LO
Klus = kracht, lenigheid, uithoudingsvermogen en snelheid
De 4 ontwikkelingsgebieden
, Fysieke ontwikkeling:
Conditionele vaardigheden (KLUS) om motorische vaardigheden te leren
Motorische ontwikkeling:
Bewegingsvaardigheden
De wijze waarop een kind beweegt
Dynamisch-affectieve ontwikkeling:
Positief zelfbeeld
Leerling in zijn relatie met de omgeving
Cognitieve ontwikkeling:
Inhoud van een begrip kennen
Inzicht en kennis over bewegingen
= Componenten van de persoonlijkheidsontwikkeling
= Vlakken die een kind ontwikkelt in de les LO. Bij iedere les die we geven komen deze
componenten geïntegreerd aan bod (allemaal altijd en overal).
In de ontwikkelingsdoelen
Het ontwikkelen van motorische competenties:
• Meer bewegen
• Beter bewegen
Het ontwikkelen van het zelfconcept en sociaal functioneren:
• Gedreven en doorleefd bewegen
• Samen bewegen
Het ontwikkelen van een gezonde en veilige levensstijl:
• Sterk bewegen
• Lang bewegen
• Gezond bewegen
Vakinhouden
,1 Motorische ontwikkeling
1.1 Algemeen
Belangrijke terminologie:
- Motorische ontwikkeling
- Motorisch leren
- Motorisch controleren
Motorische ontwikkeling: kinderen krijgen bewegingsvaardigheden onder de knie. Er is een
verandering in het bewegingsgedrag wat resulteert in een grotere beheersing van de
bewegingsvaardigheden van het lichaam. ( piramide)
Motorisch leren: de manier waarop kinderen “leren” bewegen. Bijvoorbeeld een oefening
soepeler uitvoeren. ( door nabootsing lkr doet mee)
Motorisch controleren: de manier waarop kinderen hun bewegingen controleren.
Bijvoorbeeld niet omvallen als je een bal vangt. Dit wordt bepaald door neurologische
controleprocessen. Door bewegingservaring ontwikkelt het vermogen om te controleren en
coördineren. ( lichaamscontrole)
Piramide van Gallagher
Reflexen : zijn aanwezig vanaf de geboorte
, Rudimentaire bewegingen: bewegingen die geleerd worden, die het kind zelf uitvoert en dus
geen reflex is. Bv. rechtop zitten, staan, hoofd optillen, omrollen, …
Fundamentele motorische vaardigheden: vaardigheden die nodig zijn in het alledaagse
leven. Het zijn de bouwstenen van de motorische ontwikkeling, als ze deze vaardigheden (bv.
springen, lopen, hinkelen, klimmen, …) niet onder de knie hebben kunnen ze deze later ook
niet gaan combineren. Deze vaardigheden zijn een fundamentele barrière voor de verdere
motorische ontwikkeling.
De fundamentele motorische vaardigheden kunnen in 3 categorieën verdeeld worden:
Locomotorische vaardigheden: vaardigheden waarbij je eigen lichaam in beweging is ten
opzichte van vaste punten op de grond. Het zijn groot-motorische vaardigheden en
vereisen grove motoriek (bv. trappen, lopen, zwieren met de armen, springen, …)
Manipulatieve vaardigheden: niet je eigen lichaam is in beweging maar je zet iets in
beweging met je handen of voeten (bal gooien, rollen of trappen). Dit vereist fijne
motoriek, er is meer beheersing, behendigheid en concentratie nodig.
Stabiliteit: alles wat met evenwicht te maken heeft. Hier is nog een onderverdeling:
Statisch evenwicht: het in balans blijven in stilstand.
Dynamisch evenwicht: de balans moet worden gehouden terwijl men zich
verplaatst.
Rompstabiliteit: bewegingen waarbij veranderingen optreden in de positie
van de ledematen, terwijl het lichaam op dezelfde plaats blijft vb. buigen,
strekken, draaien, zwaaien, van richting veranderen, landen/stoppen,
voorwaarts rollen, balanceren, schijnbewegingen
Overgangsvaardigheden: fundamentele motorische vaardigheden die aan elkaar gekoppeld
worden. Bijvoorbeeld: al lopend een bal vangen, al lopend werpen, vanuit de handen een bal
loslaten en weg shotten, …
Sport-specifieke motorische vaardigheden: vaardigheden die worden aangeleerd bij het
beoefenen van een sport. Bijvoorbeeld: lay-up in basketbal, bovenhandse opslag bij
volleybal, forehand bij tennis, … Achterstand van de motorische vaardigheden heeft ook
gevolgen voor deze sport-specifieke vaardigheden, tijdens het lopen een bal aannemen is
niet mogelijk als er nog teveel gefocust moet worden op het vangen van de bal.
1.2 Springen
Klus = kracht, lenigheid, uithoudingsvermogen en snelheid
De 4 ontwikkelingsgebieden
, Fysieke ontwikkeling:
Conditionele vaardigheden (KLUS) om motorische vaardigheden te leren
Motorische ontwikkeling:
Bewegingsvaardigheden
De wijze waarop een kind beweegt
Dynamisch-affectieve ontwikkeling:
Positief zelfbeeld
Leerling in zijn relatie met de omgeving
Cognitieve ontwikkeling:
Inhoud van een begrip kennen
Inzicht en kennis over bewegingen
= Componenten van de persoonlijkheidsontwikkeling
= Vlakken die een kind ontwikkelt in de les LO. Bij iedere les die we geven komen deze
componenten geïntegreerd aan bod (allemaal altijd en overal).
In de ontwikkelingsdoelen
Het ontwikkelen van motorische competenties:
• Meer bewegen
• Beter bewegen
Het ontwikkelen van het zelfconcept en sociaal functioneren:
• Gedreven en doorleefd bewegen
• Samen bewegen
Het ontwikkelen van een gezonde en veilige levensstijl:
• Sterk bewegen
• Lang bewegen
• Gezond bewegen
Vakinhouden
,1 Motorische ontwikkeling
1.1 Algemeen
Belangrijke terminologie:
- Motorische ontwikkeling
- Motorisch leren
- Motorisch controleren
Motorische ontwikkeling: kinderen krijgen bewegingsvaardigheden onder de knie. Er is een
verandering in het bewegingsgedrag wat resulteert in een grotere beheersing van de
bewegingsvaardigheden van het lichaam. ( piramide)
Motorisch leren: de manier waarop kinderen “leren” bewegen. Bijvoorbeeld een oefening
soepeler uitvoeren. ( door nabootsing lkr doet mee)
Motorisch controleren: de manier waarop kinderen hun bewegingen controleren.
Bijvoorbeeld niet omvallen als je een bal vangt. Dit wordt bepaald door neurologische
controleprocessen. Door bewegingservaring ontwikkelt het vermogen om te controleren en
coördineren. ( lichaamscontrole)
Piramide van Gallagher
Reflexen : zijn aanwezig vanaf de geboorte
, Rudimentaire bewegingen: bewegingen die geleerd worden, die het kind zelf uitvoert en dus
geen reflex is. Bv. rechtop zitten, staan, hoofd optillen, omrollen, …
Fundamentele motorische vaardigheden: vaardigheden die nodig zijn in het alledaagse
leven. Het zijn de bouwstenen van de motorische ontwikkeling, als ze deze vaardigheden (bv.
springen, lopen, hinkelen, klimmen, …) niet onder de knie hebben kunnen ze deze later ook
niet gaan combineren. Deze vaardigheden zijn een fundamentele barrière voor de verdere
motorische ontwikkeling.
De fundamentele motorische vaardigheden kunnen in 3 categorieën verdeeld worden:
Locomotorische vaardigheden: vaardigheden waarbij je eigen lichaam in beweging is ten
opzichte van vaste punten op de grond. Het zijn groot-motorische vaardigheden en
vereisen grove motoriek (bv. trappen, lopen, zwieren met de armen, springen, …)
Manipulatieve vaardigheden: niet je eigen lichaam is in beweging maar je zet iets in
beweging met je handen of voeten (bal gooien, rollen of trappen). Dit vereist fijne
motoriek, er is meer beheersing, behendigheid en concentratie nodig.
Stabiliteit: alles wat met evenwicht te maken heeft. Hier is nog een onderverdeling:
Statisch evenwicht: het in balans blijven in stilstand.
Dynamisch evenwicht: de balans moet worden gehouden terwijl men zich
verplaatst.
Rompstabiliteit: bewegingen waarbij veranderingen optreden in de positie
van de ledematen, terwijl het lichaam op dezelfde plaats blijft vb. buigen,
strekken, draaien, zwaaien, van richting veranderen, landen/stoppen,
voorwaarts rollen, balanceren, schijnbewegingen
Overgangsvaardigheden: fundamentele motorische vaardigheden die aan elkaar gekoppeld
worden. Bijvoorbeeld: al lopend een bal vangen, al lopend werpen, vanuit de handen een bal
loslaten en weg shotten, …
Sport-specifieke motorische vaardigheden: vaardigheden die worden aangeleerd bij het
beoefenen van een sport. Bijvoorbeeld: lay-up in basketbal, bovenhandse opslag bij
volleybal, forehand bij tennis, … Achterstand van de motorische vaardigheden heeft ook
gevolgen voor deze sport-specifieke vaardigheden, tijdens het lopen een bal aannemen is
niet mogelijk als er nog teveel gefocust moet worden op het vangen van de bal.
1.2 Springen