Examenvragen Staalvoorbereiding
Vraag 1. Meerkeuze (15pt)
In een gravimetrische analyse waarbij het bestanddeel bepaald wordt aan de hand
van een neerslag waarvan de samenstelling exact gekend is mag men niet
digereren als er kans op postprecipitatie. JUIST
Bij het neerslaan van sulfaat-ionen als bariumsulfaat zal werken met warme
oplossingen de kans op een gemakkelijker filtreerbaar neerslag verlagen. FOUT
Het verband tussen de snelheid en de relatieve oververzadigingsgraad is voor de
kernvorming lineair. FOUT
Het bekomen van een moeilijk filtreerbaar neerslag kan voorkomen worden door
toevoegen van een indifferent elektrolyt aan het reactiemengsel. JUIST
Bij het berekenen van het oplosbaarheidsproduct van AgCl zal bij toenemende
ionsterkte de activiteit van Ag+ en Cl- gelijk gesteld kunnen worden aan de
concentratie van deze ionen in de oplossing. FOUT
De activiteitscoëfficiënt zal voor Ca2+ en Ba2+ gelijk zijn bij gelijke ionsterkte. FOUT
Het oplosbaarheidsproduct is afhankelijk van de concentratie van de
neerslagvormende ionen. FOUT
De oplosbaarheid van een neerslag t.o.v. zuiver water neemt af wanneer men
werkt in een elektrolyt-milieu met een gemeenschappelijk ion. JUIST
De pH van een dinatriumsulfide-oplossing wordt berekend door gebruik te maken
van de hydrolyseconstante KW en van de formule OH- = √ 10−13∗C FOUT
Als een dinatriumwaterstoffosfaat-oplossing 10 keer verdund wordt zal de pH met
1 eenheid stijgen. FOUT
Gegeven de titratie van een dibasisch zuur met een natriumhydroxide: de pH bij
aanvang van de titratie wordt niet beïnvloed door de grootte van de Ka1 – waarde.
JUIST
De conditionele halfwaarde-reductiepotentiaal van het redoxkoppel Cr2O72-/Cr3+
wordt groter naarmate de H+ constante daalt. FOUT
Bij de titratie van een ijzeroplossing met behulp van permanganometrie in
aanwezigheid van chloride-ionen, zorgt het mangaan-ion in het Zimmerman-
Reinhardt reagens ervoor dat het oxideren vermogen van kaliumpermanganaat
daalt. JUIST
Fe2+ ionen en Ti2+ ionen kunnen met behulp van een kaliumdichromaat-oplossing
onafhankelijk van elkaar getitreerd worden. Hierbij ligt de y-waarde van …
Geg E0 (Fe3+/Fe2+) = 0,77 V en E0 (Ti3+/Ti2+) = 0,37 V. JUIST
Extra:
Het verband tussen de snelheid en de relatieve oververzadigingsgraad is voor de
kernvorming lineair: FOUT is enkel voor kristalgroei lineair heir is het exponentieel
Tijdens het digereren zullen grotere kristallen terug in oplossing gaan en zich
afzetten op de kleinere kristallen: niet waar, tegen de grote kristallen
Bij een klein metastabiel gebied in de grafiek zal bij neerslagvorming een zeer
fijne neerslag vormen: NIET WAAR, bij klein gebied is er groffe neerslag
Bij homogene precipitatie zorgt ureum voor de verhoging van de pH: CORRECT
Bij hoge oververzadigingsgraad overheerst kernvorming tov kristalgroei: CORRECT
Goede omstandigheden voor kristalgroei: LAGE G
, Wat te doen voor lage G: lage ionconcentratie en hoge molaire oplosbaarheid
Groot metastabiel gebied: fijne kristallijne neerslag
Postprecipitatie: een tweede ongewenst zout slaat neer na het gewenste neerslag,
NIET TIJDENS
Coprecipitatie: een tweede ongewenst zout slaat neer TIJDENS
NEERSLAGVORMING
Werken met warme oplossingen geeft aanleiding tot fijne neerslag NIET
COLLOÏDAAL
Digereren is NIET goed bij postprecipitatie
Traag toevoegen van neerslagvormend reagens geeft fijne neerslag CORRECT
Homogene precipitatie is een manier om G te verlagen
Colloïdale neerslagen zijn niet makkelijk te filtreren
Bij neerslaan van sulfaat-ionen als bariumsulfaat zal werken met warme
oplossingen ervoor zorgen dat de relatieve oververzadigingsgraad kleiner wordt:
CORRECT
Klein metastabiel gebied geeft colloïdale neerslag
, Vraag 2. (7pt)
Een monster bevat enkel calciumhydroxide en calciumcarbonaat. 9,6583g wordt in een
oplossing gebracht en aangelengd tot 500,0 mL. 200mL van dit staal wordt vervolgens
geanalyseerd op calcium door het neer te slaan als oxalaat. De neerslag wordt
vervolgens gegloeid in de moffeloven tot calciumoxide en weegt 2,5272g.
Bereken het m% calciumcarbonaat in het oorspronkelijk mengsel.
Vraag 3. (5pt)
, Bereken de molaire oplosbaarheid van calciumsulfaat in een milieu met pH = 1
(Ks = 7,10*10-5)
Vraag 4. (5pt)
Vraag 1. Meerkeuze (15pt)
In een gravimetrische analyse waarbij het bestanddeel bepaald wordt aan de hand
van een neerslag waarvan de samenstelling exact gekend is mag men niet
digereren als er kans op postprecipitatie. JUIST
Bij het neerslaan van sulfaat-ionen als bariumsulfaat zal werken met warme
oplossingen de kans op een gemakkelijker filtreerbaar neerslag verlagen. FOUT
Het verband tussen de snelheid en de relatieve oververzadigingsgraad is voor de
kernvorming lineair. FOUT
Het bekomen van een moeilijk filtreerbaar neerslag kan voorkomen worden door
toevoegen van een indifferent elektrolyt aan het reactiemengsel. JUIST
Bij het berekenen van het oplosbaarheidsproduct van AgCl zal bij toenemende
ionsterkte de activiteit van Ag+ en Cl- gelijk gesteld kunnen worden aan de
concentratie van deze ionen in de oplossing. FOUT
De activiteitscoëfficiënt zal voor Ca2+ en Ba2+ gelijk zijn bij gelijke ionsterkte. FOUT
Het oplosbaarheidsproduct is afhankelijk van de concentratie van de
neerslagvormende ionen. FOUT
De oplosbaarheid van een neerslag t.o.v. zuiver water neemt af wanneer men
werkt in een elektrolyt-milieu met een gemeenschappelijk ion. JUIST
De pH van een dinatriumsulfide-oplossing wordt berekend door gebruik te maken
van de hydrolyseconstante KW en van de formule OH- = √ 10−13∗C FOUT
Als een dinatriumwaterstoffosfaat-oplossing 10 keer verdund wordt zal de pH met
1 eenheid stijgen. FOUT
Gegeven de titratie van een dibasisch zuur met een natriumhydroxide: de pH bij
aanvang van de titratie wordt niet beïnvloed door de grootte van de Ka1 – waarde.
JUIST
De conditionele halfwaarde-reductiepotentiaal van het redoxkoppel Cr2O72-/Cr3+
wordt groter naarmate de H+ constante daalt. FOUT
Bij de titratie van een ijzeroplossing met behulp van permanganometrie in
aanwezigheid van chloride-ionen, zorgt het mangaan-ion in het Zimmerman-
Reinhardt reagens ervoor dat het oxideren vermogen van kaliumpermanganaat
daalt. JUIST
Fe2+ ionen en Ti2+ ionen kunnen met behulp van een kaliumdichromaat-oplossing
onafhankelijk van elkaar getitreerd worden. Hierbij ligt de y-waarde van …
Geg E0 (Fe3+/Fe2+) = 0,77 V en E0 (Ti3+/Ti2+) = 0,37 V. JUIST
Extra:
Het verband tussen de snelheid en de relatieve oververzadigingsgraad is voor de
kernvorming lineair: FOUT is enkel voor kristalgroei lineair heir is het exponentieel
Tijdens het digereren zullen grotere kristallen terug in oplossing gaan en zich
afzetten op de kleinere kristallen: niet waar, tegen de grote kristallen
Bij een klein metastabiel gebied in de grafiek zal bij neerslagvorming een zeer
fijne neerslag vormen: NIET WAAR, bij klein gebied is er groffe neerslag
Bij homogene precipitatie zorgt ureum voor de verhoging van de pH: CORRECT
Bij hoge oververzadigingsgraad overheerst kernvorming tov kristalgroei: CORRECT
Goede omstandigheden voor kristalgroei: LAGE G
, Wat te doen voor lage G: lage ionconcentratie en hoge molaire oplosbaarheid
Groot metastabiel gebied: fijne kristallijne neerslag
Postprecipitatie: een tweede ongewenst zout slaat neer na het gewenste neerslag,
NIET TIJDENS
Coprecipitatie: een tweede ongewenst zout slaat neer TIJDENS
NEERSLAGVORMING
Werken met warme oplossingen geeft aanleiding tot fijne neerslag NIET
COLLOÏDAAL
Digereren is NIET goed bij postprecipitatie
Traag toevoegen van neerslagvormend reagens geeft fijne neerslag CORRECT
Homogene precipitatie is een manier om G te verlagen
Colloïdale neerslagen zijn niet makkelijk te filtreren
Bij neerslaan van sulfaat-ionen als bariumsulfaat zal werken met warme
oplossingen ervoor zorgen dat de relatieve oververzadigingsgraad kleiner wordt:
CORRECT
Klein metastabiel gebied geeft colloïdale neerslag
, Vraag 2. (7pt)
Een monster bevat enkel calciumhydroxide en calciumcarbonaat. 9,6583g wordt in een
oplossing gebracht en aangelengd tot 500,0 mL. 200mL van dit staal wordt vervolgens
geanalyseerd op calcium door het neer te slaan als oxalaat. De neerslag wordt
vervolgens gegloeid in de moffeloven tot calciumoxide en weegt 2,5272g.
Bereken het m% calciumcarbonaat in het oorspronkelijk mengsel.
Vraag 3. (5pt)
, Bereken de molaire oplosbaarheid van calciumsulfaat in een milieu met pH = 1
(Ks = 7,10*10-5)
Vraag 4. (5pt)