8 TIJD VAN BURGERS EN STOOMMACHINES
8.1 Industrialisatie en modern imperialisme
Veranderingen op het platteland
In de zeventiende en achttiende eeuw kwamen grote stukken landbouwgrond in handen van
grootgrondbezitters, wat leidde tot schaalvergroting en een hogere voedselproductie. Dit
verminderde de honger en verhoogde de levensduur, maar leidde ook tot dalende voedselprijzen.
Boeren, die eerst huisnijverheid deden als bijverdienste, moesten nu harder werken om te overleven,
wat hen naar de steden deed trekken voor werk.
De industriële revolutie begint
De industriële revolutie begon in Groot-Brittannië (had veel koloniën), waar uitvindingen in de
textielindustrie het productieproces versnellen. Machines werden aangedreven door water- en
stoomkracht in plaats van spierkracht, wat leidde tot de oprichting van grote fabrieken. Deze
veranderingen maakten producten goedkoper, waardoor huisnijverheid niet meer concurrerend was,
en trokken steeds meer mensen naar de steden om in de fabrieken te werken. Dit ging hand in hand
met de bouw van nieuwe fabrieken, die arbeiders nodig hadden. Zo ontstond een industriële
samenleving.
Grondstoffen en afzetmarkten
De industriële revolutie breidde zich uit naar Europa en Noord-Amerika, waar de vraag naar
grondstoffen en afzetmarkten toenam (kenmerk van industrieel kapitalisme). Koloniën werden
belangrijke leveranciers van grondstoffen en afzetmarkten voor fabrieksproducten.
Transporttechnologieën, zoals treinen en het Suezkanaal, vergemakkelijkten deze uitwisseling. De
competitie om koloniën leidde tot een versneld proces van imperialisme, waarbij landen Afrika en
andere gebieden koloniseerden. In 1885 kwamen Europese landen met koloniale belangen in Afrika,
zoals Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland, samen in Berlijn om Afrika onderling te verdelen,
zonder rekening te houden met de belangen van Afrikanen. Dit leidde tot het scheiden van Afrikaanse
stammen over verschillende kolonies. De Belgische koning Leopold II werd eigenaar van de
Onafhankelijke Congostaat, waar rubber werd gewonnen voor de opkomende auto-industrie. Om
maximale winst te behalen, voerde de Belgische Force Publique een gewelddadig regime over de
inheemse bevolking.
Nationale trots en superioriteitsgevoel
Het nationalisme en sociaaldarwinisme waren belangrijke oorzaken van het modern imperialisme in
de negentiende eeuw. Nationalisme zorgde voor trots op het eigen land, waarbij landen met meer
koloniën meer macht en aanzien verwierven. Het sociaaldarwinisme, dat voortkwam uit Charles
Darwins evolutietheorie, werd door sommige denkers toegepast op mensen en stelde dat sterkere
volken recht hadden om zwakkere volken te overheersen. Deze visie werd vaak gemotiveerd door de
gedachte dat de 'sterke' volken de plicht hadden om de gekoloniseerde volken te 'helpen' door hen
de westerse beschaving bij te brengen, wat door Rudyard Kipling werd aangeduid als "the white
man's burden".
Nederlands imperialisme
Nederland had geen koloniale ambities in Afrika, maar breidde wel haar invloed uit in Nederlands-
Indië. Boeren werden verplicht om producten te verbouwen voor de koloniale overheid via het
cultuurstelsel. Het cultuurstelsel was een systeem in Nederlands-Indië (1830-1870) waarbij boeren
gedwongen werden om een deel van hun land te bebouwen met exportgewassen voor de
Nederlandse staat, wat leidde tot uitbuiting en armoede. Het systeem werd bekritiseerd, vooral door
Multatuli in Max Havelaar. Na 1870 veranderde Nederlands-Indië in een leverancier van industriële
8.1 Industrialisatie en modern imperialisme
Veranderingen op het platteland
In de zeventiende en achttiende eeuw kwamen grote stukken landbouwgrond in handen van
grootgrondbezitters, wat leidde tot schaalvergroting en een hogere voedselproductie. Dit
verminderde de honger en verhoogde de levensduur, maar leidde ook tot dalende voedselprijzen.
Boeren, die eerst huisnijverheid deden als bijverdienste, moesten nu harder werken om te overleven,
wat hen naar de steden deed trekken voor werk.
De industriële revolutie begint
De industriële revolutie begon in Groot-Brittannië (had veel koloniën), waar uitvindingen in de
textielindustrie het productieproces versnellen. Machines werden aangedreven door water- en
stoomkracht in plaats van spierkracht, wat leidde tot de oprichting van grote fabrieken. Deze
veranderingen maakten producten goedkoper, waardoor huisnijverheid niet meer concurrerend was,
en trokken steeds meer mensen naar de steden om in de fabrieken te werken. Dit ging hand in hand
met de bouw van nieuwe fabrieken, die arbeiders nodig hadden. Zo ontstond een industriële
samenleving.
Grondstoffen en afzetmarkten
De industriële revolutie breidde zich uit naar Europa en Noord-Amerika, waar de vraag naar
grondstoffen en afzetmarkten toenam (kenmerk van industrieel kapitalisme). Koloniën werden
belangrijke leveranciers van grondstoffen en afzetmarkten voor fabrieksproducten.
Transporttechnologieën, zoals treinen en het Suezkanaal, vergemakkelijkten deze uitwisseling. De
competitie om koloniën leidde tot een versneld proces van imperialisme, waarbij landen Afrika en
andere gebieden koloniseerden. In 1885 kwamen Europese landen met koloniale belangen in Afrika,
zoals Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland, samen in Berlijn om Afrika onderling te verdelen,
zonder rekening te houden met de belangen van Afrikanen. Dit leidde tot het scheiden van Afrikaanse
stammen over verschillende kolonies. De Belgische koning Leopold II werd eigenaar van de
Onafhankelijke Congostaat, waar rubber werd gewonnen voor de opkomende auto-industrie. Om
maximale winst te behalen, voerde de Belgische Force Publique een gewelddadig regime over de
inheemse bevolking.
Nationale trots en superioriteitsgevoel
Het nationalisme en sociaaldarwinisme waren belangrijke oorzaken van het modern imperialisme in
de negentiende eeuw. Nationalisme zorgde voor trots op het eigen land, waarbij landen met meer
koloniën meer macht en aanzien verwierven. Het sociaaldarwinisme, dat voortkwam uit Charles
Darwins evolutietheorie, werd door sommige denkers toegepast op mensen en stelde dat sterkere
volken recht hadden om zwakkere volken te overheersen. Deze visie werd vaak gemotiveerd door de
gedachte dat de 'sterke' volken de plicht hadden om de gekoloniseerde volken te 'helpen' door hen
de westerse beschaving bij te brengen, wat door Rudyard Kipling werd aangeduid als "the white
man's burden".
Nederlands imperialisme
Nederland had geen koloniale ambities in Afrika, maar breidde wel haar invloed uit in Nederlands-
Indië. Boeren werden verplicht om producten te verbouwen voor de koloniale overheid via het
cultuurstelsel. Het cultuurstelsel was een systeem in Nederlands-Indië (1830-1870) waarbij boeren
gedwongen werden om een deel van hun land te bebouwen met exportgewassen voor de
Nederlandse staat, wat leidde tot uitbuiting en armoede. Het systeem werd bekritiseerd, vooral door
Multatuli in Max Havelaar. Na 1870 veranderde Nederlands-Indië in een leverancier van industriële