Samenvatting methoden en
onderzoek
Onderzoekscyclus kwantitatief/kwalitatief (zie vorig jaar)
Samengevat
- Het onderzoeksopzet
o Onderzoeksvraag
o Studiedesign
- Kwantitatieve benadering
o Populatie en steekproef
o Verzamelen van gegevens
o Type gegevens
o Exploreren data
o Analyse data
o Interpretatie -rapporteren – conclusie
- Kwalitatieve benadering
o Wat is kwalitatief onderzoek?
o Waarnemingsmethoden
o Methodologische criteria
o Data verzamelen en opslaan
o Coderen en analyseren
o Rapporteren en conclusie
- Literatuuronderzoek
- Wetenschappelijke presentatie
Meetinstrumenten in kwantitatief onderzoek
Inleiding
- Kwantitatief onderzoek gebaseerd op metingen die op een
systematische gecontroleerde manier uitgevoerd worden
, o Kijken hoever het resultaat beïnvloed is door toeval, op data statistische testen
uitvoeren, verschillen tussen groepen analyseren
o Variabelen: meetbaar testbaar
- Alle metingen hebben een foutmarge
- Confounding= verstorend effect
o alle belangrijke factoren die gerelateerd zijn aan de te onderzoeken
risicofactor/blootstelling EN ook aan de uitkomst
o Confounder kan verband tussen blootstelling en uitkomst verzwakken of versterken
o Vb geobserveerd verband tussen pd en verhoogd risico van myocardinfarct kan in
werkelijkheid veroorzaakt zijn door relatie van roken met blootstelling (parodontitis)
en uitkomst (myocardinfarct). Rokers hebben meer pd dan niet-rokers en rokers
hebben meer kans op myocardinfarct.
- Effect modificerende variabele
o Heeft invloed op hoe sterk het effect van verklarende variabele is op uitkomst
variabele
o Vb: in relatie tussen leeftijd en bloeddruk blijkt dat effect sterker is bij mannen dan
bij vrouwen. Geslacht = effect modificerende variabele
- Bias
o Systematische vertekening van onderzoeksresultaten als gevolg van fout in meting
van de te onderzoeken parameters
Selectiebias
Informatiebias
o gevonden verbanden/effecten kunnen ontstaan door
Toeval = chance
Systematische fouten in het verzamelen of interpreteren van gegevens = bias
Additionele factoren die mogelijk verantwoordelijk zijn voor oorzakelijk
verband = confounding
- Psychometrische kenmerken van het instrument
o Betrouwbaarheid = interne consistentie van metingen
o Validiteit = nauwkeurigheid = geldigheid
Soorten meetinstrumenten
- Eenvoudig telsysteem
o Vb tijd poetsen
- Meten van fysische – biologische parameters
o Enkelvoudig/samengesteld
o +
Objectief en nauwkeurig
o –
Belastend voor patiënt
- Vragenlijsten
o +
Anonimiteit
, Geen beïnvloeding van onderzoeker
Goedkoop
Kan digitaal – op afstand
o –
Geen observatie mogelijk
Lage respons
Kans groot op minder objectieve data
- Observaties
o +
Betrouwbaarder dan zelfrapportage
Goed toepasbaar in klinische setting
o –
Niet altijd heel objectief (afh interpretatie van onderzoeker)
Hawthorne effect: effect van deelname aan onderzoek
Betrouwbaarheid van meetinstrumenten
- Betrouwbaarheid = reliability
- Betrouwbaar zijn waarnemingen die onder
dezelfde omstandigheden herhaald dezelfde
uitkomst geven
o Garandeert niet de validiteit van een meting, maar is wel een voorwaarde
o Eerst betrouwbaarheid van meet instrument onderzoeken dan validiteit beoordelen
- Inter-of intra beoordelaarsbetrouwbaarheid
o = mate waarin uitslagen van metingen bij dezelfde patiënt variëren als verschillende
mensen de test uitvoeren (inter) / dezelfde persoon meermaals test uitvoert (intra)
Als resultaten erg variëren = lage inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid
o Graad van betrouwbaarheid uitgedrukt in Kappa coëfficiënt of correlatie coëfficiënt
Cohen’s kappa (nominale of ordinale variabelen)
K = 0 slecht (poor)
K = 0-0.2 gering (slight)
K = 0.21-0.40 matig (fair)
K = 0.41-0.6 redelijk (moderate)
K = 0.61-0.8 voldoende tot goed (substantial)
K = 0.81-1 bijna perfect (almost perfect)
Correlatie coëfficiënt (continue variabelen)
Waarde tussen-1 en +1
Teken geeft richting van correlatie aan en de absolute waarde geeft
de sterkte van correlatie aan
0 = er is geen verband tussen beide variabelen
- De test-hertest betrouwbaarheid
o Heeft betrekking tot het aspect stabiliteit = constant blijven van meetresultaten over
de tijd
o Veel gebruikt bij vragenlijsten
o Graad van betrouwbaarheid vooral uitgedrukt in correlatie coëfficiënt
Vb Pearson correlatie coëfficiënt, Spearman, Intra – Class correlatie
- De interne consistentie betrouwbaarheid
o = mate waarin delen van instrument onderling overeenstemmen
Vb enquête (leeftijd vs geboortedatum)
onderzoek
Onderzoekscyclus kwantitatief/kwalitatief (zie vorig jaar)
Samengevat
- Het onderzoeksopzet
o Onderzoeksvraag
o Studiedesign
- Kwantitatieve benadering
o Populatie en steekproef
o Verzamelen van gegevens
o Type gegevens
o Exploreren data
o Analyse data
o Interpretatie -rapporteren – conclusie
- Kwalitatieve benadering
o Wat is kwalitatief onderzoek?
o Waarnemingsmethoden
o Methodologische criteria
o Data verzamelen en opslaan
o Coderen en analyseren
o Rapporteren en conclusie
- Literatuuronderzoek
- Wetenschappelijke presentatie
Meetinstrumenten in kwantitatief onderzoek
Inleiding
- Kwantitatief onderzoek gebaseerd op metingen die op een
systematische gecontroleerde manier uitgevoerd worden
, o Kijken hoever het resultaat beïnvloed is door toeval, op data statistische testen
uitvoeren, verschillen tussen groepen analyseren
o Variabelen: meetbaar testbaar
- Alle metingen hebben een foutmarge
- Confounding= verstorend effect
o alle belangrijke factoren die gerelateerd zijn aan de te onderzoeken
risicofactor/blootstelling EN ook aan de uitkomst
o Confounder kan verband tussen blootstelling en uitkomst verzwakken of versterken
o Vb geobserveerd verband tussen pd en verhoogd risico van myocardinfarct kan in
werkelijkheid veroorzaakt zijn door relatie van roken met blootstelling (parodontitis)
en uitkomst (myocardinfarct). Rokers hebben meer pd dan niet-rokers en rokers
hebben meer kans op myocardinfarct.
- Effect modificerende variabele
o Heeft invloed op hoe sterk het effect van verklarende variabele is op uitkomst
variabele
o Vb: in relatie tussen leeftijd en bloeddruk blijkt dat effect sterker is bij mannen dan
bij vrouwen. Geslacht = effect modificerende variabele
- Bias
o Systematische vertekening van onderzoeksresultaten als gevolg van fout in meting
van de te onderzoeken parameters
Selectiebias
Informatiebias
o gevonden verbanden/effecten kunnen ontstaan door
Toeval = chance
Systematische fouten in het verzamelen of interpreteren van gegevens = bias
Additionele factoren die mogelijk verantwoordelijk zijn voor oorzakelijk
verband = confounding
- Psychometrische kenmerken van het instrument
o Betrouwbaarheid = interne consistentie van metingen
o Validiteit = nauwkeurigheid = geldigheid
Soorten meetinstrumenten
- Eenvoudig telsysteem
o Vb tijd poetsen
- Meten van fysische – biologische parameters
o Enkelvoudig/samengesteld
o +
Objectief en nauwkeurig
o –
Belastend voor patiënt
- Vragenlijsten
o +
Anonimiteit
, Geen beïnvloeding van onderzoeker
Goedkoop
Kan digitaal – op afstand
o –
Geen observatie mogelijk
Lage respons
Kans groot op minder objectieve data
- Observaties
o +
Betrouwbaarder dan zelfrapportage
Goed toepasbaar in klinische setting
o –
Niet altijd heel objectief (afh interpretatie van onderzoeker)
Hawthorne effect: effect van deelname aan onderzoek
Betrouwbaarheid van meetinstrumenten
- Betrouwbaarheid = reliability
- Betrouwbaar zijn waarnemingen die onder
dezelfde omstandigheden herhaald dezelfde
uitkomst geven
o Garandeert niet de validiteit van een meting, maar is wel een voorwaarde
o Eerst betrouwbaarheid van meet instrument onderzoeken dan validiteit beoordelen
- Inter-of intra beoordelaarsbetrouwbaarheid
o = mate waarin uitslagen van metingen bij dezelfde patiënt variëren als verschillende
mensen de test uitvoeren (inter) / dezelfde persoon meermaals test uitvoert (intra)
Als resultaten erg variëren = lage inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid
o Graad van betrouwbaarheid uitgedrukt in Kappa coëfficiënt of correlatie coëfficiënt
Cohen’s kappa (nominale of ordinale variabelen)
K = 0 slecht (poor)
K = 0-0.2 gering (slight)
K = 0.21-0.40 matig (fair)
K = 0.41-0.6 redelijk (moderate)
K = 0.61-0.8 voldoende tot goed (substantial)
K = 0.81-1 bijna perfect (almost perfect)
Correlatie coëfficiënt (continue variabelen)
Waarde tussen-1 en +1
Teken geeft richting van correlatie aan en de absolute waarde geeft
de sterkte van correlatie aan
0 = er is geen verband tussen beide variabelen
- De test-hertest betrouwbaarheid
o Heeft betrekking tot het aspect stabiliteit = constant blijven van meetresultaten over
de tijd
o Veel gebruikt bij vragenlijsten
o Graad van betrouwbaarheid vooral uitgedrukt in correlatie coëfficiënt
Vb Pearson correlatie coëfficiënt, Spearman, Intra – Class correlatie
- De interne consistentie betrouwbaarheid
o = mate waarin delen van instrument onderling overeenstemmen
Vb enquête (leeftijd vs geboortedatum)