SAMENVATTING: MEDIA-ECONOMIE
DE MEDIAMACHINE
- Media-industrie:
o Op relatief korte tijd van een toestand van schaarste naar overvloed geëvolueerd
- Mark Deuze
o Nederlandse mediawetenschapper
o “we leven niet met media wel in media”
- Mediamachine
o Opperste doel: de aandacht van mediaconsumenten wereldwijd winnen
▪ Op een manier die snel, efficiënt en makkelijk herhaalbaar is
- Mediasector
o = uitgevers van kanten en magazines, radio- en televisieomroepen, film- en
televisieproducenten, distributiebedrijven, persagentschappen, mediacentrales en
reclameregies
▪ Actief in een verschillende deelsector
▪ Werken volgens andere economische principes
▪ Hebben een aparte marktstructuur en dynamiek
▪ Uiteenlopende businessmodellen
- Technologische ontwikkelingen
o Toenemende convergentie tussen deelsectoren
▪ => leidt tot multimediale mediabedrijven
o Invloed van digitale technologie (zoals YouTube en TikTok)
o Geografisch vlak: grenzeloos
▪ => internationale technologieplatformen
• Grote concurrent van lokale mediabedrijven
• Apple of amazon
o Apple TV of Twitch
- Digitale platformen = poortwachter
MEDIA IN BEWEGING
- Te veel verandering op korte tijd leidt tot angst en frustratie
o Moet geleidelijk aan gebeuren
- Voorbeeld van televisie en streaming
o Met en naast elkaar voortleven
o Beiden vullen elkaar aan
o Lineaire televisie blijft het reclamemedium
o Televisie gaat immers niet dood, maar past zich voortdurend aan de veranderende
voorkeuren en verwachtingen van de mediaconsument aan
▪ Roger Fidler: ‘mediamorphosis’
• Een proces waarbij oude en nieuwe mediatechnologie eerst naast
elkaar bestaan en langzaam met elkaar verweven raken, eerder dan
elkaar vervangen
1
, Notes – Media-economie en mediastructuren
- Mediatechnologie
o Ontwikkelt zich binnen een complexe wisselwerking tussen maatschappelijke,
economisch, politiek-filosofische en culturele instituties
o Afhankelijk van de heersende machtsverhouding binnen de samenleving
o Beïnvloed door overheidsinterventie en regelgeving
1. NO BUSINESS LIKE THE MEDIA BUSINESS
Wat is media-economie?
Afbakening:
- Media
- Economie
o Productie en consumptie
o De relatie tussen vraag en aanbod (omtrent producten)
▪ Is evolutief
o Schaars
▪ Veel vraag, weinig aanbod dus hoge prijs
- Media-economie focust zich op het mechanismen die achter de schermen de content creëert,
de economische krachten die de media maken
o De manier waarop de content gecommercialiseerd wordt
- Tot jaren 70 geen bestaande studie van economie van de media
o Was op dat moment nog niet aanwezig, nog geen commercialisering
▪ Relatief kleinschalig en onderling weinig concurrentie
o Pas opgekomen in de Verenigde Staten (rond jaren 60)
o In Europa overgekomen in jaren 80
▪ Wereldwijde liberaliseringsgolf en snelle commercialisering
• Monopolies van de publieke omroep opengebroken
• Commerciële televisie en radio
▪ Kranten koppelen zich los en gaan meer in marketingdenken handelen
• Verkopen van kranten wordt belangrijker
• (Vroeger vooral kranten gebruikt op politiek vlak)
▪ Liberalisering ven radio en televisie
• Publieke omroep
- 1990: vanuit Noord-Amerika
o Internationalisering van media-economie
o Internationale expansie van Amerikaanse mediabedrijven
o Opkomst van multinationale media-ondernemingen
o Integratie van regionale mediamarkten
- Media-economie
o Begrijpen van financiële en economische omstandigheden waarin mediabedrijven
opereren en die een invloed uitoefenen op de structuur eb strategieën van deze
bedrijven
▪ Aandacht voor eigendoms- en marktstructuren
- Robert Picard: grondlegger van media-economie
o Hoe mediabedrijven met de beschikbare middelen de informatie- en
entertainmentbehoeften van publiek, adverteerders en samenleving vervullen
2
, Notes – Media-economie en mediastructuren
Wetenschap van de schaarste
- Hoe zetten mediabedrijven hun schaarse middelen op efficiënte wijze in om aan de vraag naar
mediaproducten tegemoet te komen? (= wat media-economie bestudeert)
o Schaarse middelen zijn nodig voor de productie van goederen en diensten
▪ Tijd, geld, .. = schaars
o Schaarse middelen worden ook productiefactoren genoemd
- Gebruik van productiefactoren (= schaarse middelen)
o Arbeid: creatief en zakelijk talent (‘people business’ = mensenindustrie)
▪ Mensen die effectief in de mediasector werken
o Grondstoffen: materiaal of immaterieel
▪ Immaterieel: vb. uitzendrechten
o Kapitaal: via eigenaars, investeerders of beursgang
- Prijs van deze productiefactoren:
o Vraag en aanbod
▪ Fundamentele principes van een vrijemarkteconomie
- Kenmerken van mediaproducten
o Niet-rivaliserende karakter
▪ Mediaproducten zijn schaars, de prijzen gaan omhoog
▪ Bij overvloed dalen ze
Contradictie: schaarste in tijden van overvloed
- Media-economie ook gekenmerkt door overvloed
- Gigantische toename van aanbod (content en platformen)
- En toch: schaarste, niet overvloed, creëert waarde
- Niet langer technologische schaarste, wel kunstmatige schaarste
o Strategieën om schaarste te creëren
- Maar: tijd consument blijft schaars. Mediabedrijven moeten aandacht (en tijd) van de
consument winnen om economische waarde te creëren
Afbakening: media-economie
- Combinatie van mediastudies en economie
- Toepassen van economische theorieën, concepten en principes om werking media-
industrie/bedrijven/producten te verklaren
- Begrijpen welke invloed financieel-economische krachten/structuren op media-
industrie/bedrijven/producten uitoefenen
- Sterk gelinkt aan politieke economie van de communicatie
o Media als ruilwaarde: niet altijd met geld, ook met aandacht betalen
Macro versus micro-economie
3
, Notes – Media-economie en mediastructuren
- Macro-economie bestudeert eerder de economie als geheel, waardoor de analyse veelal op
nationaal en soms zelf globaal niveau gebeurt
o Bestudeert het gehele economische systeem
o Focus op economische groei, tewerkstelling, inflatie of export/ import
o Export/import, inflatie, monetair, crisis of groei
- Micro-economie betreft een nauwer perspectief omdat het de activiteiten van specifieke
aspecten van de economie bestudeert
o Focus op vraag en aanbod tussen individuele factoren
o Analyseert de werking van individuele markten, bedrijven of producten
o Consumenten, bedrijven, markten
- De focus van media-economie is eerder micro-economisch en minder macro-economisch
o Micro-economisch
▪ Hoe functioneert een bepaalde media-industrie?
o Macro-economisch
▪ Wat is de bijdrage van een bepaalde media-industrie tot de totale economie?
o Hoewel dit laatste perspectief niet onbelangrijk is
▪ Politieke economie meer op globale
WAAROM (MEDIA)BEDRIJVEN BESTAAN
Theorieën over de onderneming
- Verschillende types ondernemingen
o Functies (rollen): producent – aggregator – distributeur
o Omvang: groot en klein, lokaal en internationaal
o Eigendom: beursgenoteerd, familie-eigendom, overheid
- Theorieën over bestaan en functioneren (media)bedrijven
o Neoklassieke theorie (winstmaximalisatie)
▪ Bedrijf streeft winstmaximalisatie na
• Niet geïnteresseerd in maatschappelijke rol
▪ Bedrijf zet middelen efficiënt in (kosten-batenanalyse)
• Rationele keuzes -> opportuniteitskost (= nadeel)
o Opportuniteitskost: hetgeen wat we niet hebben kunnen doen
met dat geld, door een andere keuze te maken
▪ = de waarde en opbrengst van het best mogelijk
alternatief ten opzichte van de uiteindelijke genomen
beslissing
• Middelen inzetten waar ze het meest renderen
▪ Markt, niet de overheid, creëert beste uitkomst (bedrijven weten dit het best)
• Enkel bij marktfalen wanneer markt onvoldoende ‘werkt’ moet de
overheid tussenkomen
▪ Kritiek op neoklassiek perspectief
• Niet elk mediabedrijf streeft zoveel mogelijk winst na
• Overheid om negatieve uitkomst markt te remediëren
o Bij marktfalen
▪ Komt voor wanneer de markt onvoldoende werkt en
er niet in slaagt de beste uitkomst te creëren
▪ Huidig mediaminister: Cielte van Achter (te kennen!)
4