GES – H1 t/m 10
Tijdvak 1: Jagers en boeren (tot 3000 v. Chr.)
Kenmerkende aspecten:
1. De levenswijze van jagers-verzamelaars
2. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
3. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Prehistorie periode voor het schrift
Evolutietheorie langzame ontwikkeling mensachtigen en verspreiding vanuit Afrika naar Europa en
het oosten, bedacht door Charles Darwin
Creationisme (scheppingsleer) god heeft de aarde en mens gecreëerd
Jagers-verzamelaars:
- Nomadisch bestaan leefwijze waarbij stammen rondtrekken
- Egalitair zonder grote verschillen, zonder rangorde
- Voedsel jacht + visserij, vruchten, zaden en noten
- Middelen werktuigen gemaakt van vuursteen, dieren en planten
- Cultuur primitief geloof en cultuur (beeldjes en schilderingen)
Draagkracht van een gebied maximale bevolkingsdichtheid waarbij het natuurlijk evenwicht tussen
milieu en menselijke bevolking tot stand blijft
Ontstaan boerensamenlevingen:
Oorzaak klimaatverandering rond 11.000 v. Chr., zomers werden warmer en droger en winters
zachter en natter
Gevolg Cultiveren verbouwen van graan- en tarwesoorten
Domesticatie temmen van dieren en er voedsel mee produceren (veeteelt)
Gebeurde tussen de Eufraat en de Tigris (Mesopotamië) en langs de Nijl (Egypte)
Neolithische revolutie overgang naar landbouw
1. Stijging voedselproductie
2. Bevolkingsgroei
3. Sedentair bestaan vaste woonplaats
Agrarische samenlevingen maatschappijtype waarbij landbouw het middel van bestaan is
Ontstaan steden:
Eerste steden ontstaan door succesvolle irrigatielandbouw kunstmatige toevoer van water
Grotere oogsten leidden tot voedseloverschot:
1. Bevolkingsgroei
2. Ontstaan ambachtsnijverheid het maken van producten met de hand en eenvoudige
gereedschappen (timmerman, mandenmaker, smid, enz.) Ook ontstonden er ambtenaren,
priesters, militairen en kooplieden.
3. Verschillen in opbrengst toename sociale verschillen tussen mensen Ontstaan
koningschap en agrarisch-urbane samenleving
Ingewikkelde organisatie van steden zorgt voor noodzaak om zaken op schrift vast te leggen
(boekhouding, regels en wetten, historische gegevens en religieuze verhalen)
3500/3000 v.Chr. Mesopotamisch spijkerschrift en Egyptische hiëroglyfen
,GES – H1 t/m 10
Tijdvak 2: Grieken en Romeinen (3000 v. Chr. – 500 n. Chr.)
Kenmerkende aspecten:
4. Ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de
Griekse stadstaat
5. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
6. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Griek-Romeinse cultuur zich in Europa
verspreidde
7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-
Europa
8. De ontwikkeling van het Jodendom en het Christendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten
Ontstaan wetenschappelijk denken:
Griekenland bestaat uit verschillende stadstaten, er is dus geen politieke eenheid, maar wel culturele
eenheid, denk aan polytheïstische godsdienst en taal. Twee belangrijkste
- Athene
- Sparta
Polis Eigen bestuur Monarchie, Aristocratie (kleine groep), Tirannie, Democratie
507 v.Chr. In Athene wordt een democratie ingevoerd, vermogende mannen hebben inspraak
Athene Door de invoering van de democratie werd Athene het centrum van culturele
ontwikkeling, met name bij wetenschap. Er ontstond een volksvergadering om voorstellen af te
wijzen, dit werd voorbereid door de Raad van vijfhonderd. Ze kregen hulp van ambtenaren en 50
mannen van deze raad doen het dagelijks bestuur
Sparta aristocratie (kleine groep rijke families). Sparta is een militair centrum, militairen kregen
een lange en zware opleiding, dit is ook wel de Spartaanse training
431 – 404 v. Chr. Peloponnessische oorlog Athene vs. Sparta, democratie vs. Aristocratie
Mythisch denken verschijnselen verklaren met behulp van Goden en godenverhalen
Wetenschappelijk denken onderzoek doen en het verstand gebruiken
Socrates grondlegger, kritische vragen stellen, gifbeker
Plato leerling Socrates, schreef alles op, ideeënleer
Aristoteles formuleren van wetmatigheden op basis van systematisch onderzoek
Samen zorgden deze drie voor de basis van de huidige wetenschap.
Klassieke vormentaal:
Kenmerken Griekse beeldhouwkunst:
1. Natuurlijke bewegingen (voeten en armen)
2. Anatomisch ideaal (sporthelden en schoonheid)
3. Van ideaal naar realistisch (opkomst wetenschappelijk denken)
4. Marmer en brons (bij verhitting kan brons worden gegoten)
Griekse architectuur:
1. Dorische stijl sober en robuust
2. Ionische stijl dunnere zuilen met krulversieringen
3. Korintische stijl Weelderige met acanthusbladeren
,GES – H1 t/m 10
Klassieke vormentaal 500 v. Chr. – 500 n. Chr. De manier waarop de Grieken en Romeinen zich
in deze periode uitdrukten in de kunst en architectuur
Klassiek uit klassieke oudheid en/of tijdloze kwaliteit
Grieks-Romeinse vormentaal voorbeelden:
- Realisme overheerst
- Bogen en koepels
- Overwinningszuilen
- Badhuizen en aquaducten
Ontstaan en groei van Rome:
Begon als dorpje aan rivier de Tiber. Rome kent drie verschillende bestuursperiodes:
- 753 – 510 v. Chr. Koninkrijk (monarchie)
- 510 – 27 v. Chr. Republiek (Cesar) veel macht voor de senaat
- 27 v.Chr. – 476 n. Chr. Keizerrijk (monarchie, Augustus)
Succesfactoren Rome:
1. Modern leger het was een beroep, zware training en straffen, legioenen, tactiek belangrijk
2. Aanleg wegennet
3. Overwonnen volkeren als bondgenoten
Romanisering verspreiding en overname van de Romeinse cultuur d.m.v. Romeinse veroveringen
Romeinse limes grotendeels natuurlijke grens van het Romeinse rijk
Confrontatie Romeinen en Germanen:
58 – 51 v. Chr. Julius Cesar veroverd gebieden van de Kelten en Germanen
Bondgenootschappen en verdragen tussen de twee:
- Na 25 jaar in dienst kregen Germaanse krijgers Romeins burgerrecht (bescherming Romeinse
wetten)
Germanen zijn allemaal losse stammen die bestonden uit onder andere Goten, Friezen en Bataven.
Het is een landbouwsamenleving zonder schrift, het was primitief en er werd onderling veel
gevochten hierdoor kregen ze de naam Barbaren van de Romeinen.
Eerste twee eeuwen na Christus Pax Romana periode van rust en welvaart in het Romeinse rijk
Oorzaken val van het West-Romeinse rijk:
- Onbestuurbaarheid te groot rijk om centraal te besturen (splitsing in 395 n.Chr.)
- Zwak leger Soldaten zweren trouw aan generaals, die zelf vechten om macht
- Landbouw- en slavencrisis
- Belasting crisis te hoge uitgaven en te weinig inkomen
- Volksverhuizingen veel druk kwam doordat grote groepen mensen in één keer gingen
verhuizen, vooral Germaanse stammen.
476 n. Chr. val West-Romeinse rijk laatste keizer Romelus Augustulus wordt afgezet door
Germaanse generaal
Veel van de Grieks-Romeinse cultuur zal nog honderden jaren bestaan en gebruikt worden.
Ontwikkeling Jodendom/Christendom:
Polytheïstische godsdiensten Geloof in meerdere goden met menselijke trekken
, GES – H1 t/m 10
In Romen waren ze tolerant tegen anderen godsdiensten, dit kwam omdat ze ook overnamen van
andere volkeren, maar de bevolking moest de keizer wel als een god vereren
Monotheïstische godsdienst godsdienst met één god
Het Jodendom begon bij een woestijnvolk dat leefden in provincie Judea, hun god is Jahweh en de
profeet is Abraham (geeft boodschap van een godheid door). Jacob bracht de Joden naar Egypte, hier
kwamen ze in de slavernij. Profeet Mozes zorgde voor het beloofde land Israël. Tijdens die tocht
kwamen de tien geboden. Verhalen over de profeten zijn opgeschreven Tenach.
587 v. Chr. val Joods koninkrijk Dit zorgde voor de diaspora, de verstrooiing of uitzaaiing van de
Joodse gemeenschap
Het Christendom ontstond in Judea/Palestina. Het begon bij de komst van Jezus van Nazareth, zijn
doel was om de relatie tussen mens en god te herstellen en een koninkrijk te stichten, hij was de
verlosser/Christus. Hij stond voor vergeving, naastenliefde en de tien geboden. Hij sterft aan het kruis
nadat hij is aangegeven door belangrijke joden bij de leiders van het Oost-Romeinse rijk. Volgelingen
verspreiden zijn verhaal, de belangrijkste noemen we de apostelen.
Christenen Jezus is Messias, zoon van god en daarmee god zelf
Joden Jezus was profeet, Messias moet nog komen
Verspreiding gebeurde snel door:
- Romeinse wegennet, gemeenschappelijke taal
- Aanstekelijke boodschap voor armen en slaven (leven na de dood)
De Christenen werden fanatiek vervolgd door de Romeinen, maar dit werkte niet.
- Martelaren werden vereerd (persoon die sterft voor zijn/haar geloof)
- De onderdrukte groepen hadden niets te verliezen
313 n. Chr. keizer Constantijn zorgt voor einde aan de christenvervolgingen, dit kwam doordat hij
bij een veldslag een visioen kreeg, dit was een teken van Christus en hij zou de slag winnen als hij
voor godsdienstvrijheid zorgde
380 n.Chr. Christendom wordt de staatsgodsdienst door keizer Theodosius
Evangeliën Oude testament (Tenach van de Joden), Nieuwe testament (levensbeschrijvingen van
Jezus)
Tijdvak 3: Monniken en ridders (500 – 1000 n. Chr.)
Kenmerkende aspecten:
9. De verspreiding van het Christendom in geheel Europa
10. Het ontstaan en de verspreiding van de Islam
11. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een
zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via het hofstelsel en horigheid
12. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
Verspreiding Christendom:
Tijdvak 1: Jagers en boeren (tot 3000 v. Chr.)
Kenmerkende aspecten:
1. De levenswijze van jagers-verzamelaars
2. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
3. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Prehistorie periode voor het schrift
Evolutietheorie langzame ontwikkeling mensachtigen en verspreiding vanuit Afrika naar Europa en
het oosten, bedacht door Charles Darwin
Creationisme (scheppingsleer) god heeft de aarde en mens gecreëerd
Jagers-verzamelaars:
- Nomadisch bestaan leefwijze waarbij stammen rondtrekken
- Egalitair zonder grote verschillen, zonder rangorde
- Voedsel jacht + visserij, vruchten, zaden en noten
- Middelen werktuigen gemaakt van vuursteen, dieren en planten
- Cultuur primitief geloof en cultuur (beeldjes en schilderingen)
Draagkracht van een gebied maximale bevolkingsdichtheid waarbij het natuurlijk evenwicht tussen
milieu en menselijke bevolking tot stand blijft
Ontstaan boerensamenlevingen:
Oorzaak klimaatverandering rond 11.000 v. Chr., zomers werden warmer en droger en winters
zachter en natter
Gevolg Cultiveren verbouwen van graan- en tarwesoorten
Domesticatie temmen van dieren en er voedsel mee produceren (veeteelt)
Gebeurde tussen de Eufraat en de Tigris (Mesopotamië) en langs de Nijl (Egypte)
Neolithische revolutie overgang naar landbouw
1. Stijging voedselproductie
2. Bevolkingsgroei
3. Sedentair bestaan vaste woonplaats
Agrarische samenlevingen maatschappijtype waarbij landbouw het middel van bestaan is
Ontstaan steden:
Eerste steden ontstaan door succesvolle irrigatielandbouw kunstmatige toevoer van water
Grotere oogsten leidden tot voedseloverschot:
1. Bevolkingsgroei
2. Ontstaan ambachtsnijverheid het maken van producten met de hand en eenvoudige
gereedschappen (timmerman, mandenmaker, smid, enz.) Ook ontstonden er ambtenaren,
priesters, militairen en kooplieden.
3. Verschillen in opbrengst toename sociale verschillen tussen mensen Ontstaan
koningschap en agrarisch-urbane samenleving
Ingewikkelde organisatie van steden zorgt voor noodzaak om zaken op schrift vast te leggen
(boekhouding, regels en wetten, historische gegevens en religieuze verhalen)
3500/3000 v.Chr. Mesopotamisch spijkerschrift en Egyptische hiëroglyfen
,GES – H1 t/m 10
Tijdvak 2: Grieken en Romeinen (3000 v. Chr. – 500 n. Chr.)
Kenmerkende aspecten:
4. Ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de
Griekse stadstaat
5. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
6. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Griek-Romeinse cultuur zich in Europa
verspreidde
7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-
Europa
8. De ontwikkeling van het Jodendom en het Christendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten
Ontstaan wetenschappelijk denken:
Griekenland bestaat uit verschillende stadstaten, er is dus geen politieke eenheid, maar wel culturele
eenheid, denk aan polytheïstische godsdienst en taal. Twee belangrijkste
- Athene
- Sparta
Polis Eigen bestuur Monarchie, Aristocratie (kleine groep), Tirannie, Democratie
507 v.Chr. In Athene wordt een democratie ingevoerd, vermogende mannen hebben inspraak
Athene Door de invoering van de democratie werd Athene het centrum van culturele
ontwikkeling, met name bij wetenschap. Er ontstond een volksvergadering om voorstellen af te
wijzen, dit werd voorbereid door de Raad van vijfhonderd. Ze kregen hulp van ambtenaren en 50
mannen van deze raad doen het dagelijks bestuur
Sparta aristocratie (kleine groep rijke families). Sparta is een militair centrum, militairen kregen
een lange en zware opleiding, dit is ook wel de Spartaanse training
431 – 404 v. Chr. Peloponnessische oorlog Athene vs. Sparta, democratie vs. Aristocratie
Mythisch denken verschijnselen verklaren met behulp van Goden en godenverhalen
Wetenschappelijk denken onderzoek doen en het verstand gebruiken
Socrates grondlegger, kritische vragen stellen, gifbeker
Plato leerling Socrates, schreef alles op, ideeënleer
Aristoteles formuleren van wetmatigheden op basis van systematisch onderzoek
Samen zorgden deze drie voor de basis van de huidige wetenschap.
Klassieke vormentaal:
Kenmerken Griekse beeldhouwkunst:
1. Natuurlijke bewegingen (voeten en armen)
2. Anatomisch ideaal (sporthelden en schoonheid)
3. Van ideaal naar realistisch (opkomst wetenschappelijk denken)
4. Marmer en brons (bij verhitting kan brons worden gegoten)
Griekse architectuur:
1. Dorische stijl sober en robuust
2. Ionische stijl dunnere zuilen met krulversieringen
3. Korintische stijl Weelderige met acanthusbladeren
,GES – H1 t/m 10
Klassieke vormentaal 500 v. Chr. – 500 n. Chr. De manier waarop de Grieken en Romeinen zich
in deze periode uitdrukten in de kunst en architectuur
Klassiek uit klassieke oudheid en/of tijdloze kwaliteit
Grieks-Romeinse vormentaal voorbeelden:
- Realisme overheerst
- Bogen en koepels
- Overwinningszuilen
- Badhuizen en aquaducten
Ontstaan en groei van Rome:
Begon als dorpje aan rivier de Tiber. Rome kent drie verschillende bestuursperiodes:
- 753 – 510 v. Chr. Koninkrijk (monarchie)
- 510 – 27 v. Chr. Republiek (Cesar) veel macht voor de senaat
- 27 v.Chr. – 476 n. Chr. Keizerrijk (monarchie, Augustus)
Succesfactoren Rome:
1. Modern leger het was een beroep, zware training en straffen, legioenen, tactiek belangrijk
2. Aanleg wegennet
3. Overwonnen volkeren als bondgenoten
Romanisering verspreiding en overname van de Romeinse cultuur d.m.v. Romeinse veroveringen
Romeinse limes grotendeels natuurlijke grens van het Romeinse rijk
Confrontatie Romeinen en Germanen:
58 – 51 v. Chr. Julius Cesar veroverd gebieden van de Kelten en Germanen
Bondgenootschappen en verdragen tussen de twee:
- Na 25 jaar in dienst kregen Germaanse krijgers Romeins burgerrecht (bescherming Romeinse
wetten)
Germanen zijn allemaal losse stammen die bestonden uit onder andere Goten, Friezen en Bataven.
Het is een landbouwsamenleving zonder schrift, het was primitief en er werd onderling veel
gevochten hierdoor kregen ze de naam Barbaren van de Romeinen.
Eerste twee eeuwen na Christus Pax Romana periode van rust en welvaart in het Romeinse rijk
Oorzaken val van het West-Romeinse rijk:
- Onbestuurbaarheid te groot rijk om centraal te besturen (splitsing in 395 n.Chr.)
- Zwak leger Soldaten zweren trouw aan generaals, die zelf vechten om macht
- Landbouw- en slavencrisis
- Belasting crisis te hoge uitgaven en te weinig inkomen
- Volksverhuizingen veel druk kwam doordat grote groepen mensen in één keer gingen
verhuizen, vooral Germaanse stammen.
476 n. Chr. val West-Romeinse rijk laatste keizer Romelus Augustulus wordt afgezet door
Germaanse generaal
Veel van de Grieks-Romeinse cultuur zal nog honderden jaren bestaan en gebruikt worden.
Ontwikkeling Jodendom/Christendom:
Polytheïstische godsdiensten Geloof in meerdere goden met menselijke trekken
, GES – H1 t/m 10
In Romen waren ze tolerant tegen anderen godsdiensten, dit kwam omdat ze ook overnamen van
andere volkeren, maar de bevolking moest de keizer wel als een god vereren
Monotheïstische godsdienst godsdienst met één god
Het Jodendom begon bij een woestijnvolk dat leefden in provincie Judea, hun god is Jahweh en de
profeet is Abraham (geeft boodschap van een godheid door). Jacob bracht de Joden naar Egypte, hier
kwamen ze in de slavernij. Profeet Mozes zorgde voor het beloofde land Israël. Tijdens die tocht
kwamen de tien geboden. Verhalen over de profeten zijn opgeschreven Tenach.
587 v. Chr. val Joods koninkrijk Dit zorgde voor de diaspora, de verstrooiing of uitzaaiing van de
Joodse gemeenschap
Het Christendom ontstond in Judea/Palestina. Het begon bij de komst van Jezus van Nazareth, zijn
doel was om de relatie tussen mens en god te herstellen en een koninkrijk te stichten, hij was de
verlosser/Christus. Hij stond voor vergeving, naastenliefde en de tien geboden. Hij sterft aan het kruis
nadat hij is aangegeven door belangrijke joden bij de leiders van het Oost-Romeinse rijk. Volgelingen
verspreiden zijn verhaal, de belangrijkste noemen we de apostelen.
Christenen Jezus is Messias, zoon van god en daarmee god zelf
Joden Jezus was profeet, Messias moet nog komen
Verspreiding gebeurde snel door:
- Romeinse wegennet, gemeenschappelijke taal
- Aanstekelijke boodschap voor armen en slaven (leven na de dood)
De Christenen werden fanatiek vervolgd door de Romeinen, maar dit werkte niet.
- Martelaren werden vereerd (persoon die sterft voor zijn/haar geloof)
- De onderdrukte groepen hadden niets te verliezen
313 n. Chr. keizer Constantijn zorgt voor einde aan de christenvervolgingen, dit kwam doordat hij
bij een veldslag een visioen kreeg, dit was een teken van Christus en hij zou de slag winnen als hij
voor godsdienstvrijheid zorgde
380 n.Chr. Christendom wordt de staatsgodsdienst door keizer Theodosius
Evangeliën Oude testament (Tenach van de Joden), Nieuwe testament (levensbeschrijvingen van
Jezus)
Tijdvak 3: Monniken en ridders (500 – 1000 n. Chr.)
Kenmerkende aspecten:
9. De verspreiding van het Christendom in geheel Europa
10. Het ontstaan en de verspreiding van de Islam
11. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een
zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via het hofstelsel en horigheid
12. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
Verspreiding Christendom: