BLOED
1 FUNCTIES EN FYSISCHE EIGENSCHAPPEN VAN BLOED
1.1 Functies van bloed
bloed ⇒ essentieel onderdeel lichaam⇒voor overleven + goed functioneren ⇒onmisbaar
voor gezondheid en welzijn
1.1.1 Transport
transport verschillende stoffen⇒ orgaan-weefsel-cel
- HOE ⇒ In bloed⇒ complexe eiwitten ⇒ binden deze stoffen + meenemen in
bloedstroom ⇒ bv hemoglobine (trans zuurstof)
a. Transport van opgeloste gassen
- Bloed transporteert zuurstof (O2) van longen naar weefsels⇒ weefsels geven CO2
af aan bloed ⇒ wordt naar longen gebracht + uitgeademd
b. Transport van voedingsstoffen
Voedingsstoffen opgenomen via⇒ spijsverteringsstelsel / opgeslagen in lever /
vetweefsel⇒ via bloed getransporteerd ⇒ cellen voor de celwerking
c. Transport van hormonen
- Hormonen geproduceerd door endocriene klieren ⇒ bloed getransporteerd naar
doelcellen ( hormonen zetten doelcellen tot specifieke taak aan)
d. Transport van afvalstoffen
Actieve cellen produceren ⇒ koolstofdioxide + bijproduct van hun activiteit (afvalstoffen)
- bloed transporteert naar nieren ⇒ filteren deze afvalstoffen uit bloed ⇒ gecollecteerd
in urine + afgevoerd ⇒ gefilterde bloed herneemt zijn weg
1.1.2 Regulatie
a. Lichaamstemperatuur
Bloed helpt handhaven van lichaamstemperatuur ⇒ warmte opgewekt door spieractiviteit +
celactiviteit ⇒ verdelen over lichaam
- lichaam te warm ⇒ bloed verplaatst warmte naar huid⇒ warmte aan omgeving
afgegeven
b. pH
Bloed absorbeert + neutraliseert ⇒ door weefsels gevormde zuren ⇒ (bv melkzuur bij
spieractiviteit)
,Nerges Sadiqi
c. Ionensamenstelling interstitiële vloeistof
Diffusie tussen bloed en interstitiële vloeistof (VL rondom cellen) ⇒ plaatselijk tekort of
overmaat aan ionen ⇒ verdwijnt
1.1.3 Bescherming
a. Tegen vloeistofverlies bij verwonding
Bloed bevat enzymen + factoren (geactiveerd bij shadiging vaatwanden)
- Enzymen + factoren ⇒ bevorderen bloedstolling =bloedprop⇒ beschadiging tijdelijk
afsluiten
b. Tegen gifstoffen en ziekteverwekkers
Bloed bevat leukocyten (WBC)⇒ weefsels binnendringen om pathogenen bestrijden +
afvalstoffen verwijderen
- bloed bevat eiwitten = antistoffen ⇒ lichaamsvreemde stoffen aanvallen
1.2 Fysische eigenschappen van bloed
1.2.1 Temperatuur
bloed temp ⇒ 38°C ⇒ hoger > lichaam
1.2.2 Viscositeit
viscositeit bloed ⇒ 5x hoger + kleveriger + sterke cohesiekracht > water
- door aanwezigheid opgeloste eiwitten in bloed
1.2.3 pH
Bloed = licht basisch = 7,4
2 SAMENSTELLING VAN BLOED
bloed = vloeibaar bindweefsel
- hoge concentratie interstitiële vloeistof ⇒ zorgt dit type bindweefsel vloeibaar is
- bloed bevat veel interstitiële vloeistof = plasma
- bloed uit bloedcellen
- plasma + bloedcellen = vol bloed
2.1 Plasma (55% van vol bloed)
2.1.1 Water (92%)
2.1.2 Andere opgeloste stoffen (1%)
,Nerges Sadiqi
2.1.3 Plasma-eiwitten (7%)
opgeloste eiwitten ⇒maken plasma uniek + bepalen functie plasma
- 90% plasma-eiwitten ⇒ door lever gevormd
- belangrijke indicatoren ivm gezondheid van lever ⇒ leveraandoeningen ⇒ invloed
op functionele eigenschappen van bloed.
drie grote groepen plasma-eiwitten aanwezig in plasma:
a. Albuminen
handhaven osmotische druk van plasma
- aan vetten (niet oplosbaar in water) binden ⇒ eiwit-complex vormen dat wél in
water oplost = lipoproteïne
b. Globulinen
Globulinen kunnen ook lipoproteïnen vormen met vetten
- belangrijke rol in immuniteit + als transporteiwitten
- Antistoffen / immunoglobulinen : type globuline ⇒ valt aan lichaamsvreemde
eiwitten + ziekteverwekkers
- Transporteiwitten: binden aan kleine ionen⇒ tegenhouden anders ionen door nieren
uit bloed gefilterd
c. Fibrinogeen
- belangrijke rol bij bloedstolling
- bepaalde omstandigheden ⇒ fibrinogeen moleculen omgezet tot onoplosbare
strengen fibrine⇒ vormt raamwerk voor bloedstolsel
- Bij bloedname ⇒ coagulerende (stollende) eigenschap bloed voorkomen⇒
stollingseiwitten uit bloedstalen verwijderd⇒ overgebleven VL= serum
2.2 Bloedcellen (45% van vol bloed)
2.2.1 Erytrocyten (99.9%)
= rode bloedcellen
- enige functie = transporteren O2 en CO2
- Erytrocyten bevatten hemoglobine⇒ RBC gemakkelijk O2 en CO2 binden +
transporteren
- Hemoglobine⇒ rode kleur= bloed rood
vorm + samenstelling erytrocyten:
a. Morfologie van erytrocyten
Erytrocyten hebben atypische vorm ⇒ platte schijven + midden smaller dan randen
- vorm twee belangrijke functies:
, Nerges Sadiqi
• vergroot contactoppervlak met omgeving ⇒ diffusiesnelheid tussen intracellulaire
vocht en extracellulaire vocht (bij bloed, het plasma) wordt verhoogd
• deze vorm ⇒ gemakkelijker door nauwe capillairen geperst
b. Samenstelling erytrocyten
volwassen erytrocyt ⇒ bestaat uit plasmamembraan, cytoplasma , eiwitten (vooral
hemoglobine)
- bevatten geen organellen ⇒ anders bv mitochondriën hebben⇒ zuurstof ipv
transporteren zelf verbruiken
afwezigheid organellen heeft enkele belangrijke gevolgen:
• geen mitochond ⇒ erytrocyten hun energie andere manier verkrijgen⇒ glucose uit
omringende bloedplasma opnemen.= anaerobe dissimilatie
•geen celkern ⇒ geen celdeling ⇒ erytro in volwassen mens uit stamcellen gevormd in rode
beenmerg= erytropoëse
c. Erytropoëtine (EPO)
EPO = hormoon ⇒ door lever + nieren geproduceerd
- gevormd wanneer te weinig zuurstof in bloed: hypoxie
Dit kan worden veroorzaakt door:
1. Bloedarmoede (anemie)
2. Bloedtoevoer naar nieren neemt af
3. zuurstofgehalte in longen neemt af (ziekte of ijle lucht)
4. Het longoppervlak van longen beschadigd ⇒ zuurstof moeilijker opgenomen
⇒ zodra EPO in bloedbaan ⇒ naar rode beenmerg getransporteerd ⇒ waar erytropoëse in
gang zet
d. De levenscyclus van erytrocyten
1. Door erytropoëse ⇒ in rode beenmerg ⇒ uit stamcellen onrijpe erytrocyten
gevormd = erytroblasten⇒ jonge erytrocyten verblijven 4 dagen in rode beenmerg
+ produceren massaal hemoglobine
2. Na deze periode stoten de erytroblasten hun celkern + andere organellen af =
reticulocyten⇒ 2 à 3 dagen in die vorm hemoglobine produceren
3. Na deze periode verlaten reticulocyten rode beenmerg + rijpen in bloedsomloop 24
uur verder uit tot erytrocyten