1. Soorten data
S-data: zelfrapportage
o On-/semigestructureerd
Interview (open vragen), projectieve technieken
o Gestructureerd
Klassieke Phvragenlijkst
Contextuele vragenlijst
O-data: observeerdersrapportering
o Getrainde beoordelaars of gekenden
T-data: testgegevens
o Gestandaardiseerde tests (experimenten) (gedrag, zelfrapportage,
fysiologie)
L-data: dagelijks leven (goed vr inter indi verschillen; slecht vr intra indi
verschillen)
o Publieke data: job, aantal kinderen,… alles wat we uit onszelf delen
o Big data: wat we liken, scrollactiviteit, supermarktaankopen…
2. Variabelen
Kwantitatief Kwalitatief
Cijfers Woorden: verschillen tssn
Gemiddelde, standaarddeviatie soorten & groepen
normaalverdeling (moet niet Frequentietabel (aan en
perse) afwezigheid kenmerk)
Verbanden
r ( x , y ) =
∑ (¿ x−x)( y− y ) ¿
Kwal-kwal: als-dan verbanden δx δ y
o Als ... 0 is, dan is er een verband
Kwal-kwan: vergelijken van gemiddelden vd groepen δ= √∑ ( x−x )
2
Kwan-kwan: correlatie (Pearson produkt-moment correlatiecoëfficiënt)
o Correlatie ≠ causatie + correlatie enkel lineair
o Percentage verklaarde variantie: r2* 100
o Vuistregels Cohen
|r| < .10 triviaal
Verband: algemene term (kan ook een niet
.10 < |r| < .30 klein verband
lineair verband zijn)
.30 < |r| < .50 medium verbandCorrelatie: lineair verband (specifiek verband)
.50 < |r| sterk verband Causatie: oorzaak gevolg
o Soorten:
HE vd persoon
, 3. Betrouwbaarheid & validiteit
Betrouwbaarheid als dit gaat over verschillen TSSN mensen (inter)
o Test-hertestbetrouwbaarheid: test-hertestbetrouwbaarheid gaat over de
rangorde van interindividuele verschillen
o Interne consistentie
o Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
Validiteit
o Gezichtsvaliditeit
o Predicitieve validiteit (kan de test een extern criterium voorspellen)
o Convergerende validiteit
o Discriminante validiteit (meet de test niet wat het niet hoort te maten)
o Constructvaliditeit
4. FA met 1 factor
n∗ ( n−1 )
n tests correlaties
2
Onderdelen
o Factorscores F (algemene vaardigheid)
o Factorladingen α (-1 ≤ α ≤ 1) (mate waarin algemene vaardigheid hier
van toepassing is)
o Restterm: meetfout + specifieke vaardigheid E
Assumpties:
Implicaties:
Geschatte correlatie
(geobserveerde krijg je)
Communaliteit + specificiteit = 1
Communaliteit zegt iets over de betrouwbaarheid (hoe hoger, hoe
betrouwbaarder)