Samenvatting: Leertheoretisch Perspectief
1. Mensbeeld
Tabula rasa: De mens is een onbeschreven blad; gedrag wordt volledig gevormd door
omgevingsinvloeden.
Gedrag is een respons (R) op een stimulus (S).
Wetenschappelijke focus op observeerbaar en meetbaar gedrag.
2. Belangrijke Leerprocessen
1. Klassieke Conditionering (Pavlov):
o Associatie tussen twee stimuli.
o Proces:
OS → OR: Ongeconditioneerde stimulus (voedsel) veroorzaakt een reflex
(speeksel).
NS + OS → OR: Neutrale stimulus (bel) wordt gekoppeld aan de OS.
CS → CR: De neutrale stimulus wordt een geconditioneerde stimulus (CS)
die een geconditioneerde respons (CR) oproept.
o Toepassing:
Triggers vermijden bij cliënten, bijvoorbeeld angst voor drukte door
negatieve associaties met schreeuwen.
2. Operante Conditionering (Skinner):
o Gedrag wordt versterkt of verzwakt door de gevolgen (bekrachtiging of straf).
o Soorten consequenties:
Positieve bekrachtiging: Beloning (gedrag neemt toe).
Negatieve bekrachtiging: Onaangename prikkel wegnemen (gedrag neemt
toe).
Positieve straf: Onaangename prikkel toevoegen (gedrag neemt af).
Negatieve straf: Aangename prikkel wegnemen (gedrag neemt af).
o Toepassing:
Kind krijgt een sticker voor goed gedrag (positieve bekrachtiging).
Ruzie stopt doordat ouders de tv uitzetten (negatieve straf).
3. Sociaal Leren (Bandura):
o Gedrag wordt geleerd door observatie en imitatie.
o Voorwaarden:
Het model moet geloofwaardig en succesvol zijn.
Observator moet vertrouwen hebben in eigen mogelijkheden (self-
efficacy).
o Toepassing:
1. Mensbeeld
Tabula rasa: De mens is een onbeschreven blad; gedrag wordt volledig gevormd door
omgevingsinvloeden.
Gedrag is een respons (R) op een stimulus (S).
Wetenschappelijke focus op observeerbaar en meetbaar gedrag.
2. Belangrijke Leerprocessen
1. Klassieke Conditionering (Pavlov):
o Associatie tussen twee stimuli.
o Proces:
OS → OR: Ongeconditioneerde stimulus (voedsel) veroorzaakt een reflex
(speeksel).
NS + OS → OR: Neutrale stimulus (bel) wordt gekoppeld aan de OS.
CS → CR: De neutrale stimulus wordt een geconditioneerde stimulus (CS)
die een geconditioneerde respons (CR) oproept.
o Toepassing:
Triggers vermijden bij cliënten, bijvoorbeeld angst voor drukte door
negatieve associaties met schreeuwen.
2. Operante Conditionering (Skinner):
o Gedrag wordt versterkt of verzwakt door de gevolgen (bekrachtiging of straf).
o Soorten consequenties:
Positieve bekrachtiging: Beloning (gedrag neemt toe).
Negatieve bekrachtiging: Onaangename prikkel wegnemen (gedrag neemt
toe).
Positieve straf: Onaangename prikkel toevoegen (gedrag neemt af).
Negatieve straf: Aangename prikkel wegnemen (gedrag neemt af).
o Toepassing:
Kind krijgt een sticker voor goed gedrag (positieve bekrachtiging).
Ruzie stopt doordat ouders de tv uitzetten (negatieve straf).
3. Sociaal Leren (Bandura):
o Gedrag wordt geleerd door observatie en imitatie.
o Voorwaarden:
Het model moet geloofwaardig en succesvol zijn.
Observator moet vertrouwen hebben in eigen mogelijkheden (self-
efficacy).
o Toepassing: