HOOFDSTUK 13: BLOEDVATEN EN BLOEDSOMLOOP
Opeenvolgende bloedvaten:
Arterie = slagader
Arteriole = kleine slagader
Capillair = haarvaten
Venule = kleine aders
Vene = aders
1.SYSTOLISCHE EN DIASTOLISCHE BLOEDDRUK WIJZIGEN DOORHEEN HUN
VERLOOP OVER GROTE BLOEDSOMLOOP
ARTERIEEL
Extra bloed wordt de grote bloedsomloop ingestuwd bloeddruk stijgt tijdens
ventriculaire systole
Tijdens periode: arteriën worden uitgerekt + diameter neemt toe
Bloeddruk daalt in de arteriën tijdens de ventriculaire diastole + elastische arteriën
krijgen hun oorspronkelijke afmetingen terug
Drukt neemt af naarmate afstand naar het hart toeneemt.
CAPILLAIR
Bloed bereikt pre capillaire sfincter druk fluctueert niet langer
Bloeddruk: 35mmHg
Doorstromen van capillair bloeddruk daalt geleidelijk tot 18 mmHg
VENEUS
Druk aan begin van veneuze stelsel is laag
Bloeddruk blijft laag gedurende ganse veneuze verloop
2. VERSCHILLENDE LAGEN VAN BLOEDVATWAND
Tunica intima
= binnenste laag van een bloedvat dat bestaat uit epitheel en omliggende
laag van bindweefsel met vooral elastische vezels.
Tunica media
= middelste laag dat opgebouwd is uit glad spierweefsel in een raamwerk
van collagene en elastische vezels.
Gladde spiercellen:
o Trekken samen diameter van bloedvat neemt af => vasoconstrictie
o Ontspannen diameter van bloedvat neemt toe => vasodilatatie
Tunica externa
= buitenste laag dat vooral collagene vezels bevat en een koker van
bindweefsel vormt rond de andere lagen van het bloedvat. Geeft stevigheid
aan de wand van het bloedvat.
= > collagene vezels vervlochten met aangrenzende weefsels
bloedvat wordt op zijn plaats gehouden
1
, Anatomie en fysiologie 1
3. VERBAND TUSSEN DIKTE VAN VERSCHILLENDE LAGEN VAN DIVERSE
BLOEDVATWANDEN EN VERLOOP VAN BLOEDDRUK OVER GROTE
BLOEDSOMLOOP
3.1 DIKTE VAN DE LAAG TER HOOGTE VAN ARTERIËN EN GEVOLG VAN
FUNCTIE
Diameter grote bloedvaten: 2,5 cm
Middelgrote bloedvaten: 0,4 cm
Wanden bevatten: tunica media met meer elastische vezels dan gladde spiercellen
Gevolgen:
Bloeddruk stijgt snel tijdens ventriculaire systole elastische arteriën uitgerekt
worden + diameter neemt toe
Bloeddruk daalt terug bij ventriculaire diastole door elastische vezels krijgt
arterie zijn oorspronkelijke diameter terug
3.2 DIKTE VAN DE LAAG TER HOOGTE VAN ARTERIOLEN EN GEVOLG VAN
FUNCTIE
Inwendige diameter: 30µm
Gevolg:
Tunica media bestaat uit 1 of 2 lagen van gladde spiercellen diameter van lumen kan
wijzigen bloeddruk en stroomsnelheid van bloed in weefsel worden gewijzigd
Actieve weefsels door vasodilatatie meer bloed ontvangen
Minder actieve weefsels door vasoconstrictie minder bloed toebedeeld
= vasomotoriek => te wijten aan versmallen van arteriole
3.3 DIKTE VAN DE LAAG TER HOOGTE VAN CAPILLAIREN EN GEVOLG VAN
FUNCTIE
Diameter capillaire: zeer klein, 8µm
Tunica externa en tunica media ontbreken
Gevolg:
Stroomsnelheid van bloed vertraagt door kleine diameter voldoende tijd om de
verschillende verplaatsingsprocessen die capillair kent voor filtratie, osmose, diffusie of
actief transport
3.4 DIKTE VAN DE LAAG TER HOOGTE VAN VENULEN EN GEVOLG VAN FUNCTIE
Diameter venulen: 50µm
Tunica media ontbreekt
2