Chemie 1
Hoofdstuk 1
1.1 Historische ontwikkeling van het atoommodel
1.1.1 Dalton (1808)
zijn atoomtheorie was gebaseerd op
Materie is opgebouwd uit kleine deeltjes = atomen
Atomen = onverwoestbaar en ondeelbaar, kunnen niet gevormd of
vernietigd worden door chemische reacties
Alle atomen van gegeven element = gelijk in fysische en chemische
eigenschappen
Fysische en chemische eigenschappen van atomen van gegeven element
= verschillend van eigenschappen van atomen van ander element
Atomen kunnen met elkaar combineren in verhouding van kleine gehele
getallen ter vorming van stabiele verbindingen
Relatieve aantal en soorten atomen in gegeven verbinding = constant
Zijn model:
Gaat uit van kleine onvernietigbare deeltjes zonder interne structuur =
biljartbal
Kern en elektron waren ongekend
Proeven van Thomson en Rutherford bewezen dat Dalton soms fout zat
1.1.2 Thomson (1904)
! Proef van Thomson
Hij wou onderzoeken hoe een atoom eruit zag
Gebruikte hiervoor de kathodestraalbuis, die aanleiding gaf tot een groene
straal (kathodestraal) door hoogspanning tussen de kathode en anode
Hij manipuleerde de groene straal mbv een elektrisch veld => afbuiging
straal
!De eigenschappen van die kathodestralen zijn onafhankelijk van gas in
buis/ elektrodemateriaal!
Hij concludeert uit die afbuiging => er moeten negatief geladen deeltjes
zijn, omdat er wordt afgeweken van de negatieve kant van het elektrisch
veld = elektronen
Dit liet hem toe de verhouding tussen massa van het elektron en de lading
te bepalen => was niet de echte massa, enkel de verhouding tot de lading
MAAR toonde aan dat atomen niet ondeelbaar waren -> stelling van Dalton
wordt onderuit gehaald
Plum-Pudding model
Atoom = positief geladen soep
, Daarin uniform verdeling van massa, elektronen en positieve lading =>
atoom = vol
Hoe kan men een atoom zien?
= men ging te werk met heliumkernen = kleine golflengtes => beter waar te
nemen
=> ! Het Rutherford experiment
1.1.3 Milikan
experiment
Opstelling:
= kamer gevuld met lucht + 2 horizontale elektroden
Hiertussen kan elektrisch veld aangelegd worden
Bovenaan kamer = opening => met vernevelaar kan kleine hoeveelheid
olie verneveld worden tot mist die bestaat uit kleine sferische oliedruppels
Die druppels: door wrijving tijdens vernevelen => kleine elektrische lading
vertonen
De druppels vallen door gravitatiekracht naar beneden met versnelde
beweging
Door toenemende wrijving van lucht => constante snelheid v bereikt
Sommige deeltjes: vallen door gaatje in bovenste elektrode => vervolgens
in gebied tussen 2 elektroden met microscoop waargenomen worden
Men meet de valsnelheid v van een geselecteerd deeltje in afwezigheid
van een elektrisch veld, we kunnen grootte en massa
bepalen volgens
Vervolgens schakelt men het elektrisch veld in
=> bovenste elektrode = + en onderste = -
=> als het deeltje geen lading vertoont, valt het
gewoon
=> als het wel lading vertoont, wordt het afgeremd door E.veld
=> bijkomende kracht die inwerkt op deeltje: elektrische kracht
elektron: onderdeel van alle atomen + kleine fractie van massa atoom
1.1.4 Rutherford (1911)
1.1.4.1 Bacquerel
experiment
Uranium geeft radioactieve straling af
, in 3 bundels opsplitsbaar dmv elektrisch veld (= geleider) :
= α-straling (He2+) => afgebogen naar – elektrode => bestaat uit +
deeltjes
=β-straling (e-) => afgebogen naar + elektrode => bestaat uit - deeltjes
= γ-straling (EM) => wordt niet beïnvloed
radioactiviteit: onstabiele elementen gaan spontaan straling afgeven
1.1.4.2 Rutherford
experiment
bestuderen de bestraling van dunne metaalfolies met bundel alfastralen
schoot heliumkernen op goudfolie (goud = zware atomen met hoge
dichtheid)
normaal gezien konden ze er niet door MAAR
meeste stralen gingen ongehinderd door folie, sommigen onder
grote/kleine hoek verstrooit (positieve ladingen van heliumkernen en
goudkernen zouden elkaar afstoten en daarom kaatst de helium terug met
grote en kleine hoeken)
hi concludeert: atoom moet ijle structuur hebben, niet helemaal gevuld
(massief) met + en – deeltjes zoals Thomson zei
het grootste deel van massa van atoom zou moeten geconcentreerd zijn in
klein volume
=> atoommodel waarbij in centrum kleine zware pos geladen kern is met
daarrond cirkelend een aantal lichte neg elektronen
Schematische voorstelling
Zijn atoom
Grotendeels lege ruimte met kleine pos. Geladen kern omgeven door
elektronenwolk
Geen uniforme verdeling van massa, elektronen en positieve lading
Voorspelling van de klassieke fysica: Rutherford model = instabiel
=> want:
, - Elektron draait rond
- elektron wordt continu versneld
- elektron zendt continue EM straling uit
- continu verlies van energie
- Kern moet in elkaar zakken en dat gebeurt niet
verschil tussen atoommodellen:
belangrijke info
Isotopen:
= Zelfde atoom, andere massa (massa proton ≈ 1.67 x 10 -27 kg)
= dus Zelfde aantal protonen, verschillend aantal neutronen
1.2 Kwantumeigenschappen van licht
1.2.1 het golfkarakter van licht
1.2.1.2 elektromagnetische golf
vormen
Transversaal
= bv: elektromagnetische straling, watergolven
Longitudinaal
= bv: geluidsgolven
1.2.1.3 golflengte, frequentie en snelheid van golven
elektromagnetische straling
Elektromagnetische golf: transversale golf van onderling loodrechte,
sinusoidaal oscillerende elektrische en magnetische velden
+ frequentie v = aantal golflengten die passeren in een punt per eenheid
van tijd
=> eenheid: Hz (s-1)
Hoofdstuk 1
1.1 Historische ontwikkeling van het atoommodel
1.1.1 Dalton (1808)
zijn atoomtheorie was gebaseerd op
Materie is opgebouwd uit kleine deeltjes = atomen
Atomen = onverwoestbaar en ondeelbaar, kunnen niet gevormd of
vernietigd worden door chemische reacties
Alle atomen van gegeven element = gelijk in fysische en chemische
eigenschappen
Fysische en chemische eigenschappen van atomen van gegeven element
= verschillend van eigenschappen van atomen van ander element
Atomen kunnen met elkaar combineren in verhouding van kleine gehele
getallen ter vorming van stabiele verbindingen
Relatieve aantal en soorten atomen in gegeven verbinding = constant
Zijn model:
Gaat uit van kleine onvernietigbare deeltjes zonder interne structuur =
biljartbal
Kern en elektron waren ongekend
Proeven van Thomson en Rutherford bewezen dat Dalton soms fout zat
1.1.2 Thomson (1904)
! Proef van Thomson
Hij wou onderzoeken hoe een atoom eruit zag
Gebruikte hiervoor de kathodestraalbuis, die aanleiding gaf tot een groene
straal (kathodestraal) door hoogspanning tussen de kathode en anode
Hij manipuleerde de groene straal mbv een elektrisch veld => afbuiging
straal
!De eigenschappen van die kathodestralen zijn onafhankelijk van gas in
buis/ elektrodemateriaal!
Hij concludeert uit die afbuiging => er moeten negatief geladen deeltjes
zijn, omdat er wordt afgeweken van de negatieve kant van het elektrisch
veld = elektronen
Dit liet hem toe de verhouding tussen massa van het elektron en de lading
te bepalen => was niet de echte massa, enkel de verhouding tot de lading
MAAR toonde aan dat atomen niet ondeelbaar waren -> stelling van Dalton
wordt onderuit gehaald
Plum-Pudding model
Atoom = positief geladen soep
, Daarin uniform verdeling van massa, elektronen en positieve lading =>
atoom = vol
Hoe kan men een atoom zien?
= men ging te werk met heliumkernen = kleine golflengtes => beter waar te
nemen
=> ! Het Rutherford experiment
1.1.3 Milikan
experiment
Opstelling:
= kamer gevuld met lucht + 2 horizontale elektroden
Hiertussen kan elektrisch veld aangelegd worden
Bovenaan kamer = opening => met vernevelaar kan kleine hoeveelheid
olie verneveld worden tot mist die bestaat uit kleine sferische oliedruppels
Die druppels: door wrijving tijdens vernevelen => kleine elektrische lading
vertonen
De druppels vallen door gravitatiekracht naar beneden met versnelde
beweging
Door toenemende wrijving van lucht => constante snelheid v bereikt
Sommige deeltjes: vallen door gaatje in bovenste elektrode => vervolgens
in gebied tussen 2 elektroden met microscoop waargenomen worden
Men meet de valsnelheid v van een geselecteerd deeltje in afwezigheid
van een elektrisch veld, we kunnen grootte en massa
bepalen volgens
Vervolgens schakelt men het elektrisch veld in
=> bovenste elektrode = + en onderste = -
=> als het deeltje geen lading vertoont, valt het
gewoon
=> als het wel lading vertoont, wordt het afgeremd door E.veld
=> bijkomende kracht die inwerkt op deeltje: elektrische kracht
elektron: onderdeel van alle atomen + kleine fractie van massa atoom
1.1.4 Rutherford (1911)
1.1.4.1 Bacquerel
experiment
Uranium geeft radioactieve straling af
, in 3 bundels opsplitsbaar dmv elektrisch veld (= geleider) :
= α-straling (He2+) => afgebogen naar – elektrode => bestaat uit +
deeltjes
=β-straling (e-) => afgebogen naar + elektrode => bestaat uit - deeltjes
= γ-straling (EM) => wordt niet beïnvloed
radioactiviteit: onstabiele elementen gaan spontaan straling afgeven
1.1.4.2 Rutherford
experiment
bestuderen de bestraling van dunne metaalfolies met bundel alfastralen
schoot heliumkernen op goudfolie (goud = zware atomen met hoge
dichtheid)
normaal gezien konden ze er niet door MAAR
meeste stralen gingen ongehinderd door folie, sommigen onder
grote/kleine hoek verstrooit (positieve ladingen van heliumkernen en
goudkernen zouden elkaar afstoten en daarom kaatst de helium terug met
grote en kleine hoeken)
hi concludeert: atoom moet ijle structuur hebben, niet helemaal gevuld
(massief) met + en – deeltjes zoals Thomson zei
het grootste deel van massa van atoom zou moeten geconcentreerd zijn in
klein volume
=> atoommodel waarbij in centrum kleine zware pos geladen kern is met
daarrond cirkelend een aantal lichte neg elektronen
Schematische voorstelling
Zijn atoom
Grotendeels lege ruimte met kleine pos. Geladen kern omgeven door
elektronenwolk
Geen uniforme verdeling van massa, elektronen en positieve lading
Voorspelling van de klassieke fysica: Rutherford model = instabiel
=> want:
, - Elektron draait rond
- elektron wordt continu versneld
- elektron zendt continue EM straling uit
- continu verlies van energie
- Kern moet in elkaar zakken en dat gebeurt niet
verschil tussen atoommodellen:
belangrijke info
Isotopen:
= Zelfde atoom, andere massa (massa proton ≈ 1.67 x 10 -27 kg)
= dus Zelfde aantal protonen, verschillend aantal neutronen
1.2 Kwantumeigenschappen van licht
1.2.1 het golfkarakter van licht
1.2.1.2 elektromagnetische golf
vormen
Transversaal
= bv: elektromagnetische straling, watergolven
Longitudinaal
= bv: geluidsgolven
1.2.1.3 golflengte, frequentie en snelheid van golven
elektromagnetische straling
Elektromagnetische golf: transversale golf van onderling loodrechte,
sinusoidaal oscillerende elektrische en magnetische velden
+ frequentie v = aantal golflengten die passeren in een punt per eenheid
van tijd
=> eenheid: Hz (s-1)