Cariologie (80% over cariës →Open vragen)
Ppt 1.Inleiding
Grootste boosdoener → cariës
Hoe komt het?
Lokale afbraak van hard tandweefsel op bepaalde voorkeursplaatsen van bacteriën aanwezig in de
mond, suikerhoudende voeding wordt omgezet in zuren
Andere aandoeningen van hard tandweefsel:
Erosie tandglazuur wordt opgelost (extern: fruitsap) (intern: maagzuur)
Attritie slijtage kauwvlakken en snijranden doordat ze elkaar raken
Abrasie gebitsslijtage door mechanisch proces
Abfractie voortschrijdend verlies van hard tandweefsel veroorzaakt door interne
spanning als gevolg van occlusale belasting
Ontwikkelingsdefecten Hypoplasie, Hypomineralisatie, …
Les 1: Ecologie van de orale cavitieit
Ecologie= Dynamiek van de wisselwerking tussen organismen met hun levensgemeenschappen en
populaties, de abiotische omgeving en de wisselwerking daartussen binnen een afgebakende
eenheid.
Cariës = Gevolg van interactie (dynamiek) tussen:
- Tanden
- Speeksel
- Micro-organismen
→ Belangrijk om compositie/structuur/functie van de verschillende onderdelen te kennen
1. Tanden (structuur)
- Glazuur
- Dentine
- Pulpa
- wortelcement
,Coronale gedeelte ( zichtbaar in de mond ) → 3 lagen:
• buitenste : glazuur
• middelste : dentine
• binnenste: pulpa
= glazuur die dentine beschermt en dentine beschermt pulpa
Apicale gedeelte → geen glazuur
Bestaat uit wortelcement
1. Tanden (ontwikkeling)
Normale doorbraaktijden:
- 1e melktand: 6-8 maand
- Volledig melkgebit: 2,5j
- Eerste definitieve tand: 5-6j
- Laatste definitieve tand: 18j
1.1 Macromorfologie
Wat zijn cariësgevoelige plaatsen?
Voorkeursplaatsen om cariës te ontwikkelen
Melkgebit Definitief gebit
Occlusaal Occlusaal
Aproximaal Foramen caecum
Later: approximaal
Ouderen:
worteloppervlakken
Occulusale vlakken:
Putten en fissuren:
- Fossae (zwarte pijl)
- Intersegmentale fissuren (fissuren tussen lobben)
- Marginosegmentale fissuren (rode pijl)
- Foramen caecum → Doorloper mesio buccale interlobulaire die doorloopt in buccaal vlak en
eindigt halverwege in een dieper putje (foramen caecum dus)
,Waar ontwikkelt cariës zich voornamelijk bij occlusale vlakken?
Brede fissuren en centrale fossae
1. fossae
2. foramen caecum
3. intersegmentale en margino-segmentale groeven
Approximale vlakken
Belangrijke macromorfologische karakteristieken
- Breedte en locatie approximaal contact (molaar > premolaar)
- Curvatuur (concaviteit approx.)
- Marginosegmentale groeve
Cariës net onder contactpunt → hoe breder contactpunt hoe sneller je cariës kan krijgen.
• Vaak contactpunten bij snijtanden
• Bij (pre)molaren een contactvlak (raken elkaar meer aan )
, Cervicale glazuurdentinegrens en wortels
Patiënten met gezonde gingiva:
- CEJ op zelfde hoogte als marginale gingiva
- Onregelmatig en ruw (→ MO makkelijk blijven plakken)
Wortels (ouderen):
- Geen macromorfologische structuren (makkelijkere plaqueretentie)
- Gingivale recessies → Meer wortelopp bloot → Meer
plaque-accumulatie → Sneller cariësontwikkeling
Samenvatting:
Cariës ontwikkelt zich thv specifieke locaties op tanden:
- Occlussaal
- Approximaal
- Thv marginale gingiva
1.2 Glazuur
Amelogenesis= glazuurvorming
Gevormd door: ameloblasten
Gevormd in 3 fases:
Secretoire fase secretie van proteïne + partiële vervanging door mineraal
Maturatie fase grootste deel proteïne wordt vervangen door mineraal (meerjarige fase)
Einde Net voor doorbraak
• Geen extra glazuur meer vormen
• Dentinevorming kan wel nog na doorbraak plaatsvinden
Ppt 1.Inleiding
Grootste boosdoener → cariës
Hoe komt het?
Lokale afbraak van hard tandweefsel op bepaalde voorkeursplaatsen van bacteriën aanwezig in de
mond, suikerhoudende voeding wordt omgezet in zuren
Andere aandoeningen van hard tandweefsel:
Erosie tandglazuur wordt opgelost (extern: fruitsap) (intern: maagzuur)
Attritie slijtage kauwvlakken en snijranden doordat ze elkaar raken
Abrasie gebitsslijtage door mechanisch proces
Abfractie voortschrijdend verlies van hard tandweefsel veroorzaakt door interne
spanning als gevolg van occlusale belasting
Ontwikkelingsdefecten Hypoplasie, Hypomineralisatie, …
Les 1: Ecologie van de orale cavitieit
Ecologie= Dynamiek van de wisselwerking tussen organismen met hun levensgemeenschappen en
populaties, de abiotische omgeving en de wisselwerking daartussen binnen een afgebakende
eenheid.
Cariës = Gevolg van interactie (dynamiek) tussen:
- Tanden
- Speeksel
- Micro-organismen
→ Belangrijk om compositie/structuur/functie van de verschillende onderdelen te kennen
1. Tanden (structuur)
- Glazuur
- Dentine
- Pulpa
- wortelcement
,Coronale gedeelte ( zichtbaar in de mond ) → 3 lagen:
• buitenste : glazuur
• middelste : dentine
• binnenste: pulpa
= glazuur die dentine beschermt en dentine beschermt pulpa
Apicale gedeelte → geen glazuur
Bestaat uit wortelcement
1. Tanden (ontwikkeling)
Normale doorbraaktijden:
- 1e melktand: 6-8 maand
- Volledig melkgebit: 2,5j
- Eerste definitieve tand: 5-6j
- Laatste definitieve tand: 18j
1.1 Macromorfologie
Wat zijn cariësgevoelige plaatsen?
Voorkeursplaatsen om cariës te ontwikkelen
Melkgebit Definitief gebit
Occlusaal Occlusaal
Aproximaal Foramen caecum
Later: approximaal
Ouderen:
worteloppervlakken
Occulusale vlakken:
Putten en fissuren:
- Fossae (zwarte pijl)
- Intersegmentale fissuren (fissuren tussen lobben)
- Marginosegmentale fissuren (rode pijl)
- Foramen caecum → Doorloper mesio buccale interlobulaire die doorloopt in buccaal vlak en
eindigt halverwege in een dieper putje (foramen caecum dus)
,Waar ontwikkelt cariës zich voornamelijk bij occlusale vlakken?
Brede fissuren en centrale fossae
1. fossae
2. foramen caecum
3. intersegmentale en margino-segmentale groeven
Approximale vlakken
Belangrijke macromorfologische karakteristieken
- Breedte en locatie approximaal contact (molaar > premolaar)
- Curvatuur (concaviteit approx.)
- Marginosegmentale groeve
Cariës net onder contactpunt → hoe breder contactpunt hoe sneller je cariës kan krijgen.
• Vaak contactpunten bij snijtanden
• Bij (pre)molaren een contactvlak (raken elkaar meer aan )
, Cervicale glazuurdentinegrens en wortels
Patiënten met gezonde gingiva:
- CEJ op zelfde hoogte als marginale gingiva
- Onregelmatig en ruw (→ MO makkelijk blijven plakken)
Wortels (ouderen):
- Geen macromorfologische structuren (makkelijkere plaqueretentie)
- Gingivale recessies → Meer wortelopp bloot → Meer
plaque-accumulatie → Sneller cariësontwikkeling
Samenvatting:
Cariës ontwikkelt zich thv specifieke locaties op tanden:
- Occlussaal
- Approximaal
- Thv marginale gingiva
1.2 Glazuur
Amelogenesis= glazuurvorming
Gevormd door: ameloblasten
Gevormd in 3 fases:
Secretoire fase secretie van proteïne + partiële vervanging door mineraal
Maturatie fase grootste deel proteïne wordt vervangen door mineraal (meerjarige fase)
Einde Net voor doorbraak
• Geen extra glazuur meer vormen
• Dentinevorming kan wel nog na doorbraak plaatsvinden