Algemene voedingsleer:
Macronutriënten: Voedingsstoffen die energie leveren
Koolhydraten (KH)
Vetten
Eiwitten
(Alcohol)
Micronutriënten: Optimaal functioneren lichaamsprocessen
Vitamines
Mineralen
Spoorelementen
Voedingsvezels en bioactieve stoffen: Beschermende rol
Carotenoïden
Flavonoïden
Glucosinolaten
Indolen
Voedingsvezels
Voedingsstoffen en hun functies:
Energie en energieleverende stoffen:
Elk individu heeft een andere hoeveelheid nodig, de energie-inname moet gelijk zijn aan het
energieverbruik.
Dit hangt af van:
Geslacht
Lengte en gewicht
Leeftijd
Activiteit
Fysiologische factoren
Hierbij geldt ook:
1g Vet = 9 kcal
1g KH = 4 kcal
1g eiwitten = 4 kcal
(1g alcohol = 7 kcal)
De hoeveelheden van deze voedingsstoffen moeten ook in evenwicht zijn:
50-55% KH
30-35% vetten
10-15% eiwitten
Bouwstoffen:
,Groei en aanmaak nieuwe cellen en weefsels. Eiwitten, mineralen en water
Beschermende stoffen:
Helpen lichaamsprocessen en gebeuren in waterig milieu Vitaminen en mineralen
Voedingsvezels:
Hebben belangrijke gunstige effecten en functies in het maagdarmstelsel.
Een tekort of overmaat van deze stoffen kan ernstige gezondheidsrisico’s met zich meebrengen.
Toepassing:
Een volwassene heeft een energiebehoefte van 2000 kcal/d. Bereken hoeveel gram KH, vetten en
eiwitten de voeding van deze persoon moet omvatten.
KH = 55% = 1100 kcal = 275g
Vetten = 30-35% = 600-700 kcal = 66,6-77,7g
Eiwitten = 10-15% = 200-300 kcal = 50-75g
Spijsvertering:
Om de energie van de macronutriënten te gebruiken moeten ze afgebroken worden tot kleinere
moleculen die door de darmwand in de bloedcirculatie opgenomen worden.
Verteren =
Afbraak (vertering)
Opname (absorptie)
Verwerking en uitscheiding van afvalstoffen (excretie)
KH en voedingsvezels:
, Koolhydraten:
KH = sachariden (suikers in volksmond)
Chemische structuur en indeling van KH:
KH zijn opgebouwd uit C, H en O tot een chemische verbinding met formule (CH2O)n. KH hebben
steeds 6 C atomen!
Naargelang de ketenlengte verdelen we de KH in verschillende soorten.
Monosachariden (suiker in VM)
o 1 monosacharide molecule
o Glucose, fructose en galactose
Voorbeelden: Druivensuiker/dextrose, fruit en melk
Disachariden
o 2 monosacharide moleculen
VB: sacharose (of sucrose), lactose (melksuiker) en maltose
(moutsuiker)
Melkproducten zijn een belangrijke bron van lactose (galactose +
glucose)
Sacharose is opgebouwd uit glucose + fructose en zit in suikerrijke producten.
Oligosachariden
o Bestaan uit meerdere monosachariden
VB: dextrines (afbraakproduct zetmeel)
Ook vaak in poeders gebruikt in mondzorg
Polysachariden (granen en volkoren in VM)
o Bestaan uit duizenden monosachariden
VB: zetmeel (uit planten), glycogeen (lever en spieren)
Functies van KH: