natuurwetenschappen
hfdst 4: immuniteit
1) Homeostase
= het vermogen om chemische en fysische parameters in het lichaam binnen strikte
grenzen te houden
Lichaam verdedigd zich tegen indringers -> afweersysteem/immuunsysteem
2) Bloed- en lymfevatenstelsel
Vormen 2 netwerken van grote en kleine vaten met vertakkingen doorheen lichaam
Ze vervoeren bloed en lymfe
Hart = holle spier die het bloed door het bloedvatenstelsel pompt
Bloedvatenstelsel bestaat uit:
- Slagaders -> brengen zuurstofrijk bloed en voedingstoffen
naar organen en weefsel
- Haarvaten-> vormen de verbinding tussen slagaders en
aders, ze hebben een halfdoorlatende wand daardoor worden
zuurstofgas en voedingsstoffen aan de cellen afgegeven en
afvalstoffen opnemen
- Aders -> brengen zuurstofarm bloed van de organen via het
hart naar de longen
Bloed bestaat uit: 55% plasma, 41% rode bloedcellen, 4% witte
bloedcellen en bloedplaatjes.
A) Rode bloedcellen (erytrocyten)
- Hebben geen celkern en geen DNA
- Vervoeren zuurstofgas naar de cellen en koolstofdioxide terug naar de longen
- Bevatten hemoglobine
B) Bloedplaatjes
- Hebben geen celkern / DNA
- Zorgen ervoor dat bloedingen stoppen
C) Witte bloedcellen
- Wel celkern en DNA
- Hebben specifieke functie in immuunsysteem
Lymfevatenstelsel:
A) Uitwisseling van stoffen
Bestaat uit een buizensysteem van lymfevaten
Uit haarvaten komt bloedplasma = weefselvocht en lymfe
B) Lymfeknopen
Komen voor in hals, lies en oksel
, Verdikking van lymfevaten = lymfeknopen of lymfeklieren
Werken als controleposten, zuiveren lymfe en halen er lichaamsvreemde stoffen uit
C) Lymfoïde organen
Organen betrokken bij de afweer= beenmerg, thymus, milt en amandelen
D) Functies:
- Opruimen van afvalstoffen
- Afweer tegen ziektes en infecties
- Draineren van weefsel om vochtophoping tegen te gaan
3) Bedreiging door pathogenen
Pathogenen= biologische ziekteverwekkers
Bacteriën
Virussen
Schimmels
Parasieten
Anderen
Besmetting op verschillende manieren: inademen, inslikken, via wonde, aanraking…
Toegangspoorten: huid, slijmvliezen van: ogen, spijsverteringsstelsel, ademhalingsstelsel…
1) Als ziekteverwekkers binnendringen = besmetting
2) Als ziekteverwekkers zich vermenigvuldigen = infectie
3) Reactie op infectie = ontstekingsreactie
4) Niet specifieke en specifieke afweer
Goed immuunsysteem = onderscheidt lichaamsvrede en lichaamseigen cellen!!
3 niveaus:
- 1e linie
- 2e linie
- 3e linie
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
--------
Niet specifiek Specifiek
3e linie
Extern Intern
1e linie 2e linie
Tussen In de
de cellen
- huid cellen
-ogen Tussen In de
de cellen
cellen
B- T-
lymfocyten lymfocyten
Fagocytos Celperfora
e tie
aangeboren verworven
hfdst 4: immuniteit
1) Homeostase
= het vermogen om chemische en fysische parameters in het lichaam binnen strikte
grenzen te houden
Lichaam verdedigd zich tegen indringers -> afweersysteem/immuunsysteem
2) Bloed- en lymfevatenstelsel
Vormen 2 netwerken van grote en kleine vaten met vertakkingen doorheen lichaam
Ze vervoeren bloed en lymfe
Hart = holle spier die het bloed door het bloedvatenstelsel pompt
Bloedvatenstelsel bestaat uit:
- Slagaders -> brengen zuurstofrijk bloed en voedingstoffen
naar organen en weefsel
- Haarvaten-> vormen de verbinding tussen slagaders en
aders, ze hebben een halfdoorlatende wand daardoor worden
zuurstofgas en voedingsstoffen aan de cellen afgegeven en
afvalstoffen opnemen
- Aders -> brengen zuurstofarm bloed van de organen via het
hart naar de longen
Bloed bestaat uit: 55% plasma, 41% rode bloedcellen, 4% witte
bloedcellen en bloedplaatjes.
A) Rode bloedcellen (erytrocyten)
- Hebben geen celkern en geen DNA
- Vervoeren zuurstofgas naar de cellen en koolstofdioxide terug naar de longen
- Bevatten hemoglobine
B) Bloedplaatjes
- Hebben geen celkern / DNA
- Zorgen ervoor dat bloedingen stoppen
C) Witte bloedcellen
- Wel celkern en DNA
- Hebben specifieke functie in immuunsysteem
Lymfevatenstelsel:
A) Uitwisseling van stoffen
Bestaat uit een buizensysteem van lymfevaten
Uit haarvaten komt bloedplasma = weefselvocht en lymfe
B) Lymfeknopen
Komen voor in hals, lies en oksel
, Verdikking van lymfevaten = lymfeknopen of lymfeklieren
Werken als controleposten, zuiveren lymfe en halen er lichaamsvreemde stoffen uit
C) Lymfoïde organen
Organen betrokken bij de afweer= beenmerg, thymus, milt en amandelen
D) Functies:
- Opruimen van afvalstoffen
- Afweer tegen ziektes en infecties
- Draineren van weefsel om vochtophoping tegen te gaan
3) Bedreiging door pathogenen
Pathogenen= biologische ziekteverwekkers
Bacteriën
Virussen
Schimmels
Parasieten
Anderen
Besmetting op verschillende manieren: inademen, inslikken, via wonde, aanraking…
Toegangspoorten: huid, slijmvliezen van: ogen, spijsverteringsstelsel, ademhalingsstelsel…
1) Als ziekteverwekkers binnendringen = besmetting
2) Als ziekteverwekkers zich vermenigvuldigen = infectie
3) Reactie op infectie = ontstekingsreactie
4) Niet specifieke en specifieke afweer
Goed immuunsysteem = onderscheidt lichaamsvrede en lichaamseigen cellen!!
3 niveaus:
- 1e linie
- 2e linie
- 3e linie
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
--------
Niet specifiek Specifiek
3e linie
Extern Intern
1e linie 2e linie
Tussen In de
de cellen
- huid cellen
-ogen Tussen In de
de cellen
cellen
B- T-
lymfocyten lymfocyten
Fagocytos Celperfora
e tie
aangeboren verworven