WO: ruimte Kaarten
Hoofdstuk 1: voorstelling van onze leefwereld
1. Wat is een kaart?
Een kaart is enorm nuttig instrument om je bij verplaatsingen heel wat
tijdverlies te besparen.
Een kaart = op een platte vlak geprojecteerde, verkleinde afbeelding van
het aardoppervlak.
Een kaart is meer dan een projectie van de werkelijkheid en heeft
volgende kenmerken:
- Weergave van de werkelijkheid
- Lokalisatie van verschijnselen
- Verkleining van werkelijkheid
- Onvolledig en vereenvoudigd
- Symbolisch
- Vervormd: men heeft een driedimensionale werkelijkheid op een plat
vlak geprojecteerd.
Afhankelijk van het type projectie dat men kiest, krijgt men andere
vervormingen. Een driedimensionale voorstelling is altijd equivalent
(=oppervlaktegetrouw), altijd equidistant
(=afstandsgetrouw) alsook altijd conform
(hoekgetrouw).
Bij een tweedimensionale voorstelling kan men deze drie
eigenschappen niet in stand houden. Soms worden
bepaalde eigenschappen meer benadrukt. De
kegelprojectie van Lambert is zo een voorbeeld.
Deze projectie geeft duidelijk aan dat men
niet alle exacte informatie kan behouden.
Hebben kaarten toch grote vervormingen,
vergelijk het dan met de wereldbol. Is
Europa wel zo groot in vergelijking met
Afrika? M.a.w. de wereldbol is de enige,
betrouwbare en realistische voorstelling van
de aarde.
In Australië ziet de kaart er ander uit. Belangrijk is dat je als leerkracht een
kaart kiest die zo goed mogelijk de wereld voorstelt en dat je de kaart kan
hanteren.
2. De ligging van een plaats nauwkeurig bepaald
2.1 Matrix
, WO: ruimte Kaarten
Om plaatsen te situeren wordt er gebruik gemaakt van een matrix met
letters en getallen (= gridsysteem). De kolommen worden met letters
A,B,C gemarkeerd van links naar rechts, de rijen met cijfers van boven
naar onder.
2.2 Het gradennet van lengte- en breedtecirkels
Onze aarde is eigenlijk geen bol want aan beide polen is het in lichte mate
afgeplat. We verwaarlozen deze afplatting, zodat we onze aardbol door
middel van een globe, zijnde de verkleinde wereldbol, kunnen voorstellen.
De aardas staat niet loodrecht. Deze aardas verbindt het noord- en
zuidpoolpunt. Even ver van de noord- en zuidpool bevindt zich de evenaar.
Die verdeelt onze wereldbol is 2 gelijke helften en wordt ook wel eens de
basisparallel genoemd, want het vormt de basis voor
de ruimtelijke indeling van het noordelijk en zuidelijk
halfrond.
De nulmeridiaan van Greenwich verdeelt de aarde in een westelijk en
oostelijk halfrond. Deze 2 basislijnen zorgen ervoor dat de aarde verdeeld
wordt in 4 kwadranten.
Elke plaats bezit zowel een breedte- als een lengteligging. Of m.a.w. elke
plaats is een snijpunt van een parallel met een meridiaan.
Breedteligging: je moet een parallel
vinden. De referentielijn is de evenaar en
een ander referentiepunt is elke pool
geleggen op 90°. Ze liggen evenwijdig aan
mekaar.
Lengteligging: de referentielijn is hier de
nulmeridiaan. Deze lijnen vormen als het
ware telkens halve cirkels die de polen
met elkaar verbinden. Meridianen worden ook wel eens lengtecirkels
genoemd.
Elk punt op de aardbol is precies bepaald door de lengte- en
breedteligging. NB en ZB worden gemeten van de evenaar naar de polen
toe. De maximale waarden is dus 180°.
2.3 De schaal
Eerst kijken kinderen naar de dingen in de buurt en daarna de dingen die
verder weg liggen.
Verschillende schalen:
- Lokale schaal: schooldomein topografische kaart, stratenplan
Hoofdstuk 1: voorstelling van onze leefwereld
1. Wat is een kaart?
Een kaart is enorm nuttig instrument om je bij verplaatsingen heel wat
tijdverlies te besparen.
Een kaart = op een platte vlak geprojecteerde, verkleinde afbeelding van
het aardoppervlak.
Een kaart is meer dan een projectie van de werkelijkheid en heeft
volgende kenmerken:
- Weergave van de werkelijkheid
- Lokalisatie van verschijnselen
- Verkleining van werkelijkheid
- Onvolledig en vereenvoudigd
- Symbolisch
- Vervormd: men heeft een driedimensionale werkelijkheid op een plat
vlak geprojecteerd.
Afhankelijk van het type projectie dat men kiest, krijgt men andere
vervormingen. Een driedimensionale voorstelling is altijd equivalent
(=oppervlaktegetrouw), altijd equidistant
(=afstandsgetrouw) alsook altijd conform
(hoekgetrouw).
Bij een tweedimensionale voorstelling kan men deze drie
eigenschappen niet in stand houden. Soms worden
bepaalde eigenschappen meer benadrukt. De
kegelprojectie van Lambert is zo een voorbeeld.
Deze projectie geeft duidelijk aan dat men
niet alle exacte informatie kan behouden.
Hebben kaarten toch grote vervormingen,
vergelijk het dan met de wereldbol. Is
Europa wel zo groot in vergelijking met
Afrika? M.a.w. de wereldbol is de enige,
betrouwbare en realistische voorstelling van
de aarde.
In Australië ziet de kaart er ander uit. Belangrijk is dat je als leerkracht een
kaart kiest die zo goed mogelijk de wereld voorstelt en dat je de kaart kan
hanteren.
2. De ligging van een plaats nauwkeurig bepaald
2.1 Matrix
, WO: ruimte Kaarten
Om plaatsen te situeren wordt er gebruik gemaakt van een matrix met
letters en getallen (= gridsysteem). De kolommen worden met letters
A,B,C gemarkeerd van links naar rechts, de rijen met cijfers van boven
naar onder.
2.2 Het gradennet van lengte- en breedtecirkels
Onze aarde is eigenlijk geen bol want aan beide polen is het in lichte mate
afgeplat. We verwaarlozen deze afplatting, zodat we onze aardbol door
middel van een globe, zijnde de verkleinde wereldbol, kunnen voorstellen.
De aardas staat niet loodrecht. Deze aardas verbindt het noord- en
zuidpoolpunt. Even ver van de noord- en zuidpool bevindt zich de evenaar.
Die verdeelt onze wereldbol is 2 gelijke helften en wordt ook wel eens de
basisparallel genoemd, want het vormt de basis voor
de ruimtelijke indeling van het noordelijk en zuidelijk
halfrond.
De nulmeridiaan van Greenwich verdeelt de aarde in een westelijk en
oostelijk halfrond. Deze 2 basislijnen zorgen ervoor dat de aarde verdeeld
wordt in 4 kwadranten.
Elke plaats bezit zowel een breedte- als een lengteligging. Of m.a.w. elke
plaats is een snijpunt van een parallel met een meridiaan.
Breedteligging: je moet een parallel
vinden. De referentielijn is de evenaar en
een ander referentiepunt is elke pool
geleggen op 90°. Ze liggen evenwijdig aan
mekaar.
Lengteligging: de referentielijn is hier de
nulmeridiaan. Deze lijnen vormen als het
ware telkens halve cirkels die de polen
met elkaar verbinden. Meridianen worden ook wel eens lengtecirkels
genoemd.
Elk punt op de aardbol is precies bepaald door de lengte- en
breedteligging. NB en ZB worden gemeten van de evenaar naar de polen
toe. De maximale waarden is dus 180°.
2.3 De schaal
Eerst kijken kinderen naar de dingen in de buurt en daarna de dingen die
verder weg liggen.
Verschillende schalen:
- Lokale schaal: schooldomein topografische kaart, stratenplan