1. Inleiding tot klinische chemie:
1.1 Wat is klinische chemie?
Definitie:
Analyses op lichaamsvochten, veel bepalingen bv. elektrolyten, mineralen en biochemische moleculen,…
Meeste analysen zijn kwantitatief, kwalitatief onderzoek kan ook wel bv. Urine-analyse. Vaak is er gebruik van
automaten gebaseerd op spectrofotometrie en immuno-chemie. De resultaten worden dan vergeleken met de
referentiewaarden en hieruit kan een interpretatie gebeuren.
Lab klinische chemie:
Afdeling klinische chemie is onderdeel van lab klinische biologie, met verschillende analisten, hoofd-analist,
artsen en klinisch-bioloog ( eindverantwoordelijkheid).
Laboratoriumtechnologen:
Medisch Laboratoriumtechnologen KB 2/6/1993: beroepstitel en kwalificatievereisten beschreven.
Het laboratorium-aanvraagformulier:
Ieder lab heeft zijn eigen aanvraagformulier, kan manueel of elektronisch ingevuld worden. Huisartsen-
informatiesysteem (HIS) of ziekenhuis-informatiesysteem (ZIS) verbonden met laboratorium-informatiesysteem
(LIS). LIS = computersysteem dat alle acties in labo registreert.
Staalafname:
Voornaamste staal = bloedstaal. Bloedstaal wordt gecentrifugeerd om serum of heparineplasma te bereiden.
Primaire buis kan verdeeld worden over secundaire buizen.
Labtechnieken:
Automaten: spectrofotometrie, immuno-chemie, nefelometrie, flowcytometrie, elektrochemie,
turbidimetrie. Daarnaast HPLC en eiwitelektroforese. Minder geautomatiseerd is de microscopie voor
urinesediment. Dringende analyses = cito-bepaling cito-invoer: speciale invoer op automaten
zodat dit staal voorgenomen wordt. Resultaat vaak binnen 1h bekend.
Resultaat:
Kwalitatieve bepaling: stof aanwezig of niet? Gebruik maken van: aantoningsreactie, kleurreactie,
agglutinatiereactie of microscopie.
Kwantitatieve bepaling: concentratie van een stof kennen resultaat moet precies en accuraat zijn.
Diagnose:
Bij diagnose wordt gebruik gemaakt van:
- Anamnese (voorgeschiedenis) patiënt
- Lichamelijk onderzoek en klinische symptomen
- Beeldvormend onderzoek
- EEG (elektro-encephalogram), ECG (elektro-cardiogram)
- Waarneming fysiologisch functie-onderzoek
- Resultaten labo-onderzoek
1.2 Doelstelling van het klinisch-chemisch onderzoek:
Doel: behandelende arts objectieve gegevens geven over chemische samenstelling van
lichaamsvloeistoffen of cellen, waarmee ze diagnose kunnen stellen of therapie kan volgen
(monitoring).
- Diagnostiek: opsporen aard van de ziekte
- Vervolgen van therapie: geheel van maatregelen dat ziekteproces gunstig beïnvloedt.
1
,Diagnostiek kijkt men vooral in afwijkingen van lichaamsvloeistoffen. Hierdoor kan de arts:
Bevestiging doen vermoede aandoening
Aandoeningen uitsluiten
Ernst aandoening vast stellen
Vervolgen van therapie men kijkt vooral naar de verandering in tijd; wordt de afwijking kleiner of
groter? Dosering van geneesmiddelen controleren door bepaling van concentratie van het middel in
lichaamsvochten (TDM = therapeutic drug monitoring).
Hierdoor kan de arts:
Uitgangswaarde vaststellen
Therapie kiezen en bijsturen: patiënt volgen in tijd
Moeite om prognose (voorspelling) te doen zorgt voor screening om een aandoening te detecteren.
Groepen met hoger risico voor bepaalde ziekten moeten gescreend worden.
Klinisch-chemische labo-onderzoek:
Informatie winnen met betrekking tot:
- Aandoeningen met metabole basis bij patiënt.
- Biochemische wijzigingen als gevolg van een ziekte.
Representatief onderzoeksmateriaal
Veiligheid
Kwaliteitsbewaking
1.3 Veiligheid in het klinisch-chemisch lab
1.4 Pré-analytische, analytische en post-analytische fase:
Pré-analytische fase: alle zaken die nodig zijn voordat het monster wordt geanalyseerd
(monsterafname, monster-identificatie en -voorbereiding).
o 85% v/d fouten
Analytische fase: analyse wordt uitgevoerd (+controlestalen) met resultaten.
o 10% v/d fouten
Post-analytische fase: alle zaken die nog moeten gebeuren nadat het monster geanalyseerd is
(dataverwerking, validatie en rapportage).
o 5% v/d fouten
Kwaliteitszorg in de 3 fasen = belangrijke taak van medisch laboratoriumtechnoloog, kritisch zijn!
Pré-analytische fase:
Onderzoeksmaterialen:
Staalafname:
- Bloed (90%)
- Urine (7%)
- Liquor CSV (2%)
- Sporadisch: faeces, zweet (muco), ascitesvocht (vocht buikholte)
Staalvoorbehandeling:
- Verwijdering storende cellen of stoffen
- Isoleren van de te bepalen stof
- Concentreren of verdunnen voor de analyse geschikt te maken
Analytische fase:
Doseerapparatuur: Automaten pipetteren zelf meestal hoeveelheden van 100 µl
2
,Labotechnieken:
Kwantitatieve bepalingen:
Chemische reacties
Fysische metingen
Berekening
Methoden met hoge specificiteit (naar 1 molecule gericht) en zeer hoge gevoeligheid (lage
concentraties meten) kan men zeer lage concentraties bepalen.
Kwalitatieve bepalingen: bij urine-onderzoek
Urinesediment
Teststroken
EW-elektroforese
Analytische variatie: variatie in de resultaten ten gevolge van fouten tijdens analyse. Labo moet de
grootte van de analytische variatie kennen weten hoe betrouwbaar de resultaten zijn.
Biologische variatie: variatie als gevolg van zaken als geslacht, leeftijd, tijdstip op dag,…
Specificiteit: bepalen van 1 stof.
Stof die niet direct meetbaar is geeft geen meetsignaal. De stof moet eerst reageren om een
meetbaar signaal te geven.
- Kleurreactie:
o Specifiek 1 component: kleurreagens reageert enkel met de stof die men wil
bepalen.
o Selectief groep: kleurreagens reageert met bepaalde functionele groepen.
o Reactie specifieker maken door:
1. Bepaalde stoffen die mee reageren te verwijderen.
2. extra reagentia toe te voegen waardoor andere stoffen niet meer kunnen
reageren.
- Enzymatische kleurreactie
- Immuno-assays met specifieke antistoffen: om
afzonderlijke eiwitten te bepalen.
o Immuno-turbidimetrie en – nefelometrie
Gevoeligheid:
Detectielimiet / detectiegrens: laagste concentratie die
men met zekerheid kan aantonen.
Lage detectiegrens: hoge gevoeligheid
Hoge detectiegrens: lage gevoeligheid
Bijna alle kwantitatieve analyses berusten op het meten van een fysische eigenschap van een stof;
A. Intensiteit kleur van een stof
B. Hoeveelheid licht dat een stof uitzendt
C. Elektrische spanning tussen elektrode en oplossing stof
D. Ioniserende straling uitgezonden door radio-actieve stof
Fotometrische bepalingen
o Kleurreactie
o Enzymatische kleurreactie
o Katalytische activiteit
3
, Elektrochemische bepalingen
o Potetiometrie
o Amperometrie
Elektroforese
Chromatografie
Immunochemische technieken
o Precipitatie
o Agglutinatie (kwalitatief)
o Immuno-assays
Microscopie
Uitdrukking van het resultaat: mg/dl = mg%
Resultaten van verschillende laboratoria niet vergelijken
Post-analytische fase:
Interpretatie van het resultaat:
1e lijnsvalidatie:
Met behulp van de Westgardregels wordt het resultaat voor de controlestalen beoordeeld (interne
kwaliteitszorg).
2e lijnsvalidatie:
Kritische interpretatie van resultaten van patiënten stalen + goedkeuring.
Resultaten significant verschillend van vorige resultaten (= delta-check)
Stemmen resultaten overeen met klinische symptomen
Staal representatief?
Delta-check: variatie te wijten aan analytische variatie, biologische variatie of aan ziekte?
RCV: reference change value: RVC = 2 . √ 2 . (CV a2 +CV i 2 )
√
CV: variatiecoëfficient
CVa: analytische variatie bepalingsmethode
CVi: biologische variatie
Is het verschil tussen de 2 metingen groter dan RCV: zekerheid 95% = echte significante verandering
(fout).
Oefening:
Patiënt: dag 1: 18 IU/l dag 2: 23 IU/l
RCV: CVa = 1,1% CVi = 11,9%
Significante stijging?
OPL.: RVC = 33,2% (formule) toename dag 2: 23/18 . 100 = 127,7% => stijging van 28%
28% < 33,2%: niet-significante stijging
Referentiewaarden:
Rapportage: resultaten moeten geïnterpreteerd worden adhv referentiewaarden.
Referentiewaardengebied: geeft spreiding weer van waarden die gevonden worden bij een groep
gezonde personen. Cave = overlappend gebied.
2. De nieren en het nierfunctie-onderzoek:
2.1 De nieren:
De functies van de nieren:
Vitale processen:
4