1. inleiding en vraag
hoofdvragen:
- Hoe kunnen we persoonlijkheid definiëren?
- Wat zijn de belangrijkste manieren om naar persoonlijkheid te kijken?
psychologie van persoonlijkheid: betreft verschillen tussen mensen in termen van
gedachten, gevoelens, gedrag
- beschrijven
o verschillen: hoe verschillen mensen van elkaar?
o verbanden tussen verschillen: met wat hangen zulke verschillen
samen?
- verklaren van verschillen: wat ligt aan de basis van deze verschillen?
1.1 definitie van persoonlijkheid
- moeilijk te definiëren -> evenveel definities als onderzoekers
o elke onderzoeker andere visie
o elke onderzoeker legt andere klemtonen
- vb definitie van Larsen & Buss:
o persoonlijkheid is een verzameling van psychologische kenmerken
bv: vriendelijkheid, agressie -> welke zijn de belangrijkste?
Door wat worden ze veroorzaakt? Met wat hangen ze samen?
o en mechanismen
psychologische processen met input, verwerking en output
bv: hostiele attributie (het interpreteren van omgeving als
vijandig)
o die een individu kenmerken
eigenschappen van de persoon, die deze meedraagt
o die op een bepaalde manier georganiseerd zijn
bepaalde samenhang
o en relatief duurzaam zijn
relatief stabiel doorheen de tijd, verandert niet van ene op
andere dag
o die zijn/haar interacties
persoon interageert met zijn/haar omgeving
persoonlijkheid kan niet bestaan zonder interactie met
omgeving, functioneert niet in vacuüm
o en aanpassingen
persoonlijkheid past zicht aan aan omgevingsfactoren
o aan zijn/haar omgeving
fysieke omgeving, sociale omgeving en intrapsychische
omgeving (= eigen achtergrond, dromen, motivaties, …)
o beïnvloeden
- nog andere voorbeelden van definities
1
, - steeds belangrijke elementen die terugkeren
o structuren en processen
structuren: vastliggende kenmerken
processen: manieren om informatie te verwerken
o in een persoon: intern aanwezig, refereren naar bepaalde
onderliggende kenmerken
iets intern dat gedrag bepaalt
o interacties met omgeving bepalen
o relatief consistent over de tijd
- ontstaat spanningsveld binnen persoonlijkheidspsychologie
o invulling in termen van nomothetische trekconcepten
o invulling in termen van interactionistische visie
1.2 een fundamentele vraag
- Kurt Lewin: founding father van sociale en persoonlijkheidspsychologie
o vergelijking: B = f(P,S)
o gedrag = ifv de persoon en de situatie
o bv: agressief gedrag = ifv elementen in persoon en elementen in
omgeving
- fundamentele vraag in psychologie = zo goed mogelijk verklaring/oorzaak
geven voor een bepaald gesteld gedrag in een situatie (verhaal Sam café)
- doel = variantie verklaren
o Var (B) = Var (P) + Var (S) + Var (PxS)
o geobserveerde variantie in gedrag toe te schrijven aan:
variantie in verschillen tss personen = hoofdeffect persoon
variantie in verschillen tss situaties = hoofdeffect situatie
variantie in interactie tss situatie en persoon = interactie-
effect tussen persoon en situatie
- discussie in persoonlijkheidspsychologie gaat over welke belangrijkste is
om gedrag te kunnen verklaren = fundamentele vraag
o theoretisch: wat is meest belangrijke in bepalen van gedrag?
Waar moeten onderzoekers zich op focussen?
o praktisch: waar moeten we aan sleutelen om iets te veranderen?
mensen veranderen, situaties, combinatie?
o ethisch: waar ligt de verantwoordelijkheid?
gevolgen voor rechtspraak, visie op mens, …
verklaren/begrijpen gedrag terroristen, daders Reuzegom, …
- verschillende benaderingen, elk een ander antwoord op deze vraag
hebben
o nomothetische trekkenpsychologie: hoofdeffect van persoon is
belangrijkste
o situationisme: hoofdeffect van situatie is belangrijkste (soc psy)
o interactionisme: interactie tussen beide is belangrijkste
- debat in PID gaat tussen eerst en laatste, want gaat over verschillen
tussen mensen, niet over situaties
- rest van deel 2 gaat dus over beantwoorden van volgende vraag: hoe
verschillen tussen mensen op vlak van persoonlijkheid begrepen moeten
worden
2. trekpsychologie
2
, hoofdvragen:
- Hoe moeten we trekken opvatten? Wat zijn trekken?
- Welke zijn de belangrijkste?
- Hoe ziet een omvattend systeem eruit?
2.1 nomothetische trekpsychologie
2.1.1 Wat is een persoonlijkheidstrek?
- hypothetische constructen die worden geformuleerd door persoonlijkheids-
onderzoekers om op een gemakkelijke en spaarzame manier individuele
verschillen in gedrag/gevoelens/gedachten te beschrijven, verklaren en
voorspellen
- beschrijven consistent patroon in gedrag, gedachten en gevoelens van
mensen
- 3 cruciale eigenschappen
o trekken = interne, stabiele eigenschappen van individu die deze
telkens meedraagt
geen tijdelijke eigenschap, aanleiding tot consistent patroon
o trekken = causaal
verklaren het gedrag van het individu
interne eigenschappen beïnvloeden/bepalen gedrag
o trekken nemen vorm aan van dimensies waarop mensen
verschillende plaats kunnen innemen
2.1.2 gevolgen en implicaties
- gedrag trek: trek zijn eigenschappen die ook aanwezig zijn als het
overeenkomstige gedrag niet aanwezig is -> trek kan aanwezig zijn,
zonder dat gedrag persé tot uiting komt
- trekken beschouwen als interne oorzaken van gedrag = deel van de
verklaring van gedrag
- hoofdeffect van de persoon is belangrijkste manier om individuele
verschillen op te vatten
2.1.3 consistentie van menselijk gedrag
- volgen hierin het theoretisch kader van Sarah Hampson -> maakt
fundamenteel onderscheid tussen soorten consistentie van menselijk
gedrag
- 2 belangrijke onderscheidingen
o consistentie over zelfde of over andere situaties
o consistentie over zelfde of over ander gedrag
4 soorten consistentie:
- type A consistentie: consistentie van individuele verschillen inzake zelfde
situatie en zelfde gedrag
3