamenteus systeem)


10
€6,46
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
lysannedevuyst

Ook beschikbaar in voordeelbundel

Thumbnail
Voordeelbundel
CELII: Biochemie + Cytologie
-
2 2025
€ 13,42 Meer info

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
lysannedevuyst Universiteit Gent
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
2
Lid sinds
4 maanden
Aantal volgers
0
Documenten
7
Laatst verkocht
1 dag geleden
Geneeskunde samenvattingen voor dummies

Eerste zit? HELL YEA

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via Bancontact, iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo eenvoudig kan het zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen