SAMENVATTING WONEN
MENS EN SAMENLEVING – SEMESTER 2
ARTEVELDE HOGESCHOOL
2021-2022
,Introductie domein
Wonen: van sociale nood naar recht?
- Woonnood in onze samenleving
- Strijd voor het recht op wonen
- Rechten en rechten zijn 2
- Formeel (op papier) vs substantief (in de feiten)
o Belgische grondwet (Art. 23)
Artikel in de grondwet die zegt dat mensen op een menswaardige manier
moeten kunnen leven
o Vlaamse wooncode (Art. 3)
Vooral Vlaamse overheid (1997) -> decreet: doelstellingen van het
woonbeleid
Wonen moet betaalbaar, kwalitatief en zeker zijn
Welvaartstaat: samenlevingsvorm waarin de overheid een aantal grondrechten van burgers
garandeert
- De uitbouw van de welvaartsstaat is een geschiedenis van sociale strijd over sociale noden.
Die noden worden omgezet tot rechten doorheen een proces waarbij ze duidelijk worden
geformuleerd en eisen worden ontwikkeld om die noden te lenigen. Sociale rechten vallen
dus niet uit de lucht of komen niet zomaar voort uit wetten, maar zijn het voorwerp en het
resultaat van strijd en onderhandeling.
- Verhelderend is in dat verband het onderscheid tussen
o formele rechten zijn de rechten ‘op papier’ en worden
o top-down geformuleerd.
o substantieve rechten zijn recht als het lenigen van noden in de praktijk vanuit een
bottom-up eis over wat een basisrecht zou moeten zijn.
- Dat proces van nood naar recht is vaak een langdurig proces om een nood te formuleren, in
het publieke debat te brengen, om te zetten naar instellingen en procedures in de
welvaartsstaat.
- Welvaartstaat: een samenleving waarbij we vinden dat de overheid enkele dingen voor hun
burgers moet voorzien (nog niet zo lang; 50tal jaar)
o -> zodat mensen op een menswaardige manier kunnen leven
-> iedereen recht op wonen (staat in de grondwet)
Een proces van onderhandeling en strijd:
- Formulering van woonnoden
- Formele erkenning als recht op wonen
- Substantiële uitwerking (subsidies, woonbonus, sociale huisvesting,...)
Les 1 – Wonen in Vlaanderen
Schets van wonen in Vlaanderen
Voldoende woningen?
- Globaal overschot: 300.000 woningen
- Maar bedenkingen:
o Theorie en (woon)praktijk: feitelijk woongedrag, domicilie…
, o Mismatch tussen omvang huishoudens en grootte van woningen
o Geografische verschillen: in sommige streken grote woonvraag
- De huishoudens zijn toegenomen, maar ook het aantal woningen is toegekomen
o Probleem: de officiële cijfers zijn niet correct, er zijn mensen met meerdere huizen,
koten, huizen die door meerdere studenten gehuurd wonen, mensen zonder
papieren, mensen die hier tijdelijk wonen -> zitten er allemaal niet in
- De tekorten en overschotten -> groot verschil per steden
o Gent: te weinig aanbod, te veel vraag (wordt zeer duur)
o Kleine dorpen (bv. West-Vlaanderen): veel meer huizen beschikbaar, maar veel
minder vraag naar
Woningtype
- Eengezinswoning
o Meestal eengezinswoningen, maar het vermindert wel
- Meergezinswoningen in steden, mensen met kwetsbaar profiel
o Het aantal meergezinswoningen nemen toe (vooral appartementen)
o Het aantal appartementen neemt toe (ook in kleine steden en gemeenten), maar
nog steeds veel meer in de steden
- Oppervlakte
o 90 m2
o Een of twee kamers
o Kavels nieuwbouw
Gemiddeld 600 m2
Steeds kleiner
Nieuwbouw kavels worden steeds kleiner
Eigendomsstatuut: vooral eigenaars
, - Rond de 70% heeft een eigen woning of is een woning aan het afbetalen
Private huurder: iemand die via Immo of op privé markt huurt
Sociale huurder: zeer kleine groep (rond de 7%)
- We hebben zeer veel eigenaars, zeer weinig sociale woningen en daartussen zitten de private
huurders
o Als gevolg zijn er zeer veel mensen die recht hebben op een sociale woning, maar
toch op de privé markt moeten huren, omdat het aanbod zo klein is
- Velen kunnen zich niet voorstellen dat vele mensen tekort komen voor huizen te huren
(slechte huizen wonen, ...) -> hierdoor zal situatie niet snel veranderen
Achtergrond?
- Eigenaars: grote verschillen
o Rijken, ouderen, jongeren, werkende mensen,....
o Tot welke inkomensgroep behoren de eigenaars (quitielen -> gedeeld in 5 groepen,
van minste naar hoogste inkomens)
Maar de helft eigenaars bij laagste inkomensgroep
Dit blijft dalen (BELANGRIJKE VASTSTELLING -> mensen met een laag
inkomen zijn minder en minder eigenaar)
o Leeftijd
MENS EN SAMENLEVING – SEMESTER 2
ARTEVELDE HOGESCHOOL
2021-2022
,Introductie domein
Wonen: van sociale nood naar recht?
- Woonnood in onze samenleving
- Strijd voor het recht op wonen
- Rechten en rechten zijn 2
- Formeel (op papier) vs substantief (in de feiten)
o Belgische grondwet (Art. 23)
Artikel in de grondwet die zegt dat mensen op een menswaardige manier
moeten kunnen leven
o Vlaamse wooncode (Art. 3)
Vooral Vlaamse overheid (1997) -> decreet: doelstellingen van het
woonbeleid
Wonen moet betaalbaar, kwalitatief en zeker zijn
Welvaartstaat: samenlevingsvorm waarin de overheid een aantal grondrechten van burgers
garandeert
- De uitbouw van de welvaartsstaat is een geschiedenis van sociale strijd over sociale noden.
Die noden worden omgezet tot rechten doorheen een proces waarbij ze duidelijk worden
geformuleerd en eisen worden ontwikkeld om die noden te lenigen. Sociale rechten vallen
dus niet uit de lucht of komen niet zomaar voort uit wetten, maar zijn het voorwerp en het
resultaat van strijd en onderhandeling.
- Verhelderend is in dat verband het onderscheid tussen
o formele rechten zijn de rechten ‘op papier’ en worden
o top-down geformuleerd.
o substantieve rechten zijn recht als het lenigen van noden in de praktijk vanuit een
bottom-up eis over wat een basisrecht zou moeten zijn.
- Dat proces van nood naar recht is vaak een langdurig proces om een nood te formuleren, in
het publieke debat te brengen, om te zetten naar instellingen en procedures in de
welvaartsstaat.
- Welvaartstaat: een samenleving waarbij we vinden dat de overheid enkele dingen voor hun
burgers moet voorzien (nog niet zo lang; 50tal jaar)
o -> zodat mensen op een menswaardige manier kunnen leven
-> iedereen recht op wonen (staat in de grondwet)
Een proces van onderhandeling en strijd:
- Formulering van woonnoden
- Formele erkenning als recht op wonen
- Substantiële uitwerking (subsidies, woonbonus, sociale huisvesting,...)
Les 1 – Wonen in Vlaanderen
Schets van wonen in Vlaanderen
Voldoende woningen?
- Globaal overschot: 300.000 woningen
- Maar bedenkingen:
o Theorie en (woon)praktijk: feitelijk woongedrag, domicilie…
, o Mismatch tussen omvang huishoudens en grootte van woningen
o Geografische verschillen: in sommige streken grote woonvraag
- De huishoudens zijn toegenomen, maar ook het aantal woningen is toegekomen
o Probleem: de officiële cijfers zijn niet correct, er zijn mensen met meerdere huizen,
koten, huizen die door meerdere studenten gehuurd wonen, mensen zonder
papieren, mensen die hier tijdelijk wonen -> zitten er allemaal niet in
- De tekorten en overschotten -> groot verschil per steden
o Gent: te weinig aanbod, te veel vraag (wordt zeer duur)
o Kleine dorpen (bv. West-Vlaanderen): veel meer huizen beschikbaar, maar veel
minder vraag naar
Woningtype
- Eengezinswoning
o Meestal eengezinswoningen, maar het vermindert wel
- Meergezinswoningen in steden, mensen met kwetsbaar profiel
o Het aantal meergezinswoningen nemen toe (vooral appartementen)
o Het aantal appartementen neemt toe (ook in kleine steden en gemeenten), maar
nog steeds veel meer in de steden
- Oppervlakte
o 90 m2
o Een of twee kamers
o Kavels nieuwbouw
Gemiddeld 600 m2
Steeds kleiner
Nieuwbouw kavels worden steeds kleiner
Eigendomsstatuut: vooral eigenaars
, - Rond de 70% heeft een eigen woning of is een woning aan het afbetalen
Private huurder: iemand die via Immo of op privé markt huurt
Sociale huurder: zeer kleine groep (rond de 7%)
- We hebben zeer veel eigenaars, zeer weinig sociale woningen en daartussen zitten de private
huurders
o Als gevolg zijn er zeer veel mensen die recht hebben op een sociale woning, maar
toch op de privé markt moeten huren, omdat het aanbod zo klein is
- Velen kunnen zich niet voorstellen dat vele mensen tekort komen voor huizen te huren
(slechte huizen wonen, ...) -> hierdoor zal situatie niet snel veranderen
Achtergrond?
- Eigenaars: grote verschillen
o Rijken, ouderen, jongeren, werkende mensen,....
o Tot welke inkomensgroep behoren de eigenaars (quitielen -> gedeeld in 5 groepen,
van minste naar hoogste inkomens)
Maar de helft eigenaars bij laagste inkomensgroep
Dit blijft dalen (BELANGRIJKE VASTSTELLING -> mensen met een laag
inkomen zijn minder en minder eigenaar)
o Leeftijd