Goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht – deel Europees
Samenvatting goederen- en bijzondere
overeenkomstenrecht
DEEL EUROPEES
1
,Goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht – deel Europees
DEEL I – Europees goederenrecht (hoorcollege 5 en 6)
Europees goederenrecht
Geldend recht Toekomstig recht
EU-recht art. 1 EP EVRM DCFR*
Primair Secundair
*VWEU *Hv *RL Betalingsachterstand
*Art. 345 *RL Fin. Zekerheden
*Vrij verkeer *RL Woningkrediet
*Non-discriminatie *InsolventieVo
*Mededinging *(andere) IPR Vo
*Rechtsgrond EU Sec.R.
*Draft common frame of reference (DCFR) = een model van een Europees wetboek van privaatrecht,
met een afdeling over het goederenrecht;
➔ De Europese Commissie heeft dit stopgezet, dus het zal nog een hele tijd duren voordat hier
opnieuw aan wordt gewerkt.
PRIMAIR EU-RECHT
Art. 345 VWEU: “De Verdragen laten de regeling van het eigendomsrecht in de lidstaten onverlet”
➔ Het EU-recht blijft af van het eigendomsrecht, aangezien dit bij de lidstaten blijft;
Obstakels voor EU-goederenrecht, naast art. 345 VWEU
1. Onroerende goederen zijn uit hun aard gebonden aan een bepaald grondgebied;
Bij vrij verkeer van goederen is er een probleem, aangezien je deze niet zomaar over de
grens kan vervoeren.
2. Logisch systeem: alles hangt samen in het goederenrecht, waarbij dit verstoort zou worden
als hier Europese wetgeving in zou tussen komen;
Maar in het contractenrecht is ook veel Europese wetgeving, terwijl hier ook alles
samenhangt.
3. Numerus clausus: er kunnen geen andere zakelijke rechten dan degene die in de wet staan.
Spanningsveld
• EU-instellingen: de wens om in te grijpen in het nationale goederenrecht;
Maar: art. 345 VWEU is ook een ontsnappingsroute om geen uitspraak te hoeven doen
over moeilijke vragen over onteigening, aangezien dit tot de lidstaten behoort.
• Rechtsleer: interesse in de creatie van een Europees privaatrecht, met inbegrip van een
Europees goederenrecht (DCFR);
Maar: ook nadruk op de eigenheid van nationale goederenrecht, die zich hiertegen zou
verzetten.
Conclusie: deze obstakels en spanningsvelden hebben ertoe geleid dat het niet eenvoudig is om de
betekenis van art. 345 VWEU te achterhalen;
➔ In de voorbereidende werken van het EEG-verdrag werd er ook weinig vermeld over de
achterliggende bedoeling van deze bepaling.
2
,Goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht – deel Europees
ART. 345 VWEU: BETEKENIS? DRIE INTERPRETATIES
1° Eerste interpretatie: lidstaten hoeven op het domein van het goederenrecht geen rekening te
houden met het EU-recht – ze mogen handelen zoals ze willen inzake goederenrecht;
➔ MAAR HvJ: lidstaten moeten de fundamentele vrijheden respecteren.
Fundamentele vrijheden?
1. Vrij verkeer van personen; art. 20 VWEU (burgerschap); art. 45 (werknemers); art. 49 (vrijheid
van vestiging)
2. Vrij verkeer van diensten; art. 56 VWEU
3. Vrij verkeer van goederen; art. 28 e.v. VWEU
4. Vrij verkeer van kapitaal; art. 63 VWEU
Betekent dit dat nationale wetgeving nooit in strijd mag zijn met fundamentele vrijheden? Nee, er is
een mogelijkheid tot rechtvaardiging van nationale regels in strijd met fundamentele vrijheden;
a. Is de nationale regel discriminerend1? Rechtvaardiging op grond van het Verdrag.
b. Is de nationale regel niet-discriminerend? Rule of Reason (Cassis de Dijon/Gebhard).
- Legitiem doel: de regel is ingegeven door dwingende reden van algemeen belang;
- Geschikt: de regel is geschikt om het beoogde doel te bereiken;
- EN proportioneel: de regel gaat niet verder dan nodig om dat doel te bereiken.
→ Verticale en horizontale directe werking
Toepassing door het HvJ van de beginselen op het goederenrecht
• Fearon v. Irish Land Commission
- Voorwerp: in Ierland was een wet aangenomen die de Irish Land Commission de
bevoegdheid verleende om tot onteigening over te gaan, op voorwaarde dat de eigenaar
van deze gronden meer dan 3 mijl van deze gronden woonde;
o Fearon was een vennootschap met Britse aandeelhouders, waardoor deze meer dan
3 mijl van de gronden woonde en de Irish Land Commission ging over tot onteigening
o Fearon: de wet is in strijd met het EU-recht, namelijk het recht van vestiging.
- Ook al raakt het EU-recht niet aan het recht van de lidstaten om een stelsel van
onteigening ten algemenen nutte in te voeren, toch blijft op zo een stelsel het
fundamentele, aan de verdragsbepalingen betreffende het recht van vestiging ten
grondslag liggende non-discriminatiebeginsel van toepassing.
o De regel geldt op dezelfde wijze voor Ierse onderdanen en voor andere onderdanen,
waardoor er geen schending was van EU-recht;
o Maar bij regels m.b.t. eigendom, moet er rekening worden gehouden met de regels
van het EU-recht, voor zover hier geen rechtvaardiging bestaat;
• Tweede verblijven in Oostenrijk (Burtscher)
- Vóórdat Oostenrijk lid was van de EU, was er een regel dat niet-Oostenrijkers geen
vakantieverblijven mochten kopen in Oostenrijk;
o Oplossing: Burtscher had een langdurige huurovereenkomst gesloten met koopoptie;
o Burtscher heeft zijn rechten op dat vakantieverblijf met de huur overgedragen op zijn
zoon, die zich heeft verbonden om deze rechten te respecteren;
o De zoon besloot om toch een procedure in te stellen om de huurder te laten
verdrijven uit het goed, met als argumentatie dat de huurovereenkomst met
aankoopoptie nietig was, wegens dat dit een vermomde verkoopovereenkomst was.
- Oostenrijk was ondertussen lid geworden van de EU en had zich gerealiseerd dat het niet
toegelaten was om een discriminerende regel te hebben;
1 Discriminatie = onderscheid tussen eigen burgers en deze van andere lidstaten.
3
, Goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht – deel Europees
o Wetswijziging hield in dat het voortaan toegelaten was voor niet-Oostenrijkers
gebouwde goederen te kopen, maar ze moesten een bepaalde verklaring afleggen als
dit als vakantieverblijf zou worden gebruikt of niet = ter controle;
o + overgangsbepaling: overeenkomsten die reeds waren gesloten vóór de
inwerkingtreding van de wet kwamen ook in aanmerking voor deze regeling, op
voorwaarde dat ze deze verklaring zouden afleggen binnen een bepaalde periode;
o Strauder had deze verklaring niet afgelegd en de overeenkomst werd nietig verklaard.
- HvJ: artikel 56, lid 1, EG aldus dient te worden uitgelegd dat het in de weg staat aan de
toepassing van een nationale regeling (…), volgens welke het laattijdig overleggen van
een verklaring van verkrijging op zichzelf de nietigheid ex tunc van de betrokken
grondtransactie meebrengt;
Het is wel toegelaten aan de lidstaten om een regel betreffende het afleggen van
zulke verklaring op te nemen, op voorwaarde dat deze op gelijke waarde van
toepassing was op eigen burgers en deze van andere lidstaten, MAAR daaraan de
sanctie van nietigheid verbinden bij gebreke aan deze verklaring, zonder na te gaan
als deze materieelrechtelijke voorwaarde (zonder de voorwaarden na te gaan), een
zodanig verre sanctie was die disproportioneel was.
• Consten & Grundig
- Voorwerp: Grundig was een merk die de Franse markt ging benutten, hiervoor zochten ze
een distributeur. Consten was in beginsel geïnteresseerd om Grundig producten te
verkopen, maar beargumenteerde dat deze veel moest investeren in marketing. Als hij
dan zoveel moest investeren, gaan andere misschien mee profiteren van de
investeringen. Hierdoor heeft Grundig hem een exclusieve distributeur gemaakt. Maar bij
parallelle import zou hij nog altijd geen bescherming hebben.
o Grundig gaat het merkrecht overdragen aan Consten in het Franse territorium,
hierdoor kunnen ze iedereen aanspreken die in Frankrijk Grundig producten verkoopt
o De Commissie oordeelde dat dit verboden was, wegens het creëren van een
monopolie inzake Grundig-producten.
- Onderscheid tussen regels betreffende het bestaan of verwerven van intellectuele
eigendomsrechten EN de uitoefening van (intellectuele) eigendomsrechten;
o Bestaan of verwerven van intellectuele eigendomsrechten was een zaak van de
lidstaten, maar dit betekent niet dat de rechthebbende gebruik mochten maken van
deze regeling in strijd met het EU-recht;
o Geen uitoefening in strijd met kartelrecht;
o Regeling van EU-mededingingsrecht kunnen dus worden ingeroepen tegen de
uitoefening van eigendomsrechten.
• Commissie v. VK & Noord-Ierland
Zolang er nog geen harmonisatie is, is de vaststelling van de voorwaarden van
octrooibescherming een taak van de nationale wetgever, maar de nationale overheid
mag daarbij geen maatregelen nemen die op gespannen voet staan met het verdrag.
2° Tweede interpretatie: De EU mag geen wetgevende instrumenten aannemen m.b.t. het
goederenrecht = bevoegdheidsbeperking voor de Europese Unie;
➔ MAAR er werd voorzien in een expliciete rechtsgrond om te voorzien in verordeningen tot
harmonisatie van het EU-recht.
- Commissie / VK & Noord-Ierland – Art. 118 VWEU
- Rest goederenrecht? Restrictieve interpretatie van art. 345 VWEU, waarbij deze niet mag
worden geïnterpreteerd als een bevoegdheidsbeperking
4
Samenvatting goederen- en bijzondere
overeenkomstenrecht
DEEL EUROPEES
1
,Goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht – deel Europees
DEEL I – Europees goederenrecht (hoorcollege 5 en 6)
Europees goederenrecht
Geldend recht Toekomstig recht
EU-recht art. 1 EP EVRM DCFR*
Primair Secundair
*VWEU *Hv *RL Betalingsachterstand
*Art. 345 *RL Fin. Zekerheden
*Vrij verkeer *RL Woningkrediet
*Non-discriminatie *InsolventieVo
*Mededinging *(andere) IPR Vo
*Rechtsgrond EU Sec.R.
*Draft common frame of reference (DCFR) = een model van een Europees wetboek van privaatrecht,
met een afdeling over het goederenrecht;
➔ De Europese Commissie heeft dit stopgezet, dus het zal nog een hele tijd duren voordat hier
opnieuw aan wordt gewerkt.
PRIMAIR EU-RECHT
Art. 345 VWEU: “De Verdragen laten de regeling van het eigendomsrecht in de lidstaten onverlet”
➔ Het EU-recht blijft af van het eigendomsrecht, aangezien dit bij de lidstaten blijft;
Obstakels voor EU-goederenrecht, naast art. 345 VWEU
1. Onroerende goederen zijn uit hun aard gebonden aan een bepaald grondgebied;
Bij vrij verkeer van goederen is er een probleem, aangezien je deze niet zomaar over de
grens kan vervoeren.
2. Logisch systeem: alles hangt samen in het goederenrecht, waarbij dit verstoort zou worden
als hier Europese wetgeving in zou tussen komen;
Maar in het contractenrecht is ook veel Europese wetgeving, terwijl hier ook alles
samenhangt.
3. Numerus clausus: er kunnen geen andere zakelijke rechten dan degene die in de wet staan.
Spanningsveld
• EU-instellingen: de wens om in te grijpen in het nationale goederenrecht;
Maar: art. 345 VWEU is ook een ontsnappingsroute om geen uitspraak te hoeven doen
over moeilijke vragen over onteigening, aangezien dit tot de lidstaten behoort.
• Rechtsleer: interesse in de creatie van een Europees privaatrecht, met inbegrip van een
Europees goederenrecht (DCFR);
Maar: ook nadruk op de eigenheid van nationale goederenrecht, die zich hiertegen zou
verzetten.
Conclusie: deze obstakels en spanningsvelden hebben ertoe geleid dat het niet eenvoudig is om de
betekenis van art. 345 VWEU te achterhalen;
➔ In de voorbereidende werken van het EEG-verdrag werd er ook weinig vermeld over de
achterliggende bedoeling van deze bepaling.
2
,Goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht – deel Europees
ART. 345 VWEU: BETEKENIS? DRIE INTERPRETATIES
1° Eerste interpretatie: lidstaten hoeven op het domein van het goederenrecht geen rekening te
houden met het EU-recht – ze mogen handelen zoals ze willen inzake goederenrecht;
➔ MAAR HvJ: lidstaten moeten de fundamentele vrijheden respecteren.
Fundamentele vrijheden?
1. Vrij verkeer van personen; art. 20 VWEU (burgerschap); art. 45 (werknemers); art. 49 (vrijheid
van vestiging)
2. Vrij verkeer van diensten; art. 56 VWEU
3. Vrij verkeer van goederen; art. 28 e.v. VWEU
4. Vrij verkeer van kapitaal; art. 63 VWEU
Betekent dit dat nationale wetgeving nooit in strijd mag zijn met fundamentele vrijheden? Nee, er is
een mogelijkheid tot rechtvaardiging van nationale regels in strijd met fundamentele vrijheden;
a. Is de nationale regel discriminerend1? Rechtvaardiging op grond van het Verdrag.
b. Is de nationale regel niet-discriminerend? Rule of Reason (Cassis de Dijon/Gebhard).
- Legitiem doel: de regel is ingegeven door dwingende reden van algemeen belang;
- Geschikt: de regel is geschikt om het beoogde doel te bereiken;
- EN proportioneel: de regel gaat niet verder dan nodig om dat doel te bereiken.
→ Verticale en horizontale directe werking
Toepassing door het HvJ van de beginselen op het goederenrecht
• Fearon v. Irish Land Commission
- Voorwerp: in Ierland was een wet aangenomen die de Irish Land Commission de
bevoegdheid verleende om tot onteigening over te gaan, op voorwaarde dat de eigenaar
van deze gronden meer dan 3 mijl van deze gronden woonde;
o Fearon was een vennootschap met Britse aandeelhouders, waardoor deze meer dan
3 mijl van de gronden woonde en de Irish Land Commission ging over tot onteigening
o Fearon: de wet is in strijd met het EU-recht, namelijk het recht van vestiging.
- Ook al raakt het EU-recht niet aan het recht van de lidstaten om een stelsel van
onteigening ten algemenen nutte in te voeren, toch blijft op zo een stelsel het
fundamentele, aan de verdragsbepalingen betreffende het recht van vestiging ten
grondslag liggende non-discriminatiebeginsel van toepassing.
o De regel geldt op dezelfde wijze voor Ierse onderdanen en voor andere onderdanen,
waardoor er geen schending was van EU-recht;
o Maar bij regels m.b.t. eigendom, moet er rekening worden gehouden met de regels
van het EU-recht, voor zover hier geen rechtvaardiging bestaat;
• Tweede verblijven in Oostenrijk (Burtscher)
- Vóórdat Oostenrijk lid was van de EU, was er een regel dat niet-Oostenrijkers geen
vakantieverblijven mochten kopen in Oostenrijk;
o Oplossing: Burtscher had een langdurige huurovereenkomst gesloten met koopoptie;
o Burtscher heeft zijn rechten op dat vakantieverblijf met de huur overgedragen op zijn
zoon, die zich heeft verbonden om deze rechten te respecteren;
o De zoon besloot om toch een procedure in te stellen om de huurder te laten
verdrijven uit het goed, met als argumentatie dat de huurovereenkomst met
aankoopoptie nietig was, wegens dat dit een vermomde verkoopovereenkomst was.
- Oostenrijk was ondertussen lid geworden van de EU en had zich gerealiseerd dat het niet
toegelaten was om een discriminerende regel te hebben;
1 Discriminatie = onderscheid tussen eigen burgers en deze van andere lidstaten.
3
, Goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht – deel Europees
o Wetswijziging hield in dat het voortaan toegelaten was voor niet-Oostenrijkers
gebouwde goederen te kopen, maar ze moesten een bepaalde verklaring afleggen als
dit als vakantieverblijf zou worden gebruikt of niet = ter controle;
o + overgangsbepaling: overeenkomsten die reeds waren gesloten vóór de
inwerkingtreding van de wet kwamen ook in aanmerking voor deze regeling, op
voorwaarde dat ze deze verklaring zouden afleggen binnen een bepaalde periode;
o Strauder had deze verklaring niet afgelegd en de overeenkomst werd nietig verklaard.
- HvJ: artikel 56, lid 1, EG aldus dient te worden uitgelegd dat het in de weg staat aan de
toepassing van een nationale regeling (…), volgens welke het laattijdig overleggen van
een verklaring van verkrijging op zichzelf de nietigheid ex tunc van de betrokken
grondtransactie meebrengt;
Het is wel toegelaten aan de lidstaten om een regel betreffende het afleggen van
zulke verklaring op te nemen, op voorwaarde dat deze op gelijke waarde van
toepassing was op eigen burgers en deze van andere lidstaten, MAAR daaraan de
sanctie van nietigheid verbinden bij gebreke aan deze verklaring, zonder na te gaan
als deze materieelrechtelijke voorwaarde (zonder de voorwaarden na te gaan), een
zodanig verre sanctie was die disproportioneel was.
• Consten & Grundig
- Voorwerp: Grundig was een merk die de Franse markt ging benutten, hiervoor zochten ze
een distributeur. Consten was in beginsel geïnteresseerd om Grundig producten te
verkopen, maar beargumenteerde dat deze veel moest investeren in marketing. Als hij
dan zoveel moest investeren, gaan andere misschien mee profiteren van de
investeringen. Hierdoor heeft Grundig hem een exclusieve distributeur gemaakt. Maar bij
parallelle import zou hij nog altijd geen bescherming hebben.
o Grundig gaat het merkrecht overdragen aan Consten in het Franse territorium,
hierdoor kunnen ze iedereen aanspreken die in Frankrijk Grundig producten verkoopt
o De Commissie oordeelde dat dit verboden was, wegens het creëren van een
monopolie inzake Grundig-producten.
- Onderscheid tussen regels betreffende het bestaan of verwerven van intellectuele
eigendomsrechten EN de uitoefening van (intellectuele) eigendomsrechten;
o Bestaan of verwerven van intellectuele eigendomsrechten was een zaak van de
lidstaten, maar dit betekent niet dat de rechthebbende gebruik mochten maken van
deze regeling in strijd met het EU-recht;
o Geen uitoefening in strijd met kartelrecht;
o Regeling van EU-mededingingsrecht kunnen dus worden ingeroepen tegen de
uitoefening van eigendomsrechten.
• Commissie v. VK & Noord-Ierland
Zolang er nog geen harmonisatie is, is de vaststelling van de voorwaarden van
octrooibescherming een taak van de nationale wetgever, maar de nationale overheid
mag daarbij geen maatregelen nemen die op gespannen voet staan met het verdrag.
2° Tweede interpretatie: De EU mag geen wetgevende instrumenten aannemen m.b.t. het
goederenrecht = bevoegdheidsbeperking voor de Europese Unie;
➔ MAAR er werd voorzien in een expliciete rechtsgrond om te voorzien in verordeningen tot
harmonisatie van het EU-recht.
- Commissie / VK & Noord-Ierland – Art. 118 VWEU
- Rest goederenrecht? Restrictieve interpretatie van art. 345 VWEU, waarbij deze niet mag
worden geïnterpreteerd als een bevoegdheidsbeperking
4