1. BRANDVEILIGHEID
1. Inleiding
in België zijn er jaarlijks 20.000 woningbranden
Brandwonden = ergste verwondingen voor de mens
Slachtoffers door: hitte, rook (giftige stoffen), rookontwikkeling, instorting, geen vluchtwegen, …
Oorzaken: elektrische apparaten, opladers, slecht onderhouden schoorsteen, roken …
2. Het verbrandingsproces
2.1 Verbrandingsproces
Verbrandingsproces
Brand = een ongewenste verbranding met vuur als uitwendig kenmerk
Het is een oxidatieproces waarbij voldoende warmte vrijkomt om het proces in stand te houden
Branddriehoek:
o Zuurstof: meestal aanwezig en bedraagt 21% vd ons omgevende lucht
o Brandbare stof: deze kan vast, vloeibaar of gasvormig zijn
o Energie/ontbrandingstemperatuur: een verhoging van de temperatuur door een vlam,
vonk of andere bron
Wanneer men 1 vd 3 elementen uit de branddriehoek weghaalt brand gaat uit
Nog 2 belangrijke factoren bij het verbrandingsproces:
o De juiste mengverhouding
De wijze waarop de brandstof en de materie tot elkaar in verhouding staan, heeft
een invloed op de aard en de snelheid van de verbranding
Bv. het verschil tussen het aansteken van een houtblok tegenover houtkrullen
o De juist katalysator
Een katalysator is een stof die als een hulpmiddel fungeert om een chemische
reactie sneller te doen verlopen. Bij verbranding kan de juiste katalysator de
reactie op gang brengen of sneller doen verlopen
Bv. een klontje suiker proberen aansteken zal niet lukken met een aansteker.
Wentelen we het klontje echter in de as van een sigaret, dan zal het klontje eerst
langzaam en dan steeds sneller gaan branden
2.2 Fasen bij brand
1. Groeifase: iedere brand begint klein (bv. brandende
sigaret in de vuilnisbak). In dit stadium is een tijdige
brandmelding en -bestrijding mogelijk. De thermische
effecten zijn slechts plaatselijk merkbaar.
2. Brandfase of uitbreidingsfase: de brand in de vuilbak
groeit en komt nu in de uitbreidingsfase terecht. In deze
fase wordt de brand meestal opgemerkt en op dit moment
dienen 2 acties te worden ondernomen: (1) de
hulpdiensten moeten verwittigd worden en daarna (2)
moet er worden overgegaan tot blussen, indien mogelijk.
3. Dooffase: de dooffase begint bij een gebrek aan brandbaar materiaal of een tekort aan zuurstof,
factoren van de branddriehoek die nodig zijn om een brand te onderhouden. Als een van deze factoren
wegvalt, valt de brand automatisch stil.
1
,3. Klassen van brandhaarden
Klassen van brandhaarden
Brandklasse A: vaste stoffen
o Bv. hout, papier, stro, kunststoffen, kolen, textiel, …
Brandklasse B: vloeistoffen
o Bv. olie, benzine, stookolie, aceton, verven, …
Brandklasse C: gassen
o Bv. propaan, butaan, aardgas, …
Brandklasse D: metalen
o Bv. ijzervijlsel, aluminiumpoeder en magnesium (vuurwerk)
Brandklasse F: oliën en vetten
o Bv. frituurolie/ -vet, motorolie, smeermiddelen, …
4. Brandblusmiddelen
Brandblusmiddelen
Kleine blusmiddelen zijn bedoeld om kleine branden of beginnende branden te blussen
Draagbare blustoestellen = zeer waardevol in de beginfase van een brand
o Een kleine brand te beheersen of doven en een vluchtweg te vrijwaren
(!) Brandblussers die je louter privé gebruikt hebben geen wettelijke onderhoudsplicht, maar het is
sterk aangeraden om de voorschriften van de fabrikant of de norm hierbij op te volgen
4.1 Blusdeken
Blusdeken
Blusdeken = vervaardigd uit een zeer soepel onbrandbaar weefsel van glasvezel
Zit meestal in een koker met treklinten
o De treklinten zorgen ervoor dat men onmiddellijk het blusdeken op een veilige manier
vast heeft, om de brand te benaderen
Kledingbrand? De getroffen persoon in het blusdeken rollen om de brand van zuurstof af te
sluiten, en zo te doven
Waarvoor gebruiken? Van kleine elektrische apparaten die branden tot personenbranden
o Minder geschikt voor friteusebranden
4.2 Brandblusser
Brandblusser
Aanwezigheid in een particuliere woning = niet verplicht
Foute brandblusser weinig effectief blussen of zelfs gevaarlijk (bv. friteusebrand)
Etiket blustoestel: pictogrammen vd brandklassen waarvoor het blustoestel kan ingezet worden
Het is aangeraden een waterschuimblusser thuis te voorzien, geschikt voor:
o Brandklasse A, brandklasse B en brandklasse F
o Elektriciteitsbrand tot 1000V - brandende batterijen (bv. elektrische fiets, opladers, …)
De waterschuimblusser = vorstgevoelig
o Schuim zorgt ervoor dat er geen brandbare dampen meer vrijkomen
(!) Levensgevaarlijke situatie = brandend frituurvet blussen met water. Dit kan de bestaande brand erger
maken omdat het water een steekvlam veroorzaakt, of hete olie/vet naar alle kanten doet spatten.
Een frietketel kan vuur vatten omwille van slecht werkende temperatuurbeveiligingen of het
gebruik maken van oud of vervuild vet
o Zodra de temperatuur oploopt tot boven de 250°C kan zelfontbranding plaatsvinden
2
, Blussen van frietketel een goed uitgewrongen natte katoenen dweil om zuurstoftoevoer weg
te nemen, waarna de frietketel afgedekt moet worden met een metalen deksel dampkap
uitschakelen en alles in veiligheid te laten staan onmiddellijk de brandweer bellen
5. Rookmelders
Rookmelders
Rookmelders = eenvoudige en doeltreffende bescherming tegen de gevaren van brand
Er zijn ook rookmelders voor doven en slechthorenden felle lichtflitsen
Grotere woningen: gekoppelde of geschakelde rookmelders, zodat het alarm op meerdere
plaatsen hoorbaar is
Waar plaatsen? Op elke bouwlaag minstens 1 rookmelder
o Indien je dit niet doet is je woning niet conform en verkrijg je geen conformiteitsattest
Verhuur:
o Wettelijk verplicht de nodige rookmelders te plaatsen
o Onderhoud is voor de huurder
5.1 Eisen aan rookmelders
De rookmelder met een CE-markering hebben en voldoen aan de norm NBN EN 14604
De rookmelder moet reageren op rookontwikkeling bij brand door het produceren van een
scherp geluidsignaal
De rookmelder mag niet van het ionische type zijn bevat radioactieve bron = verboden
5.2 Types rookmelders
Rookmelder met een vervangbare batterij batterij vervangen & nieuwe plaatsen na 10 jaar
Rookmelder met een niet-vervangbare batterij levensduur van 10 jaar
5.3 Richtlijnen voor de plaatsing
Plaatsen op de kortste vluchtweg
Niet in een badkamer of keuken maakt geen verschil tussen waterdamp en verbrandingsrook
Zeer nuttig in een omgeving van een droogkast
Kelders en zolder waarin zich een technische installatie bevindt of rechtstreeks toegankelijk zijn
3
, 2. VERWARMING EN SANITAIR WARM WATER
1. Inleiding
Verwarmen = de belangrijkste energiekost in een huis 50 tot 75%
EPC+-attest: geeft een prioriteitenlijst met aanbevolen renovaties en bijhorende kostprijzen
2. Wetgeving
Bevoegdheden
De federale overheid = bevoegd voor de bevoorradingszekerheid, de grote infrastructuur voor de
productie, de opslag en het transport van energie en de tarieven
De gewesten = verantwoordelijk voor de openbare distributie van gas, distributienetwerken van
warmte die op afstand wordt geproduceerd, nieuwe energiebronnen en rationeel energiegebruik
De Vlaamse Codex Wonen (VCRO)
Verwarming van woningen moet voldoende en veilig, maar ook tegen redelijke energiekosten zijn
Specifiek geeft deze wetgeving aan:
o Het risico op CO-intoxicatie te vermijden door de mogelijkheid te hebben om de
installaties af te sluiten
o Onderhoudsplicht (onderhoudsattest = bewijs overeenstemming met regelgeving)
3. Hernieuwbare of duurzame energie
Fossiele brandstoffen
Meeste organische brandstoffen = fossiel
Zijn eindig kunnen dus op termijn voor bevoorradingsproblemen zorgen
Creëert afhankelijkheid van bepaalde regio’s (bv. Midden-Oosten, Rusland, …)
Soorten:
o Vast: turf, bruinkool, steenkool, petroleum, coke
o Vloeibaar: benzine, kerosine, diesel, zware stookolie (mazout)
o Gas: aardgas, propaan, butaan en LPG, staalgas, synthesegas
Hernieuwbare brandstoffen
Duurzame of hernieuwbare energie
Zijn oneindig, onbeperkt
Opdeling:
o Hernieuwbare energiestromen (windkracht, waterkracht, zonne-energie)
o Hernieuwbare brandstoffen (biobrandstoffen, biomassa)
Soorten:
o Vast: houtchips, houtpellets, olijfresidu, huishoudelijk afval, RWZI-slib
o Vloeibaar: alcoholen olie
o Gas: biogas, synthesegas
4. Energietransitie
4.1 Noodzaak
De manier waarop we energie produceren en verbruiken = sterk geëvolueerd
De energietransitie = de overschakeling van oude energieproductie- en verbruiksmethodes naar
een nieuw systeem dat beter aangepast is aan de realiteit van vandaag
België: verwarming voor woningen = 13,3% vd totale uitstoot van broeikasgassen
4
1. Inleiding
in België zijn er jaarlijks 20.000 woningbranden
Brandwonden = ergste verwondingen voor de mens
Slachtoffers door: hitte, rook (giftige stoffen), rookontwikkeling, instorting, geen vluchtwegen, …
Oorzaken: elektrische apparaten, opladers, slecht onderhouden schoorsteen, roken …
2. Het verbrandingsproces
2.1 Verbrandingsproces
Verbrandingsproces
Brand = een ongewenste verbranding met vuur als uitwendig kenmerk
Het is een oxidatieproces waarbij voldoende warmte vrijkomt om het proces in stand te houden
Branddriehoek:
o Zuurstof: meestal aanwezig en bedraagt 21% vd ons omgevende lucht
o Brandbare stof: deze kan vast, vloeibaar of gasvormig zijn
o Energie/ontbrandingstemperatuur: een verhoging van de temperatuur door een vlam,
vonk of andere bron
Wanneer men 1 vd 3 elementen uit de branddriehoek weghaalt brand gaat uit
Nog 2 belangrijke factoren bij het verbrandingsproces:
o De juiste mengverhouding
De wijze waarop de brandstof en de materie tot elkaar in verhouding staan, heeft
een invloed op de aard en de snelheid van de verbranding
Bv. het verschil tussen het aansteken van een houtblok tegenover houtkrullen
o De juist katalysator
Een katalysator is een stof die als een hulpmiddel fungeert om een chemische
reactie sneller te doen verlopen. Bij verbranding kan de juiste katalysator de
reactie op gang brengen of sneller doen verlopen
Bv. een klontje suiker proberen aansteken zal niet lukken met een aansteker.
Wentelen we het klontje echter in de as van een sigaret, dan zal het klontje eerst
langzaam en dan steeds sneller gaan branden
2.2 Fasen bij brand
1. Groeifase: iedere brand begint klein (bv. brandende
sigaret in de vuilnisbak). In dit stadium is een tijdige
brandmelding en -bestrijding mogelijk. De thermische
effecten zijn slechts plaatselijk merkbaar.
2. Brandfase of uitbreidingsfase: de brand in de vuilbak
groeit en komt nu in de uitbreidingsfase terecht. In deze
fase wordt de brand meestal opgemerkt en op dit moment
dienen 2 acties te worden ondernomen: (1) de
hulpdiensten moeten verwittigd worden en daarna (2)
moet er worden overgegaan tot blussen, indien mogelijk.
3. Dooffase: de dooffase begint bij een gebrek aan brandbaar materiaal of een tekort aan zuurstof,
factoren van de branddriehoek die nodig zijn om een brand te onderhouden. Als een van deze factoren
wegvalt, valt de brand automatisch stil.
1
,3. Klassen van brandhaarden
Klassen van brandhaarden
Brandklasse A: vaste stoffen
o Bv. hout, papier, stro, kunststoffen, kolen, textiel, …
Brandklasse B: vloeistoffen
o Bv. olie, benzine, stookolie, aceton, verven, …
Brandklasse C: gassen
o Bv. propaan, butaan, aardgas, …
Brandklasse D: metalen
o Bv. ijzervijlsel, aluminiumpoeder en magnesium (vuurwerk)
Brandklasse F: oliën en vetten
o Bv. frituurolie/ -vet, motorolie, smeermiddelen, …
4. Brandblusmiddelen
Brandblusmiddelen
Kleine blusmiddelen zijn bedoeld om kleine branden of beginnende branden te blussen
Draagbare blustoestellen = zeer waardevol in de beginfase van een brand
o Een kleine brand te beheersen of doven en een vluchtweg te vrijwaren
(!) Brandblussers die je louter privé gebruikt hebben geen wettelijke onderhoudsplicht, maar het is
sterk aangeraden om de voorschriften van de fabrikant of de norm hierbij op te volgen
4.1 Blusdeken
Blusdeken
Blusdeken = vervaardigd uit een zeer soepel onbrandbaar weefsel van glasvezel
Zit meestal in een koker met treklinten
o De treklinten zorgen ervoor dat men onmiddellijk het blusdeken op een veilige manier
vast heeft, om de brand te benaderen
Kledingbrand? De getroffen persoon in het blusdeken rollen om de brand van zuurstof af te
sluiten, en zo te doven
Waarvoor gebruiken? Van kleine elektrische apparaten die branden tot personenbranden
o Minder geschikt voor friteusebranden
4.2 Brandblusser
Brandblusser
Aanwezigheid in een particuliere woning = niet verplicht
Foute brandblusser weinig effectief blussen of zelfs gevaarlijk (bv. friteusebrand)
Etiket blustoestel: pictogrammen vd brandklassen waarvoor het blustoestel kan ingezet worden
Het is aangeraden een waterschuimblusser thuis te voorzien, geschikt voor:
o Brandklasse A, brandklasse B en brandklasse F
o Elektriciteitsbrand tot 1000V - brandende batterijen (bv. elektrische fiets, opladers, …)
De waterschuimblusser = vorstgevoelig
o Schuim zorgt ervoor dat er geen brandbare dampen meer vrijkomen
(!) Levensgevaarlijke situatie = brandend frituurvet blussen met water. Dit kan de bestaande brand erger
maken omdat het water een steekvlam veroorzaakt, of hete olie/vet naar alle kanten doet spatten.
Een frietketel kan vuur vatten omwille van slecht werkende temperatuurbeveiligingen of het
gebruik maken van oud of vervuild vet
o Zodra de temperatuur oploopt tot boven de 250°C kan zelfontbranding plaatsvinden
2
, Blussen van frietketel een goed uitgewrongen natte katoenen dweil om zuurstoftoevoer weg
te nemen, waarna de frietketel afgedekt moet worden met een metalen deksel dampkap
uitschakelen en alles in veiligheid te laten staan onmiddellijk de brandweer bellen
5. Rookmelders
Rookmelders
Rookmelders = eenvoudige en doeltreffende bescherming tegen de gevaren van brand
Er zijn ook rookmelders voor doven en slechthorenden felle lichtflitsen
Grotere woningen: gekoppelde of geschakelde rookmelders, zodat het alarm op meerdere
plaatsen hoorbaar is
Waar plaatsen? Op elke bouwlaag minstens 1 rookmelder
o Indien je dit niet doet is je woning niet conform en verkrijg je geen conformiteitsattest
Verhuur:
o Wettelijk verplicht de nodige rookmelders te plaatsen
o Onderhoud is voor de huurder
5.1 Eisen aan rookmelders
De rookmelder met een CE-markering hebben en voldoen aan de norm NBN EN 14604
De rookmelder moet reageren op rookontwikkeling bij brand door het produceren van een
scherp geluidsignaal
De rookmelder mag niet van het ionische type zijn bevat radioactieve bron = verboden
5.2 Types rookmelders
Rookmelder met een vervangbare batterij batterij vervangen & nieuwe plaatsen na 10 jaar
Rookmelder met een niet-vervangbare batterij levensduur van 10 jaar
5.3 Richtlijnen voor de plaatsing
Plaatsen op de kortste vluchtweg
Niet in een badkamer of keuken maakt geen verschil tussen waterdamp en verbrandingsrook
Zeer nuttig in een omgeving van een droogkast
Kelders en zolder waarin zich een technische installatie bevindt of rechtstreeks toegankelijk zijn
3
, 2. VERWARMING EN SANITAIR WARM WATER
1. Inleiding
Verwarmen = de belangrijkste energiekost in een huis 50 tot 75%
EPC+-attest: geeft een prioriteitenlijst met aanbevolen renovaties en bijhorende kostprijzen
2. Wetgeving
Bevoegdheden
De federale overheid = bevoegd voor de bevoorradingszekerheid, de grote infrastructuur voor de
productie, de opslag en het transport van energie en de tarieven
De gewesten = verantwoordelijk voor de openbare distributie van gas, distributienetwerken van
warmte die op afstand wordt geproduceerd, nieuwe energiebronnen en rationeel energiegebruik
De Vlaamse Codex Wonen (VCRO)
Verwarming van woningen moet voldoende en veilig, maar ook tegen redelijke energiekosten zijn
Specifiek geeft deze wetgeving aan:
o Het risico op CO-intoxicatie te vermijden door de mogelijkheid te hebben om de
installaties af te sluiten
o Onderhoudsplicht (onderhoudsattest = bewijs overeenstemming met regelgeving)
3. Hernieuwbare of duurzame energie
Fossiele brandstoffen
Meeste organische brandstoffen = fossiel
Zijn eindig kunnen dus op termijn voor bevoorradingsproblemen zorgen
Creëert afhankelijkheid van bepaalde regio’s (bv. Midden-Oosten, Rusland, …)
Soorten:
o Vast: turf, bruinkool, steenkool, petroleum, coke
o Vloeibaar: benzine, kerosine, diesel, zware stookolie (mazout)
o Gas: aardgas, propaan, butaan en LPG, staalgas, synthesegas
Hernieuwbare brandstoffen
Duurzame of hernieuwbare energie
Zijn oneindig, onbeperkt
Opdeling:
o Hernieuwbare energiestromen (windkracht, waterkracht, zonne-energie)
o Hernieuwbare brandstoffen (biobrandstoffen, biomassa)
Soorten:
o Vast: houtchips, houtpellets, olijfresidu, huishoudelijk afval, RWZI-slib
o Vloeibaar: alcoholen olie
o Gas: biogas, synthesegas
4. Energietransitie
4.1 Noodzaak
De manier waarop we energie produceren en verbruiken = sterk geëvolueerd
De energietransitie = de overschakeling van oude energieproductie- en verbruiksmethodes naar
een nieuw systeem dat beter aangepast is aan de realiteit van vandaag
België: verwarming voor woningen = 13,3% vd totale uitstoot van broeikasgassen
4