100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting Kwantitatieve Onderzoeksmethoden

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
68
Geüpload op
08-08-2025
Geschreven in
2023/2024

Een beknopte samenvatting van KOM die de lessen en slides bevat. Ik heb door deze samenvatting een 15 behaald. Zie ook andere samenvattingen op mijn Stuvia account. Veel studieplezier!












Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Geüpload op
8 augustus 2025
Aantal pagina's
68
Geschreven in
2023/2024
Type
Samenvatting

Voorbeeld van de inhoud

Kwantitatieve onderzoeksmethoden (KOM)

Jonas Wood, Gert Thielemans en Olivier Chandesais


Hoorcollege 1 – Inleiding en de onderzoekscyclus

Alles wat je kunt kwantificeren en met cijfers kan onderzoeken.

Wat-vragen.

De focus van de cursus is probleemformulering,
onderzoeksplan en dataverzameling.




Wat is wetenschap?
Popper viel op dat Freud en Einstein op een hele andere manier aan wetenschap deden. Wat ze
hetzelfde deden is dat ze beide aan voorspellingen maken doen. Een van de voorspellingen die Freud
deed is dat ervaringen in de kindertijd een belangrijke invloed hebben op wie we worden als
volwassenen. Een type voorspelling die Einstein deed was dat op 29 mei 1919 zal er een totale
zonneclips zijn die het toelaat om te observeren dat licht buigt onder invloed van de zwaartekracht.
Popper zag het verschil dat Einstein voorwaarts voorspellingen maakt en Freud achterwaarts
bewijzen zoekt. Dit is het verschil tussen kwantitatief en kwalitatief. Popper maakte het verschil
tussen pseudo-wetenschap en wetenschap.
 Pseudo-wetenschap = veilig. Je kan altijd nieuwe verklaringen verzinnen. Bijvoorbeeld de
voorspelling van Freud.
 Wetenschap = riskant. Als je voorspelling niet klopt dan ligt je theorie in duigen. Bijvoorbeeld
de voorspelling van Einstein.

Traditioneel (logisch) positivisme:
Wetenschappelijk naar de wereld kijken is observeren zonder vooroordelen. Inductief redeneren en
deductief hypothesen afleiden. Bewijzen zoeken voor theorieën en proberen te bevestigen.

Zintuiglijke waarneming universele theorie nieuwe hypothesen.

Kritiek van Popper (kritisch rationalisme):
Observeren kan niet zonder vooronderstellingen. Interesse van de wetenschapper bepaalt mee waar
die naar kijkt en je vertrekt altijd van eerdere kennis en de omgeving waarin je werkt. Waarnemingen
kunnen nooit tot een universele wet leiden, inductie is volgens Popper een mythe. Heel je leven enkel
witte zwanen observeren is geen bewijs dat alle zwanen wit zijn. Theorie moet falsifieerbaar zijn. Niet
proberen te bewijzen, maar proberen te ontkrachten. Het moet bekritiseerbaar zijn vanuit de feiten.

Probleem  bestaande theorie nieuwe hypothesen zintuigelijke waarneming.

3 grondleggers: Emile Durkheim, Max Weber en Karl Marx.


1

,Emile Durkheims naturalisme/(post)positivism aanpak:
Sociale wetenschappen naar analogie met natuurlijke wetenschappen. Sociale feiten zijn natuurlijke
feiten en extern aan het individu, objectief en wetmatig en dwingend. Observeren en meten. Wat?

Max Weber’s verstehende/hermeuntische aanpak:
Anti-naturalisme. Mensen gedragen zich niet als gehoorzame uitvoerders van een voorspelbaar
programma. Dit vereist een andere onderzoeksmethode, namelijk betekenis zoeken. Beweegredenen
en intenties die actoren aan hun handelen geven onderzoeken. Waarom?

Karl Marx’ maatschappijkritische/emancipatoire aanpak:
Wetenschap moet meer doen dan beschrijven. De weg wijzen naar een meer menswaardige
maatschappij. Het vatten van sociale feiten in hun bredere historische en sociologische samenhang.

3 stromingen in het hedendaagse sociologische onderzoek: post-positivisme, interpratief paradigma
(constructivisme) en de kritische theorie.

Post-positivisme:
Oorsprong in het positivisme. Er is een objectieve waarheid buiten het individu en dit valt te kennen
door zintuiglijke observatie en universele wetten. Naïef en kritisch realisme. Hypotheses toetsen leidt
niet tot absolute zekerheid, maar elke test verhoogt het gevoel van plausibiliteit. De dominante
stroming van vandaag die richt op objectiveit.

Interpratief paradigma (constructivisme):
De kritiek op post-positivisme in de sociale wetenschappen. Gaat ervanuit dat de kennis van
respondenten identiek is aan die van onderzoekers. Te normatief, niet iedereen volgt dezelfde sociale
regels op dezelfde manier. Het vertrekt vanuit het symbolisch interactionisme van Blumer. Mensen
reageren op zaken op basis van de betekenis die deze zaken voor hen hebben, de betekenis wordt
gevormd in de sociale interactie en betekenissen worden gebruikt en gewijzigd in de sociale interactie
door middel van een interpretatief proces. Geen objectieve realiteit en wordt vorm en betekenis
gegeven door mensen. Voortdurend in verandering.

Kritische theorie:
Een mix van kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Bestudeert de verhouding tussen cultuur en
kapitalisme. Of breder: de machtsverhoudingen en onderdrukkingen. Het is een kritische analyse van
media, massamedia en structuren. Kennis maken over sociale ongelijkheid en van daaruit sociale en
politieke actie mogelijk maken.

Je hebt ook nog het pragmatisme en het postmoderne. Bij het pragmatisme is er geen sprake van
objectief bestaande realiteit en bij het postmoderne is een illusie een realiteit en dus geen empirie.
Maar deze zijn vooral kwalitatief gericht en dit zijn sterke subjectieve benaderingen.

Wat is een goede theorie?
1. Een logische geheel van concepten die op een gestructureerde manier samenhangen.
2. Empirisch toetsbaar en falsifieerbaar. Het is nooit finaal en het toetsen moet mogelijk zijn.
3. Algemeen zijn en het particuliere overstijgen. Het moet op grote schaal zijn.
4. En iets waarmee je voorspellingen kan doen.

Concept (1) = een bouwsteen van de theorie. Dit bevat definitief van fenomenen die we bestuderen.

Hypothese (2) = uit de theorie kan je hypothese afleiden die je kan gaan toetsen. Een statement dat
je empirisch kan gaan toetsen. Het komt voort uit de literatuur en is een deelantwoord op de
onderzoeksvraag. Een hypothese MOET empirisch toetsbaar zijn en toetsbaar worden geformuleerd.
2

,Het bevat directionaliteit, bijvoorbeeld een grotere X leidt tot een lagere Y. Het wordt vaan
genummerd.

Negatief verband = X leidt tot een lagere Y. X hangt samen met Y op een negatieve manier.
Positief verband = X leidt tot een hogere Y. X hangt samen met Y op een positieve manier.
Algemeen (3) = verder gaan dan dagdagelijkse kennis. Voorspellende kracht. Maar wel gradaties in
theorie. Een gradatie gaat over HOE theoretisch iets is en een reikwijdte gaat over HOEVEEL de
theorie probeert te verklaren. Gradaties van Denzin:




Reikwijdte van Denzin en Merton:

Grand theory = allesomvattend verklaringsmodel van de samenleving.
Hoog abstractieniveau (weinig empirische inhoud). Structureel
functionalisme, theorie waarin alle aspecten van de samenleving
functioneel zijn om sociale stabiliteit te bewaren.

Middle range theory = specifieke verschijnselen kunnen leiden tot
concrete hypothesen. Bijvoorbeeld normen, houdingen en controle leidt
tot een intentie tot aankoopgedrag.


Inductie = van empirie naar een theorie. Om een theorie te ontwikkelen. Bijvoorbeeld de grounded
theory uit kwalitatief onderzoek waar we hebben geinterviewd om een theorie te ontwikkelen.
Sensitizing concepts  dataverzameling  resultaten  theorie.

Deductie = van theorie naar empirie. Om een theorie te toetsen. Theorie  hypothese(n) 
dataverzameling  resultaten. Bouwt op Merton’s idee van middle range theory en het Popperiaanse
wetenschapsmodel. Het start bij een algemene theorie en van daaruit worden hypotheses afgeleid
die dan getest worden met data (de empirie). DIT VAK.

Abductie = de combinatie van deductie en inductie. Wordt ook wel retroductie genoemd. Het start
vanaf een verassende bevinding in onderzoek die we niet onmiddellijk verwacht hadden. Vanuit deze
bevinding wordt een theorie ontwikkeld wat er aan de hand zou kunnen zijn. Het wordt gezien als
innovatieve techniek. Verassend (onverklaarbaar) resultaat  alternatieve theorie  nieuwe
hypothese (deductie)  nieuwe toets (inductie)  nieuwe theorie.

Theorie = literatuurstudie
Empirie = de data die wordt verzameld.

De plaats van theorie in het onderzoek is afhankelijk van het soort onderzoek dat je uitvoert. Bij
kwantitatief onderzoek start je met theorie.




3

, De kwantitatieve onderzoekscyclus in detail:




Probleemformulering = waar komen problemen voor sociaal onderzoek vandaan? Voortbouwend op
bestaand onderzoek, dagelijkse kennis, actualiteit, praktijkproblemen, overheidsopdrachten of
ingefluisterd in een droom. Een onderzoeksprobleem is nog geen onderzoeksvraag. Een
onderzoeksprobleem is een idee over een wetenschappelijke vraag die opgelost kan worden.

Onderzoeksplan = een volledige voorbereiding van een sociaalwetenschappelijk onderzoek. Het valt
uiteen in 2 delen: de probleemstelling en het onderzoeksopzet met literatuurstudie.
 Probleemstelling is een gestructureerde doorlopende tekst met een bepaalde opbouw. Niet
alles kan en mag in een probleemstelling. Het is niet hetzelfde als een onderzoeksvraag.
Bestaat uit: situering, verantwoording en motivering, onderzoeksdoel en onderzoekvraag met
eventueel deelvragen.
Een doorlopende tekst, geen aparte alinea’s per onderdeel en zeker geen titels. Ook niet de
onderzoeksvraag schrijven en dan dubbele punten neerzetten, dit is schools.
- Situering  wat is het thema van het onderzoek? Maatschappelijke of wetenschappelijke
situering of beide. Het maatschappelijke gaat over een groter maatschappelijk of
beleidsprobleem. Het wetenschappelijke gaat over een kennisprobleem uit de wetenschap.
- Verantwoording en motivering  motiveer aan de lezer waarom het belangrijk is om het
onderzoek te lezen en wat is het nut van het onderzoek. Maatschappelijke of wetenschapelijke
motivering of beide. Maatschappelijke motivering gaat over waarom het thema maatschappelijk
relevant is en wetenschappelijke motivering gaat over waarom de kennisvraag het waard is om
onderzocht te worden en welke bijdrage het onderzoek vormt aan de literatuur.
- Onderzoeksdoel  beschrijven, exploreren, verklaren of een combinatie daarvan. Bij beschrijven
ga je analyseren aan de hand van zaken die niet eerder zijn onderzocht. Bij exploreren ga je
dieper graven en aangeven waar ergens mee samen hangt. Bij verklaren ga je de waaromvraag
beantwoorden en resultaten verklaren.
- Onderzoeksvraag  kwantitatieve vragen zijn wie, wat, waar of hoe groot vragen. Kwalitatieve
vragen zijn hoe of waarom. Slechte kwantitatieve onderzoeksvragen zijn niet empirisch,
uitspraken over een thema en geen vraag, vragen die variabelen opsommen maar geen vraag
stellen, vaag of niet voldoende uitgewerkt.
 Literatuurstudie is up-to-date, kritisch ten aanzien van theorie en empirie, geen opsomming
maar een verhaal met argumentatie, een koppeling tussen theorie en empirie en niet twee
losstaande delen en gelinkt aan de onderzoeksvraag. Literatuur vinden door middel van
cumulativiteit, review-artikels, canon, VABB en WoS, peer reviewed literatuur en de impact
factor. Komt NA de probleemstelling en onderzoeksvraag. 3 soorten literatuur uit de
literatuur en methode sectie:
- Theoretische literatuur  welke theoretische debatten zijn er over het thema? Wat zijn de
cruciale concepten? Welke vragen zijn onbeantwoord?
- Empirische literatuur  welke studies zijn eerder gedaan over het thema? Niet één per één
beschrijven, maar geïntegreerd! Welke hypothesen zijn al eerder getoetst? Welke tegenstrijdige
resultaten zijn er in de literatuur? En waar ligt dat aan, aan de methoden, steekproeven of
landen/contexten?
- Methodologische literatuur  met welke methode onderzoek je dit thema?

4
€8,16
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
brittbuijsen99
5,0
(1)

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
brittbuijsen99 Universiteit Antwerpen
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
8
Lid sinds
4 maanden
Aantal volgers
1
Documenten
45
Laatst verkocht
1 dag geleden
Samenvattingen van... Britt Buijsen

Welkom op mijn Stuvia account! Mijn naam is Britt Buijsen en op dit moment (academiejaar 2526) studeer ik de master sociologie aan de Universiteit Antwerpen. Ik heb hiervoor het schakelprogramma sociologie voor 90 studiepunten gevolgd. Tijdens het schakelprogramma en de master heb ik altijd mijn samenvattingen zelf geschreven. Ik houd van beknopte samenvattingen die de lessen, de slides, en eventueel informatie uit het boek bevatten. Ik probeer zo veel mogelijk opsommingen te vermijden en in verhaalvorm de lessen mee te schrijven. Voor de studie sociologie heb ik de bachelor integrale veiligheid aan Avans Hogeschool in Breda gestudeerd. Tijdens deze opleiding heb ik mijn samenvattingen ook altijd zelf gemaakt. Deze zijn allemaal geüpload! Op mijn profiel zien jullie eerst samenvattingen van Avans Hogeschool en daarna volgen samenvattingen van de UA. Groetjes, Britt

Lees meer Lees minder
5,0

1 beoordelingen

5
1
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via Bancontact, iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo eenvoudig kan het zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen