Bronnen van kennis:
- Ervaringen, autoriteit, traditie, wetenschappelijke onderzoeken
- Logisch redeneren is systematisch proces:
o Inductief: specifiek -> algemeen: observatie -> patroon ->
theorie
o Deductief: algemeen -> specifiek: theorie -> observatie ->
bevestiging
= uitbreiding van bestaande kennis
Soorten onderzoek:
kwalitatief kwantitatief
Inductief: ervaringen, meningen, Deductief: theorie/ hypothesen
interview testen
= niet numeraal, subjectief = numeraal, meetbaar, obj/subj
Social constructivisme Logical positivisme:
Wetenschappelijke waarheid
bestaat en kan worden onderzocht
‘why’, dieper begrijpen van een Niet de waarom achter onderzoek
fenomeen
Kleine schaal en kleine populatie Grotere schaal en populatie
Zelf te interpreteren meetbaar
Vb: waarom vinden ze iets leuk? Vb: raten op schaal van 1-10
Comments lezen
Kwantitatief onderzoek gebruikt wetenschappelijke methode
systematische stappen
reduce bias = verminderen vooroordelen, vertekening is systematisch
en niet toevallige variatie
Basis, fundamenteel Toegepast, klinisch
Kennis opdoen: wat, hoe, waarom? Praktische problemen oplossen
Wereld begrijpen, Gestimuleerd Nieuwe technologie, nieuwe dingen
door curiositeit creëren
Experimenten, theoretisch Studies met dieren, praktisch
Vb: biologie, chemie, fysica: Vb: gezondheidswetenschappen
biomedische wetenschappen
Niet klinisch: niet in gezondheidssector
Klinisch: binnen toepgast onderzoek,
= begrijpen van mechanismen met als doel verbeteren van menselijke
gezondheid
,Kaders voor klinisch onderzoek, paradigma (manier om naar wereld te
kijken)
o Evidence based practice: nemen van weloverwogen beslissing
op basis van wetenschappelijke lectuur, meningen, ervaringen,
waarden en normen van patiënt, …
o Translationeel onderzoek: basiswetenschappen op klinische
problemen gebruiken. Doel= verbeteren gezondheid van
populaties op lange termijn
basis wetenschappen
toepassen op klinishe
problemen
wetenschappelijke
vragen genereren op basis
van klinische dilemma’s
fasen translationeel onderzoek:
T0 : basis onderzoek: theorie en mechanismen
T1 : translatie naar mensen : werkt het?
T2 : translatie naar patiënten : kan het werken onder ideale
condities?
T3 : translatie naar praktijk : zal het werken onder echte condities?
T4 : translatie naar populaties : is het de moeite waard?
T1/T2 : efficacy study = onder ideale T3/T4 : effectiveness study = werkt
omstandigehden het in echte leven?
- Random controlled trials (RCT) - Pragmatic controlled trials
= Groepen vergelijken met = groepen vergelijken met
medicijn en zonder (controle medicijn en zonder. Groepen
groep). Groepen lijken op mogen meer verschillen
elkaar en krijgen random een - Minder strikte
medicijn. inclusion/exclusion
- Strikt inclusion/exclusion - Welke impact heeft het op
criteria patiënt, zijn effecten
Translation continuum: betekenisvol voor patiënt?
= vaak zijn studies combinatie van efficacy en effectiveness. Vaak meer
effectiveness
Implementatie studies:
= voldoende bewijs dat het werkt? -> implementeren
,Clinisch onderzoek gaat over gezondheidseffecten van EBP
<-> implementatie onderzoek over de mate en kwaliteit van het gebruik
van EBP, wordt het wel gebruikt in de praktijk? Haalbaar, kosten,
duurzaamheid,… ?
stappen in wetenschappelijk proces:
onderzoeksvraag -> studie ontwerpen ->
studie uitvoeren -> data analyseren ->
gegevens delen.
Klinisch onderzoek: begint bij
fundamenteel onderzoek en gaat naar
translationeel onderzoek en
implementatie onderzoek.
Translational
research
Basic Clinical research Improved
research health
Basic -> Data ->
T1 : clinical
trials
T3: clinical trials
T2: clinical
T4: health services
H2: onderzoek: soorten & onderzoeksvragen
Soorten onderzoek:
1. Exploratory/ exploratief onderzoek
= Basis begrijpen van nieuw fenomeen (niet volledig in detail).
= onderzoeken van het verband tussen twee variabelen
- Cohort studies: grote groep mensen, wachten tot er uitkomst is
- Case-control studies: groep mensen met aandoening (case)
vergelijken met groep die niets hebben (control)
- Correlational studies: relaties onderzoeken
, - Methodological studies: onderzoek of de meetinstrumenten
betrouwbaar zijn
2. Descriptief/ beschrijvend onderzoek
= Beschrijft het fenomeen, relaties tussen variabele van het
fenomeen. Beschrijven van set variabelen, documenteren van
karakteristieken van een groep
Bouwt verder op exploratory
- Developmental research: groei van patronen bekijken over de tijd
- Normative research: norm waarde vaststellen voor variabele.
- Case report: beschrijving van een bijzonder geval
- Historical research: onderzoek naar het verleden
- Qualitative research: observaties en daaruit hypothesen/
patronen herkennen
- Mixed methods research: combinatie van quantitative en
qualitative
3. Explanatory/ verklarend / experimenteel onderzoek
= Uitleggen waarom er relatie is, de oorzaak. Vergelijken van 2 of
meer condities
= effect van onafhankelijke variabele op afhankelijke variabele
- Randomized controlled trial (RCT): efficacy, gecontrolleerd
vergelijken met placebo
- Pragmatic clinical trial (PCT): effectiveness, echte wereld
uitkomst, belangrijke uitkomst voor patiënt?
- Quasi-experimental designs: geen controle groep, niet random.
Herhalen van behandeling over de tijd. Trenden opvolgen
- Single-subject designs: 1 onderwerp met herhaalde metingen
onder gecontrolleerde setting. Op kleine groep.
Vaak in onderzoek combinatie van bovenstaande soorten.
Onderzoeksvraag opstellen:
Stap 1: probleem identificeren door: klinische ervaring, theorieën,
literatuur
Stap 2: rationale identificeren: achtergrond van probleem, verder over
nadenken, waarom kiezen we welke variabele => Gebaseerd op
bestaande studies
Stap 3: soort onderzoek kiezen: explanatory, exploratory, descriptive,
methodological
Stap 4: onderzoeksvraag, hypothesen.
Explanatory:
Onderzoeksvraag bevat: PICO