Basisboek Recht
Samenvatting Basisboek Recht, Mr. O.A.P. van der Roest, 17e druk
Hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 8, 10 en 11
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 – Inleiding in het recht .................................................................................................................................. 2
1.1. Kennismaking met het recht ............................................................................................................................. 2
1.2. Indeling van het objectieve recht...................................................................................................................... 2
1.3. Wat wordt verstaan onder recht? ..................................................................................................................... 3
1.4. Rechtsbronnen .................................................................................................................................................. 4
Hoofdstuk 2 – Privaatrecht................................................................................................................................................ 7
2.1. Inleiding privaatrecht ........................................................................................................................................ 7
2.2. Rechtshandeling ................................................................................................................................................ 8
Hoofdstuk 3 – Overeenkomsten...................................................................................................................................... 14
2.3. Overeenkomsten ............................................................................................................................................. 14
2.4. Nakoming, tekortkoming in de nakoming en de gevolgen daarvan ................................................................ 16
Hoofdstuk 4 – Verbintenis uit de wet.............................................................................................................................. 21
2.6. Verbintenis uit de wet ..................................................................................................................................... 21
2.8. Rechtmatige daden ......................................................................................................................................... 22
Hoofdstuk 8 – Burgerlijk procesrecht.............................................................................................................................. 23
3.1. Achtergronden bij het burgerlijk procesrecht ................................................................................................. 23
3.2. Gewone rechtspraak ....................................................................................................................................... 24
3.3. Beginselen en procedures in het burgerlijk procesrecht ................................................................................ 26
Hoofdstuk 10 – Bestuursrecht ......................................................................................................................................... 28
6.1. Wat is bestuursrecht ....................................................................................................................................... 28
6.2. Bevoegdheid tot besturen............................................................................................................................... 29
6.3. Besluit en beschikking ..................................................................................................................................... 30
6.4. Rechtsbescherming tegen overheidshandelen ............................................................................................... 32
6.5. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur................................................................................................. 33
6.6. Uitspraak van de bestuursrechter ................................................................................................................... 34
6.7. Enkele beginselen van het bestuursprocesrecht............................................................................................. 34
hoofdstuk 11 – Strafrecht................................................................................................................................................ 34
Pagina 1 van 34
, Hoofdstuk 1 – Inleiding in het recht
1.1. Kennismaking met het recht
- Eigenrichting: in een geschil je gelijk halen door zelf geweld te gebruiken → is niet geoorloofd
- Monopolie op rechtshandhaving: Alleen de overheid (politie en leger) heeft het recht met behulp van geweld te
handhaven. Dit doen ze met behulp van dwangmiddelen → geldboete of gevangenisstraf
*bij hoge uitzondering mag een burger wel geweld of actie ondernemen → zelfverdediging
Organisatie rechterlijke macht
Er zijn lagere rechters en hogere rechters die een eigen terrein hebben
waarop zij rechtspreken. Ook hebben zij het recht van de zittende
magistratuur, rechters mogen blijven zitten als zij aan het woord zijn, het OM,
advocaat en verdachten moeten altijd staan.
1. Rechtbank: Een juridisch probleem wordt eerst door de lagere rechters in een - Straf: bij diefstal en misdrijven
rechtbanken bekeken en beoordeeld. Dit is het eerste gerecht. - Kanton: kleine strafrechtzaken
o Er zijn 11 rechtbanken in Nederland of burgers onder elkaar
o De rechtbank heeft meervoudige kamers met drie rechtsprekende rechters - Civiel: scheidingsrecht
en enkele kamers met één rechtsprekende rechter → kantonrechter en - Bestuur: tussen de overheid
politierechter
2. De vonnis: is de uitspraak die de rechtbank doet
3. Gerechtshof: je komt hier als je het niet met de vonnis eens bent, je gaat in hoger beroep. Hier kijkt de rechter
nog een keer of de rechter in de rechtbank alle feiten goed heeft beoordeeld, of er voldoende bewijs is en of het
recht juist is toegepast
o Er zijn 4 gerechtshoven in Nederland
o Rechters bij het gerechtshof worden raadsheren genoemd en spreken recht in een meervoudige kamer met 3
raadsheren en eenvoudige zaken worden door één raadsheer behandeld
4. Het arrest: is de uitspraak die het gerechtshof doet en komt in de plaats van de vonnis
5. Hoge raad: je komt hier als je het niet met het arrest eens bent, je gaat in cassatie. Hier kijkt de Hoge Raad alleen
of de lagere rechters het recht juist heeft toegepast. Als dit niet het geval is, gaat het terug naar een lagere
rechter, die opnieuw uitspraak moet doen
Stap 1: rechtbank met als uitspraak de vonnis, niet mee eens = in hoger beroep
Stap 2: naar het gerechtshof met als uitspraak een arrest, niet mee eens = in cassatie
Stap 3: naar de hogere raad die controleert of het recht goed is toegepast, zo niet, dan gaat het terug naar stap 1
Sancties op het niet naleven van rechtsregels
- Sancties: een middel om naleving van een voorschriften af te dwingen of een straf voor een overtreding → sanctie
werkt niet als er geld gevraagd wordt, dan bevriezen ze de rekening, loon of bezit
- Last onder dwangsom: het college van burgermeesters en wethouders (B&W) kan dit opleggen, de overtreder moet
voor elke dag dat ze het probleem niet oplossen een geldboete betalen.
1.2. Indeling van het objectieve recht
Objectief recht: omvat de rechtsregels die door de overheid zijn vastgesteld of erkend met het doel de samenleving
te ordenen en door sancties gehandhaafd kunnen worden. objectief recht kan onderscheiden worden tussen:
- Privaatrecht en publiekrecht
- Materieel recht en formeel recht
Privaatrecht:
Bij privaatrecht/burgerlijk recht staat de rechtsverhouding tussen burgers onderling en het individueel recht centraal.
met burgers worden bedoeld:
- natuurlijk persoon: een persoon die rechten en plichten aangaat → een persoon met lening, hiermee is hij zelf
verplicht om maandelijks bedrag terug te betalen
Pagina 2 van 34
,- Rechtspersoon is een organisatievorm die rechten en plichten aangaat →
bezittingen en schulden staan los van het persoon van de rechten en plichten
van de eigenaar. Als mensen of rechtspersonen onderling juridische problemen
hebben, geldt het privaatrecht.
Publiekrecht:
Publiekrecht regelt de verhouding tussen de overheid en de burgers, ook het staats-
en bestuursrecht, het strafrecht en het recht van de EU maken hier deel vanuit.
- het bestuursrecht: hoort bij de overheid die onder andere de taak heeft om
wetten op diverse gebieden van het bestuursrecht uit te voeren, zoals milieu, bouw en belastingen. Bij de
uitvoering van deze wetten nemen bestuursorganen, zoals het bestuur van de gemeente (B&W), provincie (het
college van gedeputeerde staten) en de rijksoverheid (minister) besluiten. Houdt het bestuursorgaan zich niet
aan de regels, dan kunnen belanghebbende een juridische procedure aanspannen tegen dit bestuursorgaan
- strafrecht: personen die verdacht worden van een strafbaarheid krijgen te maken met het strafrecht. Het is dan
een zaak tussen de verdachte en de samenleving, de OM treedt namens de samenleving op. Het openbaar
ministerie wordt vertegenwoordigd door een officier van justitie.
o Publiekrecht is van toepassing als de overheid een specifieke overheidshandeling verricht → vergunning
verlenen, als de overheid als burger aan het rechtsverkeer deelneemt is het privaatrecht → als de staat met
een leverancier een koopovereenkomst sluit tot levering van kantoorbenodigdheden
materieel recht:
materieel recht: bevat regels die rechten verlenen en verplichtingen opleggen tussen burgers onderling, tussen
burgers en overheid en overheden onderling → in het wetboek van strafrecht staat hoe die gestraft wordt
Formeel recht:
formeel recht: geeft regels voor de manier waarop de regels van het materiële privaatrecht gehandhaafd moet
worden, regels die aangeven hoe iemand zijn privaatrechtelijke rechten kan afdwingen tegenover anderen → in het
wetboek van strafvordering staat hoe proces gehandhaafd wordt, bv. Door een huiszoeking
bv. A pleegt een moord, dit is strafbare feit (materieel recht). Er komt een hele procedure van het uitbrengen van de
dagvaarding tot het uitspreken van de vonnis is de manier hoe de regels gehandhaafd worden (formeel recht)
1.3. Wat wordt verstaan onder recht?
Objectief en subjectief recht
de betekenis van ‘recht’ in de zin van:
- Objectief recht en subjectief recht
- Dwingend recht, aanvullend recht en semi-dwingend recht
Objectief recht:
Objectief recht (Law): bestaat uit geschreven en ongeschreven regels (normen), het geheel van rechtsregels. Recht
betekent het geheel van rechtsregels dat in Nederland op dit moment van kracht zijn. Andere woorden voor objectief
recht zijn positief recht en geldend recht.
Voorbeelden van objectief recht:
- Het is verboden een ander van het leven te beroven
- Iemand die in ogenblikkelijk levensgevaar verkeert, moet worden geholpen
- De eigenaar mag met uitsluiting van een ander in principe van zijn eigendom gebruik maken
Subjectief recht:
Subjectief recht (Rights): Slaat op een bevoegdheid die een persoon heeft tegenover één of andere personen.
Bevoegdheden, zoals het recht op een studiebeurs of het recht van de eigenaar zijn subjectief recht.
Voorbeelden van subjectief recht:
- Persoon B heeft als zekerheid voor een verstrekte geldlening een hypotheekrecht op het huis van A (subjectief),
de rechten en plichten van de hypotheeknemer zijn geregeld in het burgerlijk wetboek (objectief)
- Persoon A heeft vruchtgebruik van de appelboom (van een ander), diegene mag de appels plukken die aan de
boom hangen (subjectief), de rechten en plichten wat betreft vruchtgebruik staan in het BW (subjectief)
- Rechtssubject: personen hebben subjectieve rechten, deze personen worden verdeeld in 2 groepen:
Pagina 3 van 34
, o natuurlijk persoon: een persoon die subjectieve rechten draagt
o rechtspersoon: een organisatie die subjectieve rechten draagt
- rechtsobject: het voorwerp van recht → mobiel, dieren, huizen, fietsen… zijn bezittingen van het rechtssubject
(Semi)dwingend en aanvullend recht
‘Wet’ en ‘recht’ betekenen wat anders, iets wat in strijd is met een rechtsregel hoeft niet in strijd te zijn met de wet.
Het onderscheid tussen dwingend recht en aanvullend recht speelt vooral een rol in het privaatrecht, zoals dat onder
meer gesteld is in het BW. Het bestuursrecht kent ook regels van aanvullend en dwingend recht. Het Wetboek van
Strafrecht kent alleen dwingend recht en in een beperkt aantal bepalingen kent een wet semi-dwingend recht
- dwingend recht
- aanvullend recht
- semi-dwingend recht
Dwingend recht:
Dwingend recht: onvoorwaardelijk, ook als de betrokkenen dit niet willen mag er niet afgeweken worden. dit is om
de zwakkere partij te beschermen tegenover een sterkere partij → arbeidsrecht en huurrecht
o Nietigheid: een nietige afspraak wordt geacht niet te zijn gemaakt en nakoming ervan kan dus niet juridische
worden afgedwongen, het rechtsgevolg wordt geacht nooit te hebben bestaan
Aanvullend recht:
Aanvullend recht: personen krijgen om af te wijken van de regels om tot een overeenkomst te komen, treffen de
personen zelf geen regeling, dan geldt de wettelijk regeling → afspraak over de hoeveelheid vakantiedagen
Semi-dwingend recht:
Semi-dwingend recht: het is partijen toegestaan om van de wettelijke regel af te wijken, binnen bepaalde, door de
wet gestelde grenzen → proeftijd waarbij de werknemer als de werkgever zonder reden mag beëindigen moet zeker
2 maanden zijn, maar het termijn mag ook worden verlengd
1.4. Rechtsbronnen
Bronnen waaruit geldend recht vandaan komen:
- Wet
- Gewoonterecht
- Jurisprudentie (beslissingen van rechters)
- verdragen
wet:
de wet is de voornaamste rechtsbron en kent 2 betekenissen:
- formele zin
- materiële zin
- wet in formele zin: zegt alleen maar iets over wie de wet heeft vastgesteld, niet de inhoud. Deze wet is een
gezamenlijk besluit van de regering en de Staten-Generaal, zoals het Burgerlijk Wetboek.
Andere overheidsorganen hebben ook de bevoegdheid om rechtsregels vast te stellen:
- de regering: Koning met minister(s)
- Provinciale staten: maken provinciale verordeningen (Provinciewet)
- De gemeenteraad: maakt gemeentelijke verordeningen (Gemeentewet)
- Wet in materiële zin: bevat algemene regels (normen) van een tot regelgeving bevoegd overheidsorgaan die
burger binden.
De vereisten waaraan een wet in materiële zin moet voldoen:
- Algemeen bindend: de regels van toepassing zijn in een onbepaald aantal gevallen en voor een onbepaald aantal
personen, het is voor herhaling vatbaar
Pagina 4 van 34
Samenvatting Basisboek Recht, Mr. O.A.P. van der Roest, 17e druk
Hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 8, 10 en 11
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 – Inleiding in het recht .................................................................................................................................. 2
1.1. Kennismaking met het recht ............................................................................................................................. 2
1.2. Indeling van het objectieve recht...................................................................................................................... 2
1.3. Wat wordt verstaan onder recht? ..................................................................................................................... 3
1.4. Rechtsbronnen .................................................................................................................................................. 4
Hoofdstuk 2 – Privaatrecht................................................................................................................................................ 7
2.1. Inleiding privaatrecht ........................................................................................................................................ 7
2.2. Rechtshandeling ................................................................................................................................................ 8
Hoofdstuk 3 – Overeenkomsten...................................................................................................................................... 14
2.3. Overeenkomsten ............................................................................................................................................. 14
2.4. Nakoming, tekortkoming in de nakoming en de gevolgen daarvan ................................................................ 16
Hoofdstuk 4 – Verbintenis uit de wet.............................................................................................................................. 21
2.6. Verbintenis uit de wet ..................................................................................................................................... 21
2.8. Rechtmatige daden ......................................................................................................................................... 22
Hoofdstuk 8 – Burgerlijk procesrecht.............................................................................................................................. 23
3.1. Achtergronden bij het burgerlijk procesrecht ................................................................................................. 23
3.2. Gewone rechtspraak ....................................................................................................................................... 24
3.3. Beginselen en procedures in het burgerlijk procesrecht ................................................................................ 26
Hoofdstuk 10 – Bestuursrecht ......................................................................................................................................... 28
6.1. Wat is bestuursrecht ....................................................................................................................................... 28
6.2. Bevoegdheid tot besturen............................................................................................................................... 29
6.3. Besluit en beschikking ..................................................................................................................................... 30
6.4. Rechtsbescherming tegen overheidshandelen ............................................................................................... 32
6.5. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur................................................................................................. 33
6.6. Uitspraak van de bestuursrechter ................................................................................................................... 34
6.7. Enkele beginselen van het bestuursprocesrecht............................................................................................. 34
hoofdstuk 11 – Strafrecht................................................................................................................................................ 34
Pagina 1 van 34
, Hoofdstuk 1 – Inleiding in het recht
1.1. Kennismaking met het recht
- Eigenrichting: in een geschil je gelijk halen door zelf geweld te gebruiken → is niet geoorloofd
- Monopolie op rechtshandhaving: Alleen de overheid (politie en leger) heeft het recht met behulp van geweld te
handhaven. Dit doen ze met behulp van dwangmiddelen → geldboete of gevangenisstraf
*bij hoge uitzondering mag een burger wel geweld of actie ondernemen → zelfverdediging
Organisatie rechterlijke macht
Er zijn lagere rechters en hogere rechters die een eigen terrein hebben
waarop zij rechtspreken. Ook hebben zij het recht van de zittende
magistratuur, rechters mogen blijven zitten als zij aan het woord zijn, het OM,
advocaat en verdachten moeten altijd staan.
1. Rechtbank: Een juridisch probleem wordt eerst door de lagere rechters in een - Straf: bij diefstal en misdrijven
rechtbanken bekeken en beoordeeld. Dit is het eerste gerecht. - Kanton: kleine strafrechtzaken
o Er zijn 11 rechtbanken in Nederland of burgers onder elkaar
o De rechtbank heeft meervoudige kamers met drie rechtsprekende rechters - Civiel: scheidingsrecht
en enkele kamers met één rechtsprekende rechter → kantonrechter en - Bestuur: tussen de overheid
politierechter
2. De vonnis: is de uitspraak die de rechtbank doet
3. Gerechtshof: je komt hier als je het niet met de vonnis eens bent, je gaat in hoger beroep. Hier kijkt de rechter
nog een keer of de rechter in de rechtbank alle feiten goed heeft beoordeeld, of er voldoende bewijs is en of het
recht juist is toegepast
o Er zijn 4 gerechtshoven in Nederland
o Rechters bij het gerechtshof worden raadsheren genoemd en spreken recht in een meervoudige kamer met 3
raadsheren en eenvoudige zaken worden door één raadsheer behandeld
4. Het arrest: is de uitspraak die het gerechtshof doet en komt in de plaats van de vonnis
5. Hoge raad: je komt hier als je het niet met het arrest eens bent, je gaat in cassatie. Hier kijkt de Hoge Raad alleen
of de lagere rechters het recht juist heeft toegepast. Als dit niet het geval is, gaat het terug naar een lagere
rechter, die opnieuw uitspraak moet doen
Stap 1: rechtbank met als uitspraak de vonnis, niet mee eens = in hoger beroep
Stap 2: naar het gerechtshof met als uitspraak een arrest, niet mee eens = in cassatie
Stap 3: naar de hogere raad die controleert of het recht goed is toegepast, zo niet, dan gaat het terug naar stap 1
Sancties op het niet naleven van rechtsregels
- Sancties: een middel om naleving van een voorschriften af te dwingen of een straf voor een overtreding → sanctie
werkt niet als er geld gevraagd wordt, dan bevriezen ze de rekening, loon of bezit
- Last onder dwangsom: het college van burgermeesters en wethouders (B&W) kan dit opleggen, de overtreder moet
voor elke dag dat ze het probleem niet oplossen een geldboete betalen.
1.2. Indeling van het objectieve recht
Objectief recht: omvat de rechtsregels die door de overheid zijn vastgesteld of erkend met het doel de samenleving
te ordenen en door sancties gehandhaafd kunnen worden. objectief recht kan onderscheiden worden tussen:
- Privaatrecht en publiekrecht
- Materieel recht en formeel recht
Privaatrecht:
Bij privaatrecht/burgerlijk recht staat de rechtsverhouding tussen burgers onderling en het individueel recht centraal.
met burgers worden bedoeld:
- natuurlijk persoon: een persoon die rechten en plichten aangaat → een persoon met lening, hiermee is hij zelf
verplicht om maandelijks bedrag terug te betalen
Pagina 2 van 34
,- Rechtspersoon is een organisatievorm die rechten en plichten aangaat →
bezittingen en schulden staan los van het persoon van de rechten en plichten
van de eigenaar. Als mensen of rechtspersonen onderling juridische problemen
hebben, geldt het privaatrecht.
Publiekrecht:
Publiekrecht regelt de verhouding tussen de overheid en de burgers, ook het staats-
en bestuursrecht, het strafrecht en het recht van de EU maken hier deel vanuit.
- het bestuursrecht: hoort bij de overheid die onder andere de taak heeft om
wetten op diverse gebieden van het bestuursrecht uit te voeren, zoals milieu, bouw en belastingen. Bij de
uitvoering van deze wetten nemen bestuursorganen, zoals het bestuur van de gemeente (B&W), provincie (het
college van gedeputeerde staten) en de rijksoverheid (minister) besluiten. Houdt het bestuursorgaan zich niet
aan de regels, dan kunnen belanghebbende een juridische procedure aanspannen tegen dit bestuursorgaan
- strafrecht: personen die verdacht worden van een strafbaarheid krijgen te maken met het strafrecht. Het is dan
een zaak tussen de verdachte en de samenleving, de OM treedt namens de samenleving op. Het openbaar
ministerie wordt vertegenwoordigd door een officier van justitie.
o Publiekrecht is van toepassing als de overheid een specifieke overheidshandeling verricht → vergunning
verlenen, als de overheid als burger aan het rechtsverkeer deelneemt is het privaatrecht → als de staat met
een leverancier een koopovereenkomst sluit tot levering van kantoorbenodigdheden
materieel recht:
materieel recht: bevat regels die rechten verlenen en verplichtingen opleggen tussen burgers onderling, tussen
burgers en overheid en overheden onderling → in het wetboek van strafrecht staat hoe die gestraft wordt
Formeel recht:
formeel recht: geeft regels voor de manier waarop de regels van het materiële privaatrecht gehandhaafd moet
worden, regels die aangeven hoe iemand zijn privaatrechtelijke rechten kan afdwingen tegenover anderen → in het
wetboek van strafvordering staat hoe proces gehandhaafd wordt, bv. Door een huiszoeking
bv. A pleegt een moord, dit is strafbare feit (materieel recht). Er komt een hele procedure van het uitbrengen van de
dagvaarding tot het uitspreken van de vonnis is de manier hoe de regels gehandhaafd worden (formeel recht)
1.3. Wat wordt verstaan onder recht?
Objectief en subjectief recht
de betekenis van ‘recht’ in de zin van:
- Objectief recht en subjectief recht
- Dwingend recht, aanvullend recht en semi-dwingend recht
Objectief recht:
Objectief recht (Law): bestaat uit geschreven en ongeschreven regels (normen), het geheel van rechtsregels. Recht
betekent het geheel van rechtsregels dat in Nederland op dit moment van kracht zijn. Andere woorden voor objectief
recht zijn positief recht en geldend recht.
Voorbeelden van objectief recht:
- Het is verboden een ander van het leven te beroven
- Iemand die in ogenblikkelijk levensgevaar verkeert, moet worden geholpen
- De eigenaar mag met uitsluiting van een ander in principe van zijn eigendom gebruik maken
Subjectief recht:
Subjectief recht (Rights): Slaat op een bevoegdheid die een persoon heeft tegenover één of andere personen.
Bevoegdheden, zoals het recht op een studiebeurs of het recht van de eigenaar zijn subjectief recht.
Voorbeelden van subjectief recht:
- Persoon B heeft als zekerheid voor een verstrekte geldlening een hypotheekrecht op het huis van A (subjectief),
de rechten en plichten van de hypotheeknemer zijn geregeld in het burgerlijk wetboek (objectief)
- Persoon A heeft vruchtgebruik van de appelboom (van een ander), diegene mag de appels plukken die aan de
boom hangen (subjectief), de rechten en plichten wat betreft vruchtgebruik staan in het BW (subjectief)
- Rechtssubject: personen hebben subjectieve rechten, deze personen worden verdeeld in 2 groepen:
Pagina 3 van 34
, o natuurlijk persoon: een persoon die subjectieve rechten draagt
o rechtspersoon: een organisatie die subjectieve rechten draagt
- rechtsobject: het voorwerp van recht → mobiel, dieren, huizen, fietsen… zijn bezittingen van het rechtssubject
(Semi)dwingend en aanvullend recht
‘Wet’ en ‘recht’ betekenen wat anders, iets wat in strijd is met een rechtsregel hoeft niet in strijd te zijn met de wet.
Het onderscheid tussen dwingend recht en aanvullend recht speelt vooral een rol in het privaatrecht, zoals dat onder
meer gesteld is in het BW. Het bestuursrecht kent ook regels van aanvullend en dwingend recht. Het Wetboek van
Strafrecht kent alleen dwingend recht en in een beperkt aantal bepalingen kent een wet semi-dwingend recht
- dwingend recht
- aanvullend recht
- semi-dwingend recht
Dwingend recht:
Dwingend recht: onvoorwaardelijk, ook als de betrokkenen dit niet willen mag er niet afgeweken worden. dit is om
de zwakkere partij te beschermen tegenover een sterkere partij → arbeidsrecht en huurrecht
o Nietigheid: een nietige afspraak wordt geacht niet te zijn gemaakt en nakoming ervan kan dus niet juridische
worden afgedwongen, het rechtsgevolg wordt geacht nooit te hebben bestaan
Aanvullend recht:
Aanvullend recht: personen krijgen om af te wijken van de regels om tot een overeenkomst te komen, treffen de
personen zelf geen regeling, dan geldt de wettelijk regeling → afspraak over de hoeveelheid vakantiedagen
Semi-dwingend recht:
Semi-dwingend recht: het is partijen toegestaan om van de wettelijke regel af te wijken, binnen bepaalde, door de
wet gestelde grenzen → proeftijd waarbij de werknemer als de werkgever zonder reden mag beëindigen moet zeker
2 maanden zijn, maar het termijn mag ook worden verlengd
1.4. Rechtsbronnen
Bronnen waaruit geldend recht vandaan komen:
- Wet
- Gewoonterecht
- Jurisprudentie (beslissingen van rechters)
- verdragen
wet:
de wet is de voornaamste rechtsbron en kent 2 betekenissen:
- formele zin
- materiële zin
- wet in formele zin: zegt alleen maar iets over wie de wet heeft vastgesteld, niet de inhoud. Deze wet is een
gezamenlijk besluit van de regering en de Staten-Generaal, zoals het Burgerlijk Wetboek.
Andere overheidsorganen hebben ook de bevoegdheid om rechtsregels vast te stellen:
- de regering: Koning met minister(s)
- Provinciale staten: maken provinciale verordeningen (Provinciewet)
- De gemeenteraad: maakt gemeentelijke verordeningen (Gemeentewet)
- Wet in materiële zin: bevat algemene regels (normen) van een tot regelgeving bevoegd overheidsorgaan die
burger binden.
De vereisten waaraan een wet in materiële zin moet voldoen:
- Algemeen bindend: de regels van toepassing zijn in een onbepaald aantal gevallen en voor een onbepaald aantal
personen, het is voor herhaling vatbaar
Pagina 4 van 34
