LESSEN 1 & 2: OVER ZINGEVING
1. De cognitieve en manipulatieve interesse van de mens
- Mens = homo metafysicus (de mens is niet alleen een wezen dat op zoek is naar
kennis, de mens is ook op zoek naar zin en betekenis)
- Onderscheid tussen cognitieve, manipulatieve en zingevende interesse
1.1. Praktisch belang en evolutionair voordeel
- Mängelwesen (Arnold Gehlen): de mens is een biologisch onvolgroeid, gemankeerd
wezen dat bij de geboorte hulpeloos is, hij wordt te vroeg geboren door het grote
volume van zijn hoofd (in tegenstelling tot dieren)
- Wij zijn kenniswezens: er kan veel geprogrammeerd worden, we geven kennis door
op generaties heen
- Sociale intelligentie: de rede heeft ook een communicatieve en sociale functie, zo
kunnen we een gemeenschap vormen die ons krachtiger maakt
- Als instinct-arme wezens hebben mensen meer nood aan info over zichzelf, de
ander en de leefomgeving om te kunnen overleven
1.2. De morele waarde van kennis
- In ons taalgebruik: eerlijkheid, leugenaar, intellectuele luiheid, zelfbedrog,
irrationaliteit, etc.
- The Ethics of Belief (Clifford): hoe meer kennis we hebben, hoe meer we
ook verantwoordelijk gesteld kunnen worden als we niet naar behoren met
die kennis omgaan → the duty of inquiry (voorbeeld schip)
- Clifford gaat verder: mensen die de overtuigingen uit hun kindertijd niet aan kritisch
onderzoek en twijfel onderwerpen, begaan een ‘zonde tegen de mensheid’
→ onderscheid ‘believers’ en 'non-believers' & atheïsme boven godsgeloof
- Monod: éthique de la connaissance is het hoogste morele ideaal dat mensen
kunnen nastreven
- Reactie op Clifford: The Will to Believe (James) → het leven duldt geen uitstel
en we moeten beslissingen nemen en keuzes maken, ook zonder
voldoende bewijs en men moet proactief het goede zoeken, geloven is
volgens hem ook zinvol, ook al vloeit die houding niet uit ons logische
denken
1.3. Kennis om de kennis
- We hechten waarde aan kennis op zich → universiteiten
1.4. De mythe als verklaring
- Oorspronkelijke vormen van kennis bevinden zich in de sfeer van het taboe, het
magische denken, de mythen en religie
- De mythe verklaart op een niet-argumentatieve manier de wereldorde, de menselijke
conditie, een rituele praktijk of een bepaalde sociaal-politieke orde door te vertellen
en te verhalen hoe ze tot stand zijn gekomen, van chaos naar ordering door het
ingrijpen van magische en goddelijke krachten
= descriptief-verklarend en normatief-voorschrijvend (hand- en wetboek tegelijk)
1.5. De wetenschap
- Natuurfilosofie (Azië): aanzet tot verwetenschappelijking van het denken, stelt de
dramatische, mythische voorstellingen in vraag
→ verklaart de werkelijkheid op basis van een natuurlijk proces dat zich op
grond van zijn immanente wetmatigheid ontwikkelt
, - De wetenschappelijke benadering is bepalend voor het hedendaagse
(gemechaniseerde en onttoverde) wereldbeeld
1.6. De manipulatieve interesse
- Op basis van kennis kunnen mensen hun leefwereld controleren, inrichten en
manipuleren, hun gedrag aan de werkelijkheid aanpassen, voorwerpen en
werktuigen maken, en handelingen plannen
- De manipulatieve mogelijkheden hebben een evolutionair voordeel en zorgt ervoor
dat de mens het naar zijn zin kan maken
- Polanyi: mensen weten en kunnen vaak meer dan ze op een
systematische manier kunnen uitleggen → tacit knowledge, knowing-how vs.
knowing-that
- Heeft ook een ethische component (zoals cognitieve interesse): hoe groter de
handelingscapaciteit, hoe meer verantwoordelijkheid mensen dragen
2. De zingevende interesse van de mens
- Mensen willen niet alleen verklaren en controleren, maar ook spelen, ontmoeten,
voelen, liefhebben, genieten, hopen en geloven
2.1. Wetenschap en leefwereld
- Onderscheid tussen de wetenschappelijke wereld (labo’s en experimentele
settings) en de leefwereld (dagelijks leven)
- De leefwereld biedt de bredere achtergrond waartegen de wetenschap eerst
verschijnen
2.2. Erklären / Verstehen (Dilthey)
- Natuurwetenschappen verklaren = erklären
- Geesteswetenschappen trachten te begrijpen = verstehen
- In menswetenschappen ook ruimte voor interpretatie en Einfühlung
- Objectieve feiten (brute facts): het studieobject staat nooit los van de
sociale context waarin het verschijnt → hermeneutische methode
2.3. Zinvragen
- Schopenhauer: de mens als metafysisch dier → de mens kan niet anders dan
zich een bijzonder soort vragen stellen die het strikt empirisch-rationele
overstijgt
- Wittgenstein: we voelen dat zelfs als alle mogelijke wetenschappelijke vragen
beantwoord zijn, onze levensproblemen nog helemaal niet aangeroerd zijn
→ zingeving heeft veeleer met een houding en met ervaring te maken dan
met een wetenschappelijk weten
- Marcel: onderscheid ‘probleem’ en ‘mysterie’ → zelfs nadat
natuurverschijnselen verklaard zijn, blijven zij hun indrukwekkende
karakter behouden en vragen ons om een houding van waaruit we die
fenomenen zin en betekenis kunnen verlenen
- Met wetenschappelijke taal iets zeggen over het mysterie van het leven en van de
werkelijkheid, is het verkeerde materiaal hanteren
- Levensbeschouwingen en religies als aanvulling en existentiële verrijking van het
wetenschappelijke perspectief
2.4. Zin ervaren, niet creëren
- Zingevende interesse is fundamenteel van andere aard dan de cognitieve interesse
- De ervaring van zin impliceert een moment van heteronomie of transcendentie
→ wat ons in het verlangen naar zin raakt, ligt buiten ons als individu,
maar niet noodzakelijk buiten onze leefwereld
, - Geluk als essentieel bijproduct (Elster): komt op een indirecte manier tot stand
- Mensen staan op de authenticiteit en het waarheidsgehalte van hun ervaringen
(Nozick, ervaringsmachine)
1. De cognitieve en manipulatieve interesse van de mens
- Mens = homo metafysicus (de mens is niet alleen een wezen dat op zoek is naar
kennis, de mens is ook op zoek naar zin en betekenis)
- Onderscheid tussen cognitieve, manipulatieve en zingevende interesse
1.1. Praktisch belang en evolutionair voordeel
- Mängelwesen (Arnold Gehlen): de mens is een biologisch onvolgroeid, gemankeerd
wezen dat bij de geboorte hulpeloos is, hij wordt te vroeg geboren door het grote
volume van zijn hoofd (in tegenstelling tot dieren)
- Wij zijn kenniswezens: er kan veel geprogrammeerd worden, we geven kennis door
op generaties heen
- Sociale intelligentie: de rede heeft ook een communicatieve en sociale functie, zo
kunnen we een gemeenschap vormen die ons krachtiger maakt
- Als instinct-arme wezens hebben mensen meer nood aan info over zichzelf, de
ander en de leefomgeving om te kunnen overleven
1.2. De morele waarde van kennis
- In ons taalgebruik: eerlijkheid, leugenaar, intellectuele luiheid, zelfbedrog,
irrationaliteit, etc.
- The Ethics of Belief (Clifford): hoe meer kennis we hebben, hoe meer we
ook verantwoordelijk gesteld kunnen worden als we niet naar behoren met
die kennis omgaan → the duty of inquiry (voorbeeld schip)
- Clifford gaat verder: mensen die de overtuigingen uit hun kindertijd niet aan kritisch
onderzoek en twijfel onderwerpen, begaan een ‘zonde tegen de mensheid’
→ onderscheid ‘believers’ en 'non-believers' & atheïsme boven godsgeloof
- Monod: éthique de la connaissance is het hoogste morele ideaal dat mensen
kunnen nastreven
- Reactie op Clifford: The Will to Believe (James) → het leven duldt geen uitstel
en we moeten beslissingen nemen en keuzes maken, ook zonder
voldoende bewijs en men moet proactief het goede zoeken, geloven is
volgens hem ook zinvol, ook al vloeit die houding niet uit ons logische
denken
1.3. Kennis om de kennis
- We hechten waarde aan kennis op zich → universiteiten
1.4. De mythe als verklaring
- Oorspronkelijke vormen van kennis bevinden zich in de sfeer van het taboe, het
magische denken, de mythen en religie
- De mythe verklaart op een niet-argumentatieve manier de wereldorde, de menselijke
conditie, een rituele praktijk of een bepaalde sociaal-politieke orde door te vertellen
en te verhalen hoe ze tot stand zijn gekomen, van chaos naar ordering door het
ingrijpen van magische en goddelijke krachten
= descriptief-verklarend en normatief-voorschrijvend (hand- en wetboek tegelijk)
1.5. De wetenschap
- Natuurfilosofie (Azië): aanzet tot verwetenschappelijking van het denken, stelt de
dramatische, mythische voorstellingen in vraag
→ verklaart de werkelijkheid op basis van een natuurlijk proces dat zich op
grond van zijn immanente wetmatigheid ontwikkelt
, - De wetenschappelijke benadering is bepalend voor het hedendaagse
(gemechaniseerde en onttoverde) wereldbeeld
1.6. De manipulatieve interesse
- Op basis van kennis kunnen mensen hun leefwereld controleren, inrichten en
manipuleren, hun gedrag aan de werkelijkheid aanpassen, voorwerpen en
werktuigen maken, en handelingen plannen
- De manipulatieve mogelijkheden hebben een evolutionair voordeel en zorgt ervoor
dat de mens het naar zijn zin kan maken
- Polanyi: mensen weten en kunnen vaak meer dan ze op een
systematische manier kunnen uitleggen → tacit knowledge, knowing-how vs.
knowing-that
- Heeft ook een ethische component (zoals cognitieve interesse): hoe groter de
handelingscapaciteit, hoe meer verantwoordelijkheid mensen dragen
2. De zingevende interesse van de mens
- Mensen willen niet alleen verklaren en controleren, maar ook spelen, ontmoeten,
voelen, liefhebben, genieten, hopen en geloven
2.1. Wetenschap en leefwereld
- Onderscheid tussen de wetenschappelijke wereld (labo’s en experimentele
settings) en de leefwereld (dagelijks leven)
- De leefwereld biedt de bredere achtergrond waartegen de wetenschap eerst
verschijnen
2.2. Erklären / Verstehen (Dilthey)
- Natuurwetenschappen verklaren = erklären
- Geesteswetenschappen trachten te begrijpen = verstehen
- In menswetenschappen ook ruimte voor interpretatie en Einfühlung
- Objectieve feiten (brute facts): het studieobject staat nooit los van de
sociale context waarin het verschijnt → hermeneutische methode
2.3. Zinvragen
- Schopenhauer: de mens als metafysisch dier → de mens kan niet anders dan
zich een bijzonder soort vragen stellen die het strikt empirisch-rationele
overstijgt
- Wittgenstein: we voelen dat zelfs als alle mogelijke wetenschappelijke vragen
beantwoord zijn, onze levensproblemen nog helemaal niet aangeroerd zijn
→ zingeving heeft veeleer met een houding en met ervaring te maken dan
met een wetenschappelijk weten
- Marcel: onderscheid ‘probleem’ en ‘mysterie’ → zelfs nadat
natuurverschijnselen verklaard zijn, blijven zij hun indrukwekkende
karakter behouden en vragen ons om een houding van waaruit we die
fenomenen zin en betekenis kunnen verlenen
- Met wetenschappelijke taal iets zeggen over het mysterie van het leven en van de
werkelijkheid, is het verkeerde materiaal hanteren
- Levensbeschouwingen en religies als aanvulling en existentiële verrijking van het
wetenschappelijke perspectief
2.4. Zin ervaren, niet creëren
- Zingevende interesse is fundamenteel van andere aard dan de cognitieve interesse
- De ervaring van zin impliceert een moment van heteronomie of transcendentie
→ wat ons in het verlangen naar zin raakt, ligt buiten ons als individu,
maar niet noodzakelijk buiten onze leefwereld
, - Geluk als essentieel bijproduct (Elster): komt op een indirecte manier tot stand
- Mensen staan op de authenticiteit en het waarheidsgehalte van hun ervaringen
(Nozick, ervaringsmachine)