Spellingsregels examen
taal en communicatie (UC Leuven-Limburg)
Downloaded by Sander Vandormael ()
, Taal en Communicatie
De spellingsregels
1. WERKWOORDSPELLING
1.1 Stam en tegenwoordige tijd
Meestal kunnen we horen of er in de tegenwoordige tijd een -t of -en bijkomt of niet.
Voorbeelden
o ik loop
o hij loopt
o wij lopen
DE SMURFENREGEL in de tegenwoordige tijd
Een goede methode om problemen met vervoegingen op te lossen, is de vervangingsmethode:
vervang het probleemwerkwoord door een werkwoord waarvan de stam niet eindigt op een d, zoals
het werkwoord ‘smurfen’. Je kan deze methode altijd toepassen in de tegenwoordige tijd!
antwoord/antwoordt nooit. Jij smurft nooit. (stam + t) Jij antwoordt nooit
Regel 1
De stam van een werkwoord vorm je door –en van de infinitief weg te laten.
roepen roep = INFINITIEF -EN
lachen lach = INFINITIEF -EN
fuiven fuiv = INFINITIEF -EN
verhuizen verhuiz = INFINITIEF -EN
Als we de stam neerschrijven, moeten we die soms wel aanpassen.
We schrijven niet ik fuiv, maar ik fuif. (werkwoord met stam op v)
We schrijven niet ik verhuiz, maar ik verhuis. (werkwoord met stam op z)
We schrijven niet ik vermomm me , maar ik vermom me. (vermommen)
We schrijven niet ik lop, maar ik loop. (lopen)
Regel 2
- Gebruik voor de eerste persoon enkelvoud de stam
douchen – ik douch
antwoorden – ik antwoord
skiën – ik ski
Regel 3
- Gebruik voor de tweede en derde persoon enkelvoud de stam + t.
Voorbeelden
• jij werkt = STAM (werk) + T
• zij doucht = STAM (douch) + T
• jij antwoordt = STAM (antwoord) + T
• zij skiet (niet skit) = STAM (ski) + T
!! De i moeten we verlengen tot ie voor de werkwoord uitgangen -t, -de, -d en -den
Downloaded by Sander Vandormael ()
taal en communicatie (UC Leuven-Limburg)
Downloaded by Sander Vandormael ()
, Taal en Communicatie
De spellingsregels
1. WERKWOORDSPELLING
1.1 Stam en tegenwoordige tijd
Meestal kunnen we horen of er in de tegenwoordige tijd een -t of -en bijkomt of niet.
Voorbeelden
o ik loop
o hij loopt
o wij lopen
DE SMURFENREGEL in de tegenwoordige tijd
Een goede methode om problemen met vervoegingen op te lossen, is de vervangingsmethode:
vervang het probleemwerkwoord door een werkwoord waarvan de stam niet eindigt op een d, zoals
het werkwoord ‘smurfen’. Je kan deze methode altijd toepassen in de tegenwoordige tijd!
antwoord/antwoordt nooit. Jij smurft nooit. (stam + t) Jij antwoordt nooit
Regel 1
De stam van een werkwoord vorm je door –en van de infinitief weg te laten.
roepen roep = INFINITIEF -EN
lachen lach = INFINITIEF -EN
fuiven fuiv = INFINITIEF -EN
verhuizen verhuiz = INFINITIEF -EN
Als we de stam neerschrijven, moeten we die soms wel aanpassen.
We schrijven niet ik fuiv, maar ik fuif. (werkwoord met stam op v)
We schrijven niet ik verhuiz, maar ik verhuis. (werkwoord met stam op z)
We schrijven niet ik vermomm me , maar ik vermom me. (vermommen)
We schrijven niet ik lop, maar ik loop. (lopen)
Regel 2
- Gebruik voor de eerste persoon enkelvoud de stam
douchen – ik douch
antwoorden – ik antwoord
skiën – ik ski
Regel 3
- Gebruik voor de tweede en derde persoon enkelvoud de stam + t.
Voorbeelden
• jij werkt = STAM (werk) + T
• zij doucht = STAM (douch) + T
• jij antwoordt = STAM (antwoord) + T
• zij skiet (niet skit) = STAM (ski) + T
!! De i moeten we verlengen tot ie voor de werkwoord uitgangen -t, -de, -d en -den
Downloaded by Sander Vandormael ()