1. Zitten
Zithouding in relatie tot functionaliteit: bureauhouding verschilt van rusthouding
Risico op decubitus verkleinen
Risico op oppervlakkige huidletsels verkleinen
Interne belasting verkleinen
Comfort = staat van zijn waarin de mens geen moeite hoeft te doen om zich goed te voelen.
1.1. Zithouding en activiteit
Hoek ϕ = wighoek = inclinatiehoek van het bovenbeen (SRP: Seat reference –plane)
t.o.v. een horizontale as (10-15°)
Hoek α = rughoek = reclinatiehoek: hoek van het bovenlichaam t.o.v. de zitting. Stand
van het bovenlichaam raaklijn langs het meest posterieure punt van rug en sacrum.
o Absolute rughoek: hoek (α+ϕ) = stand bovenlichaam t.o.v. de omgeving (123-
128°)
Hoek ε = stand van het hoofd t.o.v. de romp.
o Totaalflexie van hoofd, hals en bovenste deel van de romp.
Stand van het hoofd en het bovenste deel van de romp t.o.v. de horizontaal {(ϕ+α)-ε}.
Semi- passieve houding: Hoofd recht boven schouders
meest comfortabel voor iemand
dat niet zelf rijd of spasticiteit
heeft
α = reclinatiehoek
123° - 128°
> 128° = hoofdsteun
ϕ = inclinatiehoek
10° - 15° hoe groter de hoek, hoe
minder schuiven
Gewicht zoveel mogelijk langs onder proberen dragen.
Aspecten bepalend voor de geschiktheid van een bepaalde houding voor een activiteit:
gewenste blikrichting: stand van het hoofd in de
ruimte
verhouding tussen stabiliteit en bewegingsvrijheid
van het bovenlichaam
, Actieve houding: rugleuning om ZP boven bekken
te houden houd bekken in een voorwaartse
kanteling
zitting, korte rugleuning, voetsteunen en
elleboogsteunen
Semi- actieve houding: hoofdsteun + hielsteun
zijn optioneel.
rugleuning is middelhoog
ϕ+α = max 120°
Voetplaten zijn evenwijdig aan het
zitvlak hielsteunen wenselijk om wegglijden te
voorkomen.
Rusthouding: vaste hoofdsteun (met
zijdelingse steun) + armleuning: hele
onderarm met pols
rugleuning is hoog
1.2. Ideale zithouding
Paraplegie = gewoon zitten + bekken goed positioneren
Hyperlordose = holle rug (eigen aan hypotonie) anteversie
Hyperkyfose = bolle rug
Wind blown hip = 1 kant naar abductie, het andere naar adductie risico op luxatie
, 1.2.1. Uitwendige belasting en ondersteuning
Lighouding = stabiel evenwicht
ZP achter bekken rugleuning
nodig om evenwicht te bewaren
zitbeenknobbels:
belangrijkste steunpunt
Stand: max. bewegingsvrijheid + min. steunoppervlak labiel evenwicht door spieractiviteit
Lig: min. bewegingsvrijheid + max. ondersteuning stabiel evenwicht ( spierontspanning )
Zitten : tussenoplossing met een ondersteuningsvlak terwijl de benen zijn ontlast.
1.2.2. Uitwendige belasting en positieverandering
1.2.2.1. Bekkenstand en lumbale belasting
Zwaarst belaste deel van de wervelkolom: lage lumbale wervels. Belasting afhankelijk van:
feitelijke last: afhankelijk van het lichaamsgewicht en van de armondersteuning
rugleuninghoek: bij toenemende hoek α neemt de belasting af
het wel of niet aanwezig zijn van spierspanning door het wel of niet aanwezig zijn van
een rugleuning
behoud lumbale lordose: Bij delordosering ligt het ZP van bovenlichaam verder naar voor
t.o.v. de lumbale wervelkolom Mo + F die nodig is om dit moment te compenseren
vergroten.
Profiel in de zitting kan worden aangepast om
anterieur gerichte schuifkrachten te
neutraliseren
Delordosering gevolg van retroversie ontstaat door spanning in de spieren (m. psoas
major). Bij toenemende flexie zal de ischiocrurale groep gespannen worden terwijl die aan de
bovenzijde juist ontspannen.
Zithouding in relatie tot functionaliteit: bureauhouding verschilt van rusthouding
Risico op decubitus verkleinen
Risico op oppervlakkige huidletsels verkleinen
Interne belasting verkleinen
Comfort = staat van zijn waarin de mens geen moeite hoeft te doen om zich goed te voelen.
1.1. Zithouding en activiteit
Hoek ϕ = wighoek = inclinatiehoek van het bovenbeen (SRP: Seat reference –plane)
t.o.v. een horizontale as (10-15°)
Hoek α = rughoek = reclinatiehoek: hoek van het bovenlichaam t.o.v. de zitting. Stand
van het bovenlichaam raaklijn langs het meest posterieure punt van rug en sacrum.
o Absolute rughoek: hoek (α+ϕ) = stand bovenlichaam t.o.v. de omgeving (123-
128°)
Hoek ε = stand van het hoofd t.o.v. de romp.
o Totaalflexie van hoofd, hals en bovenste deel van de romp.
Stand van het hoofd en het bovenste deel van de romp t.o.v. de horizontaal {(ϕ+α)-ε}.
Semi- passieve houding: Hoofd recht boven schouders
meest comfortabel voor iemand
dat niet zelf rijd of spasticiteit
heeft
α = reclinatiehoek
123° - 128°
> 128° = hoofdsteun
ϕ = inclinatiehoek
10° - 15° hoe groter de hoek, hoe
minder schuiven
Gewicht zoveel mogelijk langs onder proberen dragen.
Aspecten bepalend voor de geschiktheid van een bepaalde houding voor een activiteit:
gewenste blikrichting: stand van het hoofd in de
ruimte
verhouding tussen stabiliteit en bewegingsvrijheid
van het bovenlichaam
, Actieve houding: rugleuning om ZP boven bekken
te houden houd bekken in een voorwaartse
kanteling
zitting, korte rugleuning, voetsteunen en
elleboogsteunen
Semi- actieve houding: hoofdsteun + hielsteun
zijn optioneel.
rugleuning is middelhoog
ϕ+α = max 120°
Voetplaten zijn evenwijdig aan het
zitvlak hielsteunen wenselijk om wegglijden te
voorkomen.
Rusthouding: vaste hoofdsteun (met
zijdelingse steun) + armleuning: hele
onderarm met pols
rugleuning is hoog
1.2. Ideale zithouding
Paraplegie = gewoon zitten + bekken goed positioneren
Hyperlordose = holle rug (eigen aan hypotonie) anteversie
Hyperkyfose = bolle rug
Wind blown hip = 1 kant naar abductie, het andere naar adductie risico op luxatie
, 1.2.1. Uitwendige belasting en ondersteuning
Lighouding = stabiel evenwicht
ZP achter bekken rugleuning
nodig om evenwicht te bewaren
zitbeenknobbels:
belangrijkste steunpunt
Stand: max. bewegingsvrijheid + min. steunoppervlak labiel evenwicht door spieractiviteit
Lig: min. bewegingsvrijheid + max. ondersteuning stabiel evenwicht ( spierontspanning )
Zitten : tussenoplossing met een ondersteuningsvlak terwijl de benen zijn ontlast.
1.2.2. Uitwendige belasting en positieverandering
1.2.2.1. Bekkenstand en lumbale belasting
Zwaarst belaste deel van de wervelkolom: lage lumbale wervels. Belasting afhankelijk van:
feitelijke last: afhankelijk van het lichaamsgewicht en van de armondersteuning
rugleuninghoek: bij toenemende hoek α neemt de belasting af
het wel of niet aanwezig zijn van spierspanning door het wel of niet aanwezig zijn van
een rugleuning
behoud lumbale lordose: Bij delordosering ligt het ZP van bovenlichaam verder naar voor
t.o.v. de lumbale wervelkolom Mo + F die nodig is om dit moment te compenseren
vergroten.
Profiel in de zitting kan worden aangepast om
anterieur gerichte schuifkrachten te
neutraliseren
Delordosering gevolg van retroversie ontstaat door spanning in de spieren (m. psoas
major). Bij toenemende flexie zal de ischiocrurale groep gespannen worden terwijl die aan de
bovenzijde juist ontspannen.