Natuurwetenschappen 2
Levensvormen & verwantschap
→Indeling vn levensvormen (taxonomie)
Grondlegger: Carl von Linnaeus (18e eeuw)
Systeem: Binomiale naamgeving (wetenschappelijke naam)
➢ 1e deel: Geslachtsnaam (met hoofdletter)
➢ 2e deel: Soortnaam (met kleine letter)
➢ Altijd in Latijn + cursief (of onderlijnd met de hand)
➢ Achteraan soms de afkorting van de beschrijver (bv. L. = Linnaeus)
Wat is een soort?
➢ Organismen behoren tot dezelfde soort als ze vruchtbare nakomelingen
kunnen krijgen
➢ Alleen toepasbaar bij geslachtelijke voortplanting
➢ Uitzonderingen:
o Muildier & muilezel = meestal onvruchtbaar (dus geen soort)
o Lijger (leeuw x tijger): soms vruchtbaar
,Overeenkomsten in uiterlijke kenmerken → Organismen in systeem ingedeeld
Taxonomische niveaus (voorbeeld: wolf)
➢Domein: Eukaryoten
➢Rijk: Dieren (Animalia)
➢Stam: Chordadieren (Chordata)
➢(Onderstam)Subfylum: Gewervelden (Vertebrata)
➢Klasse: Zoogdieren (Mammalia)
➢Orde: Roofdieren (Carnivora)
➢Familie: Hondachtigen (Canidae)
➢Geslacht: Canis
➢Soort: Canis lupus
Let op: soms tussencategorieën nodig (bv. sub-, super-,
infra-)
Conclusie
➢ Verwantschap ≠ altijd uiterlijk
➢ DNA toont soms andere verwantschappen aan
➢ Taxonomie is dus voortdurend in ontwikkeling
Drie domeinen van het leven
• Bacteriën – gewone prokaryoten
• Archaebacteriën – extremofiele prokaryoten
→(zoutmeren, heetwaterbronnen tot boven 90C)
• Eukaryoten – o.a. dieren, planten, schimmels, protisten
(Protisten= eencellige organismen en simpele meercellige verwanten)
,Indeling van het dierenrijk
Kenmerken van dieren
1. Eukaryoot & meercellig
2. Heterotroof: voeden zich met organisch materiaal, verteren dit intern
3. Aeroob: ademen met zuurstof (meestal)
4. Beweeglijk tijdens minstens een deel van hun leven
↳ uitzonderingen: sponzen, koralen, mosselen (zitten vast als volwassen dier)
5. Blastula-stadium in embryonale ontwikkeling
↳ Uniek bij dieren: ontwikkeling van gespecialiseerde weefsels & organen
Belangrijk onderscheid
Ongewervelde dieren:
• Zonder wervelkolom
• Diverse stammen
o Geen symmetrie: sponzen
o Radiale symmetrie: kwallen, zeeanemonen
o Voorbeelden van stammen:
▪ Eencellige eukaryoten (vb. amoebes, pantoffeldiertjes)
▪ Sponzen
▪ Neteldieren (vb. kwallen, bloemdieren)
▪ Wormen (plat-, rond-, ringwormen → vb. regenworm)
, ▪ Stekelhuidigen (vb. zeesterren)
▪ Weekdieren (vb. inktvissen, slakken, mosselen)
▪ Geleedpotigen
• Grootste stam (80% van dierenrijk!)
• Vb. insecten, spinachtigen, schaaldieren
Gewervelde dieren (onderstam van Chordadieren):
• Wervelkolom + inwendig skelet
• Tweezijdig symmetrisch
• Wervelkolom verbonden met schedel en staart
(bij mensen: staartbeentje overblijfsel van staartwervels)
Vijf hoofdgroepen van gewervelden:
• Vissen
• Amfibieën (vb. kikkers)
• Reptielen (vb. slangen, hagedissen)
• Vogels
• Zoogdieren
Aanpassingen van gewervelde dieren aan de leefomgeving & gewoonte
Aanpassingen in verband met de huid
Vissen
• Schubben: variëren in grootte/vorm per soort
• Slijmlaag:
o Glibberig: moeilijk te grijpen door vijanden
o Vermindert zwemweerstand
o Beschermt tegen bacteriën
o Belangrijk voor osmoregulatie
Levensvormen & verwantschap
→Indeling vn levensvormen (taxonomie)
Grondlegger: Carl von Linnaeus (18e eeuw)
Systeem: Binomiale naamgeving (wetenschappelijke naam)
➢ 1e deel: Geslachtsnaam (met hoofdletter)
➢ 2e deel: Soortnaam (met kleine letter)
➢ Altijd in Latijn + cursief (of onderlijnd met de hand)
➢ Achteraan soms de afkorting van de beschrijver (bv. L. = Linnaeus)
Wat is een soort?
➢ Organismen behoren tot dezelfde soort als ze vruchtbare nakomelingen
kunnen krijgen
➢ Alleen toepasbaar bij geslachtelijke voortplanting
➢ Uitzonderingen:
o Muildier & muilezel = meestal onvruchtbaar (dus geen soort)
o Lijger (leeuw x tijger): soms vruchtbaar
,Overeenkomsten in uiterlijke kenmerken → Organismen in systeem ingedeeld
Taxonomische niveaus (voorbeeld: wolf)
➢Domein: Eukaryoten
➢Rijk: Dieren (Animalia)
➢Stam: Chordadieren (Chordata)
➢(Onderstam)Subfylum: Gewervelden (Vertebrata)
➢Klasse: Zoogdieren (Mammalia)
➢Orde: Roofdieren (Carnivora)
➢Familie: Hondachtigen (Canidae)
➢Geslacht: Canis
➢Soort: Canis lupus
Let op: soms tussencategorieën nodig (bv. sub-, super-,
infra-)
Conclusie
➢ Verwantschap ≠ altijd uiterlijk
➢ DNA toont soms andere verwantschappen aan
➢ Taxonomie is dus voortdurend in ontwikkeling
Drie domeinen van het leven
• Bacteriën – gewone prokaryoten
• Archaebacteriën – extremofiele prokaryoten
→(zoutmeren, heetwaterbronnen tot boven 90C)
• Eukaryoten – o.a. dieren, planten, schimmels, protisten
(Protisten= eencellige organismen en simpele meercellige verwanten)
,Indeling van het dierenrijk
Kenmerken van dieren
1. Eukaryoot & meercellig
2. Heterotroof: voeden zich met organisch materiaal, verteren dit intern
3. Aeroob: ademen met zuurstof (meestal)
4. Beweeglijk tijdens minstens een deel van hun leven
↳ uitzonderingen: sponzen, koralen, mosselen (zitten vast als volwassen dier)
5. Blastula-stadium in embryonale ontwikkeling
↳ Uniek bij dieren: ontwikkeling van gespecialiseerde weefsels & organen
Belangrijk onderscheid
Ongewervelde dieren:
• Zonder wervelkolom
• Diverse stammen
o Geen symmetrie: sponzen
o Radiale symmetrie: kwallen, zeeanemonen
o Voorbeelden van stammen:
▪ Eencellige eukaryoten (vb. amoebes, pantoffeldiertjes)
▪ Sponzen
▪ Neteldieren (vb. kwallen, bloemdieren)
▪ Wormen (plat-, rond-, ringwormen → vb. regenworm)
, ▪ Stekelhuidigen (vb. zeesterren)
▪ Weekdieren (vb. inktvissen, slakken, mosselen)
▪ Geleedpotigen
• Grootste stam (80% van dierenrijk!)
• Vb. insecten, spinachtigen, schaaldieren
Gewervelde dieren (onderstam van Chordadieren):
• Wervelkolom + inwendig skelet
• Tweezijdig symmetrisch
• Wervelkolom verbonden met schedel en staart
(bij mensen: staartbeentje overblijfsel van staartwervels)
Vijf hoofdgroepen van gewervelden:
• Vissen
• Amfibieën (vb. kikkers)
• Reptielen (vb. slangen, hagedissen)
• Vogels
• Zoogdieren
Aanpassingen van gewervelde dieren aan de leefomgeving & gewoonte
Aanpassingen in verband met de huid
Vissen
• Schubben: variëren in grootte/vorm per soort
• Slijmlaag:
o Glibberig: moeilijk te grijpen door vijanden
o Vermindert zwemweerstand
o Beschermt tegen bacteriën
o Belangrijk voor osmoregulatie