Ontwikkelingspsychologie
Hfstk 1 : inleiding in de ontwikkelingspsychologie
1.1 inleidende vragen en begrippen
Def: de studie die probeert te begrijpen hoe de mens ontwikkelt van
conceptie tot dood.
Doel : meer inzicht krijgen over hoe mensen veranderen over de tijd op
diverse ontwikkelingsdomeinen.
Freud: ontwikkeling van de mens start al voor de geboorte, het start bij
het verhaal van een kind = nog voor de bevruchting. Het verhaal van een
kind start bij de ontmoeting van de ouders.
Goede kennis van ontwikkelingspsychologie =
Gedrag beter begrijpen en verklaren => kennis
- Ouders bijstaan bij het opvoedingsproces
- Beter beleid (Bv: frans in het 5de leerjaar = te laat. Je kan een kind
niet tweetalig meer laten maken, je moet het vroeger aanleren )
- Opbouwen van zelfkennis (goede leerling-leerkrachtrelatie)
Gedrag observeren:
= Observeren gaat over het verzamelen van informatie door de mensen of
kinderen systematisch en gericht waar te nemen.
- Belangrijk om gebied af te bakenen voor representatieve uitslag
- observatie nodig om dingen effectief te kunnen zien.
- Belangrijk om de beginsituatie van een individuele leerling op te
volgen.
- vraagt om kennis vooraf.
Ontwikkelingsdomeinen :
Je gaat gaan observeren om zo de beginsituatie van mensen over de
ontwikkelingsdomeinen beter te leren kennen = ontwikkelingspsychologie.
Bv. Lichamelijke functies, brein en breindidactiek, taal etc.
Proberen te verklaren hoe we ons ontwikkelingen :
,Nature/nurture debat : Hoe evolueert een mens in de loop van zijn leven?
Is dit aanleg of door omstandigheden in zijn/haar leven?
Nature : aangeboren, niet veranderd door de omgeving, zit in je genen bv.
haarkleur, talenten, talen
Nurture :aangeleerd, invloed van je omgeving op de ontwikkeling van de
persoon. Bv. Hobby’s, thuissituatie, LEERKRACHT !
het is een samenspel van beide
voorbeelden :
Morele ontwikkeling, waarden en normen: dit is nurture (omgeving), want
dit hangt af van bepaalde culturen, ouders
De functie van de school is duidelijk een omgevingsinvloed (nurture): de
leerkracht leert het kind rekenen. Toch is leren rekenen niet mogelijk
zonder de nodige rijping van de hersenen (nature). Leren rekenen zal dus
maar succesvol zijn wanneer de ontwikkeling van het brein dat toelaat.
Filmpje deel 1: ouders worden met baby’s in een kamer gezet met
speeltjes. Wat bieden ze het kind aan?
Resultaat: Alle ouders bieden het kind het stereotiepe speelgoed aan
(jongens: auto’s en blauw speelgoed) (meisjes: popjes en roze speelgoed)
Conclusie: Dit is nurture, invloed van de omgeving
Filmpje deel 2: proberen om kinderen te zoeken die nog niet
gesocialiseerd waren met betrekking tot bepaalde speelgoed -> niet
gelukt/gevonden. Ze heeft dit onderzocht met dieren, aangezien dieren
niet beïnvloed zijn (apen)
Resultaat: mannelijke aapjes speelden meer met het typische mannelijk
speelgoed en meisjes apen speelden meer met het typische meisjes
speelgoed.
Conclusie: mannelijke aapjes hebben aantrek tot dingen die bewegen, de
wieltjes. Dit is dus een complexe samenhang van nature en nurture.
Hoe verklaren we dit in de evolutie?
Vroeger bestond dit dus nog niet, deze stereotiepe speeltjes, maar we zien
al vroeger dat alles wat mechanisch is en alles wat je moet maken, daar
zijn vooral mannen aanwezig en tot aangetrokken.
Gevoelige periode (sensitieve periode)
Hersenen zijn rijp om iets te leren bv. Vanaf 3 jaar zijn de hersenen rijp om
een tweede taal te leren. Aanleren van vaardigheden is soms gebonden
,aan een bepaalde periode. Binnen die periode zijn invloeden van de
omgeving het sterkst voelbaar. Dit heeft te maken met een afname van de
plasticiteit van de hersenen.
Invloed op kind buiten nature en nurture : zelfsturing
- Het kind is in staat zijn eigen ontwikkeling te sturen
- Het actieve of creatieve kind
- zelfbepaling en autonomie
- Neemt toe met de leeftijd
Een andere perceptie betekent een andere werkelijkheid?
Welk gedrag stel je als leraar naar een leerling die lastig gedrag vertoont
als je denkt dat kind is zo (geboren) of wat heeft het meegemaakt?
Mensen kunnen bepaalde gedachten al hebben over jou nog voor je hen
kent.
Bv. een kind met autisme komt toe in de klas: hoe jij kijkt naar dit kind is
hoe jij dan een beeld krijgt en die ook zo gaat behandelen.
=>Kijken naar een kind heeft zoveel beïnvloedende factoren
Ontwikkelingen gaan beschrijven :
Uw kind ontwikkelt, je wordt steeds beter in iets = kwantitatieve
benadering
Een nieuwe fase is aangebroken = kwalitatieve benadering
Periodes van de ontwikkeling van het kind :
1 prenatale periode (voor geboorte)
2 Babyperiode (0-18 maand)
3 Peuterperiode (18maand – 3 jaar)
4 Kleuterperiode (3-6 jaar)
5 Lagereschoolperiode (6-12 jaar)
6 Adolescentieperiode
7 periode van vroege volwassenheid
8 periode van volwassenheid
9 periode latere volwassenheid
gebakende periodes markeren telkens typische onderzoeksvragen en
eigenschappen of vaardigheden die bij een kind aanwezig zijn, verbeteren,
ontstaan of verdwijnen.
ontwikkelingsopgaven
, = psychologische opdrachten waarbij je kijkt naar de manier waarop een
kind omgaat met problemen in het leven en omgaat met verwachtingen
die de omgeving stelt
1.3 een aantal visies op de ontwikkeling van kinderen
Hfstk 1 : inleiding in de ontwikkelingspsychologie
1.1 inleidende vragen en begrippen
Def: de studie die probeert te begrijpen hoe de mens ontwikkelt van
conceptie tot dood.
Doel : meer inzicht krijgen over hoe mensen veranderen over de tijd op
diverse ontwikkelingsdomeinen.
Freud: ontwikkeling van de mens start al voor de geboorte, het start bij
het verhaal van een kind = nog voor de bevruchting. Het verhaal van een
kind start bij de ontmoeting van de ouders.
Goede kennis van ontwikkelingspsychologie =
Gedrag beter begrijpen en verklaren => kennis
- Ouders bijstaan bij het opvoedingsproces
- Beter beleid (Bv: frans in het 5de leerjaar = te laat. Je kan een kind
niet tweetalig meer laten maken, je moet het vroeger aanleren )
- Opbouwen van zelfkennis (goede leerling-leerkrachtrelatie)
Gedrag observeren:
= Observeren gaat over het verzamelen van informatie door de mensen of
kinderen systematisch en gericht waar te nemen.
- Belangrijk om gebied af te bakenen voor representatieve uitslag
- observatie nodig om dingen effectief te kunnen zien.
- Belangrijk om de beginsituatie van een individuele leerling op te
volgen.
- vraagt om kennis vooraf.
Ontwikkelingsdomeinen :
Je gaat gaan observeren om zo de beginsituatie van mensen over de
ontwikkelingsdomeinen beter te leren kennen = ontwikkelingspsychologie.
Bv. Lichamelijke functies, brein en breindidactiek, taal etc.
Proberen te verklaren hoe we ons ontwikkelingen :
,Nature/nurture debat : Hoe evolueert een mens in de loop van zijn leven?
Is dit aanleg of door omstandigheden in zijn/haar leven?
Nature : aangeboren, niet veranderd door de omgeving, zit in je genen bv.
haarkleur, talenten, talen
Nurture :aangeleerd, invloed van je omgeving op de ontwikkeling van de
persoon. Bv. Hobby’s, thuissituatie, LEERKRACHT !
het is een samenspel van beide
voorbeelden :
Morele ontwikkeling, waarden en normen: dit is nurture (omgeving), want
dit hangt af van bepaalde culturen, ouders
De functie van de school is duidelijk een omgevingsinvloed (nurture): de
leerkracht leert het kind rekenen. Toch is leren rekenen niet mogelijk
zonder de nodige rijping van de hersenen (nature). Leren rekenen zal dus
maar succesvol zijn wanneer de ontwikkeling van het brein dat toelaat.
Filmpje deel 1: ouders worden met baby’s in een kamer gezet met
speeltjes. Wat bieden ze het kind aan?
Resultaat: Alle ouders bieden het kind het stereotiepe speelgoed aan
(jongens: auto’s en blauw speelgoed) (meisjes: popjes en roze speelgoed)
Conclusie: Dit is nurture, invloed van de omgeving
Filmpje deel 2: proberen om kinderen te zoeken die nog niet
gesocialiseerd waren met betrekking tot bepaalde speelgoed -> niet
gelukt/gevonden. Ze heeft dit onderzocht met dieren, aangezien dieren
niet beïnvloed zijn (apen)
Resultaat: mannelijke aapjes speelden meer met het typische mannelijk
speelgoed en meisjes apen speelden meer met het typische meisjes
speelgoed.
Conclusie: mannelijke aapjes hebben aantrek tot dingen die bewegen, de
wieltjes. Dit is dus een complexe samenhang van nature en nurture.
Hoe verklaren we dit in de evolutie?
Vroeger bestond dit dus nog niet, deze stereotiepe speeltjes, maar we zien
al vroeger dat alles wat mechanisch is en alles wat je moet maken, daar
zijn vooral mannen aanwezig en tot aangetrokken.
Gevoelige periode (sensitieve periode)
Hersenen zijn rijp om iets te leren bv. Vanaf 3 jaar zijn de hersenen rijp om
een tweede taal te leren. Aanleren van vaardigheden is soms gebonden
,aan een bepaalde periode. Binnen die periode zijn invloeden van de
omgeving het sterkst voelbaar. Dit heeft te maken met een afname van de
plasticiteit van de hersenen.
Invloed op kind buiten nature en nurture : zelfsturing
- Het kind is in staat zijn eigen ontwikkeling te sturen
- Het actieve of creatieve kind
- zelfbepaling en autonomie
- Neemt toe met de leeftijd
Een andere perceptie betekent een andere werkelijkheid?
Welk gedrag stel je als leraar naar een leerling die lastig gedrag vertoont
als je denkt dat kind is zo (geboren) of wat heeft het meegemaakt?
Mensen kunnen bepaalde gedachten al hebben over jou nog voor je hen
kent.
Bv. een kind met autisme komt toe in de klas: hoe jij kijkt naar dit kind is
hoe jij dan een beeld krijgt en die ook zo gaat behandelen.
=>Kijken naar een kind heeft zoveel beïnvloedende factoren
Ontwikkelingen gaan beschrijven :
Uw kind ontwikkelt, je wordt steeds beter in iets = kwantitatieve
benadering
Een nieuwe fase is aangebroken = kwalitatieve benadering
Periodes van de ontwikkeling van het kind :
1 prenatale periode (voor geboorte)
2 Babyperiode (0-18 maand)
3 Peuterperiode (18maand – 3 jaar)
4 Kleuterperiode (3-6 jaar)
5 Lagereschoolperiode (6-12 jaar)
6 Adolescentieperiode
7 periode van vroege volwassenheid
8 periode van volwassenheid
9 periode latere volwassenheid
gebakende periodes markeren telkens typische onderzoeksvragen en
eigenschappen of vaardigheden die bij een kind aanwezig zijn, verbeteren,
ontstaan of verdwijnen.
ontwikkelingsopgaven
, = psychologische opdrachten waarbij je kijkt naar de manier waarop een
kind omgaat met problemen in het leven en omgaat met verwachtingen
die de omgeving stelt
1.3 een aantal visies op de ontwikkeling van kinderen