1. Hormoonstelsel
1.2 Algemene kenmerken hormoonstelsel
1.2.1 Endocriene communicatie
homeostase = het constant houden vd samenstelling, temperatuur en pH vh interne celmilieu
-> stabiliteit door communicatie tssn cellen en weefsels (door zenuw- en hormoonstelsel)
1.3 Functionele anatomie + fysiologie hypothalamus-hypofyse-as
Hypothalamus = controlecentrum voor hormonale balans + autonoom zenuwstelsel
-> regeling autonome zenuwstelsel + stuurt hypofyse aan
Werking:
I. Hypothalamus meet of er voldoende ve bepaald hormoon ih bloed aanwezig is
II. Geeft signaal aan hypofyse dmv hormonen als het lichaam meer/minder van een bepaald hormoon nodig heeft
1.3.1 Het controlecentrum
1.3.1.1 Anatomische positie hypothalamus-hypofyse
Hypofyse: in sella turica (holte ih sfenoïdaal bot, net onder hypothalamus)
Hypothalamus + hypofyse -> verbonden via infundibulum (bevat axonen + bloedvaten)
Epifyse: onder corpus callosum (produceert melatonine; slaaphormoon)
1.3.1.1 structuur hypofyse
Hypofyse (bestaat uit 2 lobben)
I. Voorkwab (adenohypofyse) -> geen neutrale verbinding hypothalamus
-> verbonden via poortadersysteem: bloedvaten transporteren regulerende hormonen
-> regelt hormoonproductie via endocriene kliercellen
II. Achterkwab (neurohypofyse)
-> neutrale verbinding hypothalamus
-> bevat axonen van neuronen uit nucleus supraopticus + nucleus paraventricularis
-> geeft hormonen direct af in bloedbaan via capillairen
1.3.2 Hormonale productie
Hypothalamus produceert 2 regulerende hormonen die hypofyse beïnvloeden
I. Releasing-hormonen: stimuleren hormoonafgifte
II. Inhibiting-hormonen: remmen hormoonafgifte
Werking:
1. Releasing- en inhibiting-hormonen -> door hypothalamus geproduceerd
2. Hormonen via poortadersysteem id hypofysevoorkwab
3. In hypofysevoorkwab diffunderen ze id interstitiële ruimte + binden ze aan
specifieke receptoren op kliercellen
4. Effect: stimulatie/remming hypofysehormonen
5. Hormonen -> via veneus systeem naar de algemene circulatie
Oorsprong Hormoon Doelorgaan Fysiologische effecten (stimuleert:…)
Hypofyse TSH Schildklier - productie + vrijgave schildklierhormoon (T3/T4)
voorkwab
ACTH Cortex bijnier - vrijgave cortisol (glucocorticoïden) en androgenen
FSH ♂: teelbal ♂: vorming zaadcellen + groei teelbal
♀: eierstok ♀: eicel follikels + afgifte oestrogeen
LH ♂: teelbal ♂: testosteron productie
♀: eierstok ♀: eisprong + progesteron productie
PRL Melkklieren - melkproductie id melkklieren
GH Alle weefsels - celdeling + groei in alle weefsels
(botten/spieren) - vetafbraak
MSH Melanocyten id - aanmaak melanine voor pigmentatie vd huid
huid
Hypofyse ADH Nieren - wateropname id nieren + vasoconstrictie id bloedvaten
achterkwab - dorstgevoel
Oxytocine Baarmoeder + - contracties baarmoederwand tijdens bevalling
melkklieren - melkejectie tijdens borstvoeding
- transport prostaatkliervocht + zaadcellen voor ejaculatie
,1.3.2 Negatieve terugkoppeling
Functie hormonen ih lichaam:
∙ Regelen processen door organen ‘aan/uit’ te schakelen
∙ Om homeostase te behouden (=stabiel inwendig milieu)
Werking hormonale terugkoppeling:
→ Hypothalamus & hypofyse controleren continu de hormoonconcentratie ih bloed
→ Signalen nr perifere endocriene klieren -> hormoonproductie verhogen/verlagen
Negatieve terugkoppeling:
-> als een klier te veel hormoon produceert:
1. Hypothalamus detecteert dit + stuurt signaal om productie te verminderen
2. Dit kan:
→ Hypothalamus beïnvloeden -> minder releasing-hormoon
→ Hypofyse beïnvloeden -> minder hormoonsecretie
=> dit voorkomt te hoge hormoonspiegels (stabiel)
1.4 Functionele anatomie + fysiologie van accessoire endocriene klieren
Accessoire klieren= produceren hormonen + geven ze af ad bloedbaan, zodat verschillende celtypes kunnen communiceren
1.4.1 Schildklier
1.4.1.1 Anatomische locatie
Schildklier = vlindervormige klier id nek, rond de trachea + verbonden met het larynx
→ bestaat uit 2 lobben, verbonden door de isthmus
→ rijk aan bloedvaten (= voor snelle hormoonafgifte)
1.4.1.2 Samenstelling schildklierweefsel
Bij dwarsdoorsnede 3 belangrijke celtypes:
1. Folliculaire cellen
= produceren thyroglobuline (eiwit dat wordt afgegeven aan colloïd)
→ Jodium aan thyroglobuline gekoppeld om schildklierhormonen T3/T4 te vormen
→ via endocytose nemen cellen kleine delen colloïd op + verwerken deze + geven hormonen af ad bloedbaan
!! altijd voorraad schildklierhormonen ih weefsel
2. C-cellen
= produceren calcitonine (hormoon dat calciumgehaltes ih bloed verlagen)
3. Endotheelcellen
= bekleden talrijke bloedvaten id schildklier
Werking secretie v thyroxine en triiodothyronine:
I. Neurale stimuli stimuleren hypothalamus voor secretie v TRH (thyrotropine-releasing hormoon)
II. Adenohypofyse w aangezet tot secretie v TSH -> via transporteiwitten vervoerd doorheen bloed
III. Hormonen w actief als ze losgekoppeld w v transporteiwitten
=> OPMERKING: via negatieve terugkoppeling w homeostase v hormoon behouden
1.4.1.2 Hormonale producten + hun effecten
2 schildklierhormonen -> (aminozuur) thyrosine + jodium
→ T4 (thyroxine): 90% vd geproduceerde hormonen; inactief
→ T3 (triiodothyronine): 10% vd geproduceerde hormonen, actief
!! T4 wordt omgezet in T3 in de weefsels, waar T3 zorgt voor de werking van schildklierhormonen !!
Effecten van schildklierhormonen
I. Metabole effecten
→ T3 stimuleert opname v koolhydraten (in dunne darm) + vrijgave vetzuren (door vetweefsel)
= voldoende energie vrijmaken (caloriegeen effect + verhoogd metabolisme)
→ T3 stimuleert ook de groei + maturatie v verschillende weefsels, samen met groeihormoon
II. Cardiovasculaire effecten
→ Door verhoogde metabolisme: zuurstofnood stijgt + CO2-afvoer neemt toe
→ Cardiovasculaire systeem verhoogt bloeddoorstroming + bloeddruk + zuurstoftoevoer -> om te compenseren
,III. Gastro-intestinale effecten
→ verhoogd metabolisme stimuleert eetlust + voedselinname
→ Bij langdurige overproductie schildklierhormonen: gewichtsverlies door
verhoogd calorieverbruik
→ Darmmotiliteit neemt toe -> kan leiden tot diarree
IV. Calciumhuishouding (Calcitonine)
→ Calcitonine speelt rol bij verlagen vd calciumconcentratie ih bloed
- verhoging Ca²+ -> opname in botten
- verlaging Ca²+ -> opname in nieren en darm
- verlaging Ca²+ -> concentratie ih bloed
1.4.2 Bijschildklieren
= 4 kleine bijschildkliertjes ingebed in schildklier
→ Reguleren v Ca²+-levels door gebruik te maken vh Parathroide hormoon (PTH)
Werking:
I. Hoge calciumconcentratie: remt PTH-productie
II. Lage calciumconcentratie: stimuleert PTH-secretie, dit leidt tot:
→ Vrijmaking calcium uit botten
→ Verhoogde calciumreabsorptie id nieren
→ Omzetting vitamine D -> calcitriol (verhoogt calciumopname in darmen)
1.4.3 Bijnieren
= 2 kleine bijnieren bovenop de nieren + bestaan uit 2 delen:
I. Bijniercortex (schors) met 3 lagen:
∙ Zona glomerulosa (buitenste laag)
∙ Zona fasciculata (middelste laag)
∙ Zona reticularis (binnenste laag)
II. Bijniermedulla (merg) zonder extra lagen
Hormonen vd bijniercortex:
Stimulatie door neuronsignaal in bijniermedulla -> epinephrine (= adrenaline) w gemaakt en via bloed door lichaam gestuurd
→ Stimulatie bloeddrukstijging : verhoging hartslag + metabolisme in cellen
→ Dilatie bronchiën -> relaxatie gladde spiercellen id wanden
BIJNIERCORTEX (schors)
Zona glomerulosa secretie mineralocorticoïden (o.a. aldosteron):
→ Reguleert elektrolytbalans: verhoogt Na-absorptie en K-secretie in nieren
→ Bij lage Na⁺ of hoge K⁺: Aldosteron stimuleert nieren om meer natrium vast te houden + kalium
uit te scheiden → bloeddruk stijgt
Negatieve terugkoppeling voorkomt overproductie
Zona fasciculata Secretie glucocorticoïden (o.a. cortisol):
Behoudt de glucosegehalte in stresssituaties door:
I. Glucoseproductie uit aminozuren en vetten
II. Vetafbraak om vetzuren vrij te maken
III. Eiwitafbraak in spieren voor glucoseproductie
Cortisolproductie wordt gestimuleerd door ACTH + volgt circadiaans ritme.
Zona reticularis Secretie androgenen
♂: stimuleert haargroei, spier- en botontwikkeling
♀: verhoogt libido
BIJNIERMEDULLA (merg)
= produceert epinefrine (adrenaline) -> geactiveerd door stress (fight-or-flight respons)
Effecten:
→ Verhoogt hartslag + bloeddruk
→ Stimuleert glucoseafgifte voor extra energie
→ Verbreed luchtwegen voor betere ademhaling
, 1.4.4 Alvleesklier
= alvleesklier ligt achter de maag (retroperitoneaal, thv L1-L2) + bestaat uit 3 delen:
I. Caput: ligt in de C-vormige duodenumboog
II. Corpus: loopt over wervelkolom + grote bloedvaten
III. Cauda: reikt tot linker nier
Afvoergangen bestaan uit:
→ Ductus pancreaticus (kanaal van Wirsung): mondt uit in de papil van Vater
→ Ductus pancreaticus accessorius: mondt uit in de papilla duodeni minor
Microscopie:
→ Exocriene klieren: produceren spijsverteringsenzymen (water, ionen en enzymen)
→ Endocriene klieren (Eilandjes van Langerhans): produceren insuline en glucagon (=hormonen)
Werking van insuline en glucagon
I. Insuline (bèta-cellen):
→ Vrijgegeven bij hoge bloedsuikerspiegel (=hyperglycemie)
→ Stimuleert glucoseopname door cellen + omzetting naar glycogeen in lever en spieren
→ Verlaagt de bloedsuikerspiegel
II. Glucagon (alfa-cellen):
→ Vrijgegeven bij lage bloedsuikerspiegel (=hypoglycemie)
→ Stimuleert lever om glycogeen af te breken + glucose af te geven ah bloed
→ Verhoogt de bloedsuikerspiegel
Kleine samenvatting accessoire endocriene klieren:
1.2 Algemene kenmerken hormoonstelsel
1.2.1 Endocriene communicatie
homeostase = het constant houden vd samenstelling, temperatuur en pH vh interne celmilieu
-> stabiliteit door communicatie tssn cellen en weefsels (door zenuw- en hormoonstelsel)
1.3 Functionele anatomie + fysiologie hypothalamus-hypofyse-as
Hypothalamus = controlecentrum voor hormonale balans + autonoom zenuwstelsel
-> regeling autonome zenuwstelsel + stuurt hypofyse aan
Werking:
I. Hypothalamus meet of er voldoende ve bepaald hormoon ih bloed aanwezig is
II. Geeft signaal aan hypofyse dmv hormonen als het lichaam meer/minder van een bepaald hormoon nodig heeft
1.3.1 Het controlecentrum
1.3.1.1 Anatomische positie hypothalamus-hypofyse
Hypofyse: in sella turica (holte ih sfenoïdaal bot, net onder hypothalamus)
Hypothalamus + hypofyse -> verbonden via infundibulum (bevat axonen + bloedvaten)
Epifyse: onder corpus callosum (produceert melatonine; slaaphormoon)
1.3.1.1 structuur hypofyse
Hypofyse (bestaat uit 2 lobben)
I. Voorkwab (adenohypofyse) -> geen neutrale verbinding hypothalamus
-> verbonden via poortadersysteem: bloedvaten transporteren regulerende hormonen
-> regelt hormoonproductie via endocriene kliercellen
II. Achterkwab (neurohypofyse)
-> neutrale verbinding hypothalamus
-> bevat axonen van neuronen uit nucleus supraopticus + nucleus paraventricularis
-> geeft hormonen direct af in bloedbaan via capillairen
1.3.2 Hormonale productie
Hypothalamus produceert 2 regulerende hormonen die hypofyse beïnvloeden
I. Releasing-hormonen: stimuleren hormoonafgifte
II. Inhibiting-hormonen: remmen hormoonafgifte
Werking:
1. Releasing- en inhibiting-hormonen -> door hypothalamus geproduceerd
2. Hormonen via poortadersysteem id hypofysevoorkwab
3. In hypofysevoorkwab diffunderen ze id interstitiële ruimte + binden ze aan
specifieke receptoren op kliercellen
4. Effect: stimulatie/remming hypofysehormonen
5. Hormonen -> via veneus systeem naar de algemene circulatie
Oorsprong Hormoon Doelorgaan Fysiologische effecten (stimuleert:…)
Hypofyse TSH Schildklier - productie + vrijgave schildklierhormoon (T3/T4)
voorkwab
ACTH Cortex bijnier - vrijgave cortisol (glucocorticoïden) en androgenen
FSH ♂: teelbal ♂: vorming zaadcellen + groei teelbal
♀: eierstok ♀: eicel follikels + afgifte oestrogeen
LH ♂: teelbal ♂: testosteron productie
♀: eierstok ♀: eisprong + progesteron productie
PRL Melkklieren - melkproductie id melkklieren
GH Alle weefsels - celdeling + groei in alle weefsels
(botten/spieren) - vetafbraak
MSH Melanocyten id - aanmaak melanine voor pigmentatie vd huid
huid
Hypofyse ADH Nieren - wateropname id nieren + vasoconstrictie id bloedvaten
achterkwab - dorstgevoel
Oxytocine Baarmoeder + - contracties baarmoederwand tijdens bevalling
melkklieren - melkejectie tijdens borstvoeding
- transport prostaatkliervocht + zaadcellen voor ejaculatie
,1.3.2 Negatieve terugkoppeling
Functie hormonen ih lichaam:
∙ Regelen processen door organen ‘aan/uit’ te schakelen
∙ Om homeostase te behouden (=stabiel inwendig milieu)
Werking hormonale terugkoppeling:
→ Hypothalamus & hypofyse controleren continu de hormoonconcentratie ih bloed
→ Signalen nr perifere endocriene klieren -> hormoonproductie verhogen/verlagen
Negatieve terugkoppeling:
-> als een klier te veel hormoon produceert:
1. Hypothalamus detecteert dit + stuurt signaal om productie te verminderen
2. Dit kan:
→ Hypothalamus beïnvloeden -> minder releasing-hormoon
→ Hypofyse beïnvloeden -> minder hormoonsecretie
=> dit voorkomt te hoge hormoonspiegels (stabiel)
1.4 Functionele anatomie + fysiologie van accessoire endocriene klieren
Accessoire klieren= produceren hormonen + geven ze af ad bloedbaan, zodat verschillende celtypes kunnen communiceren
1.4.1 Schildklier
1.4.1.1 Anatomische locatie
Schildklier = vlindervormige klier id nek, rond de trachea + verbonden met het larynx
→ bestaat uit 2 lobben, verbonden door de isthmus
→ rijk aan bloedvaten (= voor snelle hormoonafgifte)
1.4.1.2 Samenstelling schildklierweefsel
Bij dwarsdoorsnede 3 belangrijke celtypes:
1. Folliculaire cellen
= produceren thyroglobuline (eiwit dat wordt afgegeven aan colloïd)
→ Jodium aan thyroglobuline gekoppeld om schildklierhormonen T3/T4 te vormen
→ via endocytose nemen cellen kleine delen colloïd op + verwerken deze + geven hormonen af ad bloedbaan
!! altijd voorraad schildklierhormonen ih weefsel
2. C-cellen
= produceren calcitonine (hormoon dat calciumgehaltes ih bloed verlagen)
3. Endotheelcellen
= bekleden talrijke bloedvaten id schildklier
Werking secretie v thyroxine en triiodothyronine:
I. Neurale stimuli stimuleren hypothalamus voor secretie v TRH (thyrotropine-releasing hormoon)
II. Adenohypofyse w aangezet tot secretie v TSH -> via transporteiwitten vervoerd doorheen bloed
III. Hormonen w actief als ze losgekoppeld w v transporteiwitten
=> OPMERKING: via negatieve terugkoppeling w homeostase v hormoon behouden
1.4.1.2 Hormonale producten + hun effecten
2 schildklierhormonen -> (aminozuur) thyrosine + jodium
→ T4 (thyroxine): 90% vd geproduceerde hormonen; inactief
→ T3 (triiodothyronine): 10% vd geproduceerde hormonen, actief
!! T4 wordt omgezet in T3 in de weefsels, waar T3 zorgt voor de werking van schildklierhormonen !!
Effecten van schildklierhormonen
I. Metabole effecten
→ T3 stimuleert opname v koolhydraten (in dunne darm) + vrijgave vetzuren (door vetweefsel)
= voldoende energie vrijmaken (caloriegeen effect + verhoogd metabolisme)
→ T3 stimuleert ook de groei + maturatie v verschillende weefsels, samen met groeihormoon
II. Cardiovasculaire effecten
→ Door verhoogde metabolisme: zuurstofnood stijgt + CO2-afvoer neemt toe
→ Cardiovasculaire systeem verhoogt bloeddoorstroming + bloeddruk + zuurstoftoevoer -> om te compenseren
,III. Gastro-intestinale effecten
→ verhoogd metabolisme stimuleert eetlust + voedselinname
→ Bij langdurige overproductie schildklierhormonen: gewichtsverlies door
verhoogd calorieverbruik
→ Darmmotiliteit neemt toe -> kan leiden tot diarree
IV. Calciumhuishouding (Calcitonine)
→ Calcitonine speelt rol bij verlagen vd calciumconcentratie ih bloed
- verhoging Ca²+ -> opname in botten
- verlaging Ca²+ -> opname in nieren en darm
- verlaging Ca²+ -> concentratie ih bloed
1.4.2 Bijschildklieren
= 4 kleine bijschildkliertjes ingebed in schildklier
→ Reguleren v Ca²+-levels door gebruik te maken vh Parathroide hormoon (PTH)
Werking:
I. Hoge calciumconcentratie: remt PTH-productie
II. Lage calciumconcentratie: stimuleert PTH-secretie, dit leidt tot:
→ Vrijmaking calcium uit botten
→ Verhoogde calciumreabsorptie id nieren
→ Omzetting vitamine D -> calcitriol (verhoogt calciumopname in darmen)
1.4.3 Bijnieren
= 2 kleine bijnieren bovenop de nieren + bestaan uit 2 delen:
I. Bijniercortex (schors) met 3 lagen:
∙ Zona glomerulosa (buitenste laag)
∙ Zona fasciculata (middelste laag)
∙ Zona reticularis (binnenste laag)
II. Bijniermedulla (merg) zonder extra lagen
Hormonen vd bijniercortex:
Stimulatie door neuronsignaal in bijniermedulla -> epinephrine (= adrenaline) w gemaakt en via bloed door lichaam gestuurd
→ Stimulatie bloeddrukstijging : verhoging hartslag + metabolisme in cellen
→ Dilatie bronchiën -> relaxatie gladde spiercellen id wanden
BIJNIERCORTEX (schors)
Zona glomerulosa secretie mineralocorticoïden (o.a. aldosteron):
→ Reguleert elektrolytbalans: verhoogt Na-absorptie en K-secretie in nieren
→ Bij lage Na⁺ of hoge K⁺: Aldosteron stimuleert nieren om meer natrium vast te houden + kalium
uit te scheiden → bloeddruk stijgt
Negatieve terugkoppeling voorkomt overproductie
Zona fasciculata Secretie glucocorticoïden (o.a. cortisol):
Behoudt de glucosegehalte in stresssituaties door:
I. Glucoseproductie uit aminozuren en vetten
II. Vetafbraak om vetzuren vrij te maken
III. Eiwitafbraak in spieren voor glucoseproductie
Cortisolproductie wordt gestimuleerd door ACTH + volgt circadiaans ritme.
Zona reticularis Secretie androgenen
♂: stimuleert haargroei, spier- en botontwikkeling
♀: verhoogt libido
BIJNIERMEDULLA (merg)
= produceert epinefrine (adrenaline) -> geactiveerd door stress (fight-or-flight respons)
Effecten:
→ Verhoogt hartslag + bloeddruk
→ Stimuleert glucoseafgifte voor extra energie
→ Verbreed luchtwegen voor betere ademhaling
, 1.4.4 Alvleesklier
= alvleesklier ligt achter de maag (retroperitoneaal, thv L1-L2) + bestaat uit 3 delen:
I. Caput: ligt in de C-vormige duodenumboog
II. Corpus: loopt over wervelkolom + grote bloedvaten
III. Cauda: reikt tot linker nier
Afvoergangen bestaan uit:
→ Ductus pancreaticus (kanaal van Wirsung): mondt uit in de papil van Vater
→ Ductus pancreaticus accessorius: mondt uit in de papilla duodeni minor
Microscopie:
→ Exocriene klieren: produceren spijsverteringsenzymen (water, ionen en enzymen)
→ Endocriene klieren (Eilandjes van Langerhans): produceren insuline en glucagon (=hormonen)
Werking van insuline en glucagon
I. Insuline (bèta-cellen):
→ Vrijgegeven bij hoge bloedsuikerspiegel (=hyperglycemie)
→ Stimuleert glucoseopname door cellen + omzetting naar glycogeen in lever en spieren
→ Verlaagt de bloedsuikerspiegel
II. Glucagon (alfa-cellen):
→ Vrijgegeven bij lage bloedsuikerspiegel (=hypoglycemie)
→ Stimuleert lever om glycogeen af te breken + glucose af te geven ah bloed
→ Verhoogt de bloedsuikerspiegel
Kleine samenvatting accessoire endocriene klieren: