Inhoud
SAMENVATTING BIOCHEMIE ............................................................................................. 2
SAMENVATTING INLEIDING TOT ANATOMIE & FYSIOLOGIE ................................... 6
SAMENVATTING CELLEN .................................................................................................... 8
SAMENVATTING HUID ....................................................................................................... 12
SAMENVATTING WEEFSELS ............................................................................................. 14
SAMENVATTING BEENDERSTELSEL .............................................................................. 19
SAMENVATTING SPIERSTELSEL...................................................................................... 25
SAMENVATTING GASTRO-INTESTINAAL STELSEL .................................................... 31
SAMENVATTING BLOED .................................................................................................... 38
SAMENVATTING CIRCULATOIR STELSEL ..................................................................... 42
SAMENVATTING ADEMHALINGSSTELSEL ................................................................... 51
SAMENVATTING URINAIR STELSEL ............................................................................... 55
SAMENVATTING LYMFESTELSEL........................................................................................ 60
SAMENVATTING HUID ....................................................................................................... 66
SAMENVATTING KLIERSTELSEL ..................................................................................... 68
SAMENVATTING ZENUWSTELSEL .................................................................................. 74
SAMENVATTING ZINTUIGLIJK STELSEL ....................................................................... 83
, SAMENVATTING BIOCHEMIE
Atomen vormen de kleinste eenheden van de materie; ze bestaan uit een kern van protonen en
neutronen, met daar rond cirkelende elektronen (= elektronenwolk). Het aantal protonen en
elektronen is gelijk.
Een atoomsoort of ‘element’ wordt gekenmerkt door een welbepaald aantal protonen
(en evenveel elektronen), weergegeven door het zogenaamde atoomnummer.
Isotopen zijn atomen van hetzelfde element waarvan de kernen verschillende
aantallen neutronen bevatten.
De atoommassa van een atoom is gelijk aan het totale aantal protonen en neutronen in
de kern.
Elektronen bezetten een reeks elektronenschillen rond de kern. Het aantal elektronen
in de buitenste elektronenschil (‘valentie elektronen’) is bepalend voor de chemische
eigenschappen van een atoom.
Ionen zijn geladen atomen die ofwel 1 of meerdere elektronen hebben opgenomen (=
an-ionen), ofwel afgegeven (= kat-ionen).
Chemische bindingen en chemische verbindingen
Een ionenbinding of kristal is het gevolg van de aantrekking tussen positieve
kationen en negatieve anionen.
Atomen kunnen zich tot een molecuul verbinden door een aantal van hun buitenste
elektronen in gemeenschap te stellen. Men spreekt dan van covalente bindingen. Door
het delen van een paar elektronen wordt een enkelvoudige covalente binding gevormd;
door twee en drie elektronenparen te delen, ontstaan resp. een dubbele en drievoudige
covalente binding.
Indien het bindingspaar zich dichter bij de éne atoomkern ophoudt dan bij de andere,
ontstaat een polaire covalente binding, waarbij het eerstgenoemde atoom een
negatieve deellading krijgt en het laatste een positieve deellading.
In de chemische notatie van een molecule worden de samenstellende atomen door
middel van een symbool (meestal de beginletter) weergegeven. De bindingen ertussen
worden voorgesteld door streepjes.
Ook tussen moleculen kunnen er ‘bindingen’ optreden. Eén ervan betreffen
waterstofbruggen (H-brug). Een H-brug is een binding tussen een waterstofatoom
(H) met een positieve deellading en een atoom met een negatieve deellading (meestal
O, N en S) in een ander molecuul of hetzelfde macro-molecuul. De vorm en
eigenschappen van macro-moleculen wordt mee door waterstofbruggen bepaald.
SAMENVATTING BIOCHEMIE ............................................................................................. 2
SAMENVATTING INLEIDING TOT ANATOMIE & FYSIOLOGIE ................................... 6
SAMENVATTING CELLEN .................................................................................................... 8
SAMENVATTING HUID ....................................................................................................... 12
SAMENVATTING WEEFSELS ............................................................................................. 14
SAMENVATTING BEENDERSTELSEL .............................................................................. 19
SAMENVATTING SPIERSTELSEL...................................................................................... 25
SAMENVATTING GASTRO-INTESTINAAL STELSEL .................................................... 31
SAMENVATTING BLOED .................................................................................................... 38
SAMENVATTING CIRCULATOIR STELSEL ..................................................................... 42
SAMENVATTING ADEMHALINGSSTELSEL ................................................................... 51
SAMENVATTING URINAIR STELSEL ............................................................................... 55
SAMENVATTING LYMFESTELSEL........................................................................................ 60
SAMENVATTING HUID ....................................................................................................... 66
SAMENVATTING KLIERSTELSEL ..................................................................................... 68
SAMENVATTING ZENUWSTELSEL .................................................................................. 74
SAMENVATTING ZINTUIGLIJK STELSEL ....................................................................... 83
, SAMENVATTING BIOCHEMIE
Atomen vormen de kleinste eenheden van de materie; ze bestaan uit een kern van protonen en
neutronen, met daar rond cirkelende elektronen (= elektronenwolk). Het aantal protonen en
elektronen is gelijk.
Een atoomsoort of ‘element’ wordt gekenmerkt door een welbepaald aantal protonen
(en evenveel elektronen), weergegeven door het zogenaamde atoomnummer.
Isotopen zijn atomen van hetzelfde element waarvan de kernen verschillende
aantallen neutronen bevatten.
De atoommassa van een atoom is gelijk aan het totale aantal protonen en neutronen in
de kern.
Elektronen bezetten een reeks elektronenschillen rond de kern. Het aantal elektronen
in de buitenste elektronenschil (‘valentie elektronen’) is bepalend voor de chemische
eigenschappen van een atoom.
Ionen zijn geladen atomen die ofwel 1 of meerdere elektronen hebben opgenomen (=
an-ionen), ofwel afgegeven (= kat-ionen).
Chemische bindingen en chemische verbindingen
Een ionenbinding of kristal is het gevolg van de aantrekking tussen positieve
kationen en negatieve anionen.
Atomen kunnen zich tot een molecuul verbinden door een aantal van hun buitenste
elektronen in gemeenschap te stellen. Men spreekt dan van covalente bindingen. Door
het delen van een paar elektronen wordt een enkelvoudige covalente binding gevormd;
door twee en drie elektronenparen te delen, ontstaan resp. een dubbele en drievoudige
covalente binding.
Indien het bindingspaar zich dichter bij de éne atoomkern ophoudt dan bij de andere,
ontstaat een polaire covalente binding, waarbij het eerstgenoemde atoom een
negatieve deellading krijgt en het laatste een positieve deellading.
In de chemische notatie van een molecule worden de samenstellende atomen door
middel van een symbool (meestal de beginletter) weergegeven. De bindingen ertussen
worden voorgesteld door streepjes.
Ook tussen moleculen kunnen er ‘bindingen’ optreden. Eén ervan betreffen
waterstofbruggen (H-brug). Een H-brug is een binding tussen een waterstofatoom
(H) met een positieve deellading en een atoom met een negatieve deellading (meestal
O, N en S) in een ander molecuul of hetzelfde macro-molecuul. De vorm en
eigenschappen van macro-moleculen wordt mee door waterstofbruggen bepaald.