THEORIE VISUELE
COMMUNICATIE
ALGEMENE BEELD-THEORETISCHE BESCHOUWINGEN
MULTIDISCIPLINAIR, EEN EERSTE TERREINVERKENNING
VERSCHILLENDE INVALSHOEKEN
Technische beelden
o Resultaat van een technische ingreep
o Digitale-elektronische transformatie
o Productie en verspreiding door technische apparatuur die snel evolueren
Disciplines mbt begrijpen, de invloed en de receptie van beeldmateriaal
o Rhizoom-structuur: visuele communicatie
Linker bovenvlak = perceptie van beelden
Rechter bovenvlak = communicatieve aspecten
Linker ondervlak = esthetische grafische aspecten
Rechter ondervlak = technische, sociologische en economische aspecten
o Voordelen: kruisbestuiving
o Nadelen:
Gebrek aan focus, doordachte methodologie en funderende theorie
Probleem van wetenschappelijke betrouwbaarheid
LINGUÏSTISCHE VERSUS COGNITIEVE MODELLEN
Onderscheid tussen twee belangrijke polen:
o Communicatiemodellen: verbale sfeer, linguïstiek
Benadrukken = verlies van specifiek visuele aspecten
Kritiek: ontoereikendheid voor analyse van visuele transfer en esthetiek
o Studie van de visuele psychologie en esthetiek
Benadrukken = verwaarlozing van communicatieve competentie
Kritiek: weinig belangstelling voor communicatie-retorische aspecten van beelden
Gemeenschappelijke kritiek
o Aandacht voor technische aspecten van beelden
o Aandacht voor communicatiekanalen
Bepalen mee de aard, beleving en interpretatie van beelden
Middenweg: ‘semiotics’ (Charles Sanders Peirce)
o Aandacht aan pragmatische-communicatieve gebruik
o Iconische aspecten van tekens
Overbrugging tussen linguïstisch-semiotische en cognitieve theorieën
VISUELE GELETTERDHEID
VISUAL LITERACY
,= op welke wijze beelden worden gelezen en begrepen
Beelden als vanzelfsprekend
o Overeenkomst met het afgebeelde object
o Vermogen tot begrip berust op visuele structuur zelf en specifieke eigenschappen van
beelden
Beelden als niet vanzelfsprekend
o Invloed van culturele omgeving
o Beelden als voorstelling van de realiteit
Begrip moet worden aangeleerd
o Vermogen tot begrip berust op codering en conventie
Drie visies:
1. Begrip van beelden berust op specifieke eigenschappen van het beeld zoals overeenkomt met het
voorgestelde object. Het vloeit voort uit de congruentie van het beeld met de natuurlijke visuele
waarneming
Betekenis van beelden is evident op basis van natuurlijke premissen
2. De betekenis van beelden berust op vormen van codering en voor begrip is het verwerven en
aanleren van deze codes vereist
3. Beelden berusten op vormen van codering maar het begrip ervan gaat niet vooraf aan
fundamentele logisch-verbale redeneervormen die uiteindelijk de basis vormen voor de
interpretatie
Het begrijpen van visuele en verbale uitdrukkingen berust op dieper liggende structuren in de
hersenen.
VERALGEMEENDE ANALOGIE
= intuïtieve aanname van een directe relatie tussen de manier waarop we de wereld zien en de manier waarop
die wereld in beelden wordt weergegeven
Perspectief:
= het suggereren van diepte en afstand in beelden zoals in de werkelijkheid
o Een natuurlijke manier om een driedimensionale wereld op een tweedimensionaal vlak weer
te geven
Invloed van culturele factoren:
o Mensen uit culturen die niet vertrouwd zijn met perspectief in afbeeldingen hebben moeite
met interpreteren
begrip van perspectief en visuele waarneming wordt beïnvloed door cultuur
Discussie:
o Perspectief als een niet universeel begrepen concept
= geen directe natuurlijke analogie
Perspectief = cultureel aangeleerde conventie
BEELD EN CODERING
Codes
= verbinding tussen werkelijkheid en de betekenis die aan het beeld wordt gegeven
Proces van codering:
1. Beeld
o Drager van de gecodeerde informatie
2. Codering:
, o Vertalen van de werkelijkheid in een beeld
3. Betekeniseffect
o Interpretatie van het beeld door de kijker
Decoderen van de visuele elementen en koppelen aan reeds bestaande kennis en
ervaring
Betekenis van beeld is afhankelijk van de context en achtergrond van de kijker
VISUELE GELETTERDHEID EN BEELDALFABETISERING
Visuele geletterdheid:
= het kunnen lezen en interpreteren van beelden
o Beelden zijn geen directe afspiegeling van de realiteit
Cultureel bepaalde codes spelen mee
Ontcijferen = interpreteren
Beeldalfabetisering:
= proces van leren lezen en schrijven met beelden
o Herkennen van iconische aspecten
Directe gelijkenissen met het afgebeelde object
o Herkennen van logische aspecten
Toegekende betekenis op basis van kennis en ervaring
DE PEIRCEAANSE SEMIOTIEK ALS SYNTHESEMODEL
HET BEELD ALS ICONISCH TEKEN
Belangrijke aspecten van tekens
1. Iconische tekens:
o Tekens lijken op het object dat ze representeren
2. Indexicale tekens
o Tekens hebben een directe, causale relatie met het object dat ze representeren
3. Symbolische tekens
o Tekens hebben een arbitraire, conventionele relatie met het object dat ze representeren
betekenis is gebaseerd op culturele afspraken
Beelden = combinatie van aspecten
WOORDCULTUUR VERSUS BEELDCULTUUR
Verschuiving van woord naar beeld
Start van beeldcultuur:
o Middeleeuwen:
Beeldvoorstelling als representatie van het goddelijke en als didactisch instrument
van het analfabetisme
ste
o 20 eeuw:
Opkomst van visuele media (massamedia)
Gevolgen van beeldcultuur:
o Negatieve gevolgen: lineair-logisch redeneren zou in gedrang komen
Oppervlakkige en vluchtige informatieverwerking
Afname van een kritische houding en analytisch vermogen
Werken op emotie, niet op inzicht
Versmelting van fictie en realiteit
, THE MEDIUM IS THE MESSAGE
= manier waarop informatie wordt overgebracht (het medium) is net zo belangrijk als de inhoud zelf
Medium beïnvloed de betekenis van de ‘message’, maar ook de menselijke geest en cultuur
PLATO EN DE VERWERPING VAN HET BEELD
Plato’s argument tegen beelden
Beelden als afspiegeling van een afspiegeling
o De zintuiglijk waarneembare wereld is een onvolmaakte kopie van een hogere, ideële wereld
van Vormen
Zintuiglijke waarneming is geen werkelijkheid
Beelden als misleidend en potentieel gevaarlijk
o Beelden zijn schijnwerkelijk
Beeld als imitaties die de mens verder van de waarheid brengen
Een belemmering om te streven naar ware kennis en inzicht die men kan vinden in
de wereld van de Vormen
Plato’s invloed:
Sceptische houding ten opzichte van beelden
Nadruk op ratio en logica als belangrijkste wegen naar kennis
WE AMUSEREN ONS KAPOT
Verandering in consumptiepatroon
Trend van massacultuur
o Overschaduwen van visuele media over de traditionele vormen van amusement
Amusement gericht op snelle, oppervlakkige bevrediging en minder op intellectuele
stimulatie
De manier van consumeren heeft een even grote invloed als het amusement zelf
Verdumbing van cultuur
Amusement als ruilwaarde
o Televisie reduceert amusement tot ruilmiddel
Kijker ruilt zijn tijd voor een ‘vorm’ van amusement
-> verlies van vrije tijd
Ontmoediging van kritisch denken en diepgang
COMMUNICATIE
ALGEMENE BEELD-THEORETISCHE BESCHOUWINGEN
MULTIDISCIPLINAIR, EEN EERSTE TERREINVERKENNING
VERSCHILLENDE INVALSHOEKEN
Technische beelden
o Resultaat van een technische ingreep
o Digitale-elektronische transformatie
o Productie en verspreiding door technische apparatuur die snel evolueren
Disciplines mbt begrijpen, de invloed en de receptie van beeldmateriaal
o Rhizoom-structuur: visuele communicatie
Linker bovenvlak = perceptie van beelden
Rechter bovenvlak = communicatieve aspecten
Linker ondervlak = esthetische grafische aspecten
Rechter ondervlak = technische, sociologische en economische aspecten
o Voordelen: kruisbestuiving
o Nadelen:
Gebrek aan focus, doordachte methodologie en funderende theorie
Probleem van wetenschappelijke betrouwbaarheid
LINGUÏSTISCHE VERSUS COGNITIEVE MODELLEN
Onderscheid tussen twee belangrijke polen:
o Communicatiemodellen: verbale sfeer, linguïstiek
Benadrukken = verlies van specifiek visuele aspecten
Kritiek: ontoereikendheid voor analyse van visuele transfer en esthetiek
o Studie van de visuele psychologie en esthetiek
Benadrukken = verwaarlozing van communicatieve competentie
Kritiek: weinig belangstelling voor communicatie-retorische aspecten van beelden
Gemeenschappelijke kritiek
o Aandacht voor technische aspecten van beelden
o Aandacht voor communicatiekanalen
Bepalen mee de aard, beleving en interpretatie van beelden
Middenweg: ‘semiotics’ (Charles Sanders Peirce)
o Aandacht aan pragmatische-communicatieve gebruik
o Iconische aspecten van tekens
Overbrugging tussen linguïstisch-semiotische en cognitieve theorieën
VISUELE GELETTERDHEID
VISUAL LITERACY
,= op welke wijze beelden worden gelezen en begrepen
Beelden als vanzelfsprekend
o Overeenkomst met het afgebeelde object
o Vermogen tot begrip berust op visuele structuur zelf en specifieke eigenschappen van
beelden
Beelden als niet vanzelfsprekend
o Invloed van culturele omgeving
o Beelden als voorstelling van de realiteit
Begrip moet worden aangeleerd
o Vermogen tot begrip berust op codering en conventie
Drie visies:
1. Begrip van beelden berust op specifieke eigenschappen van het beeld zoals overeenkomt met het
voorgestelde object. Het vloeit voort uit de congruentie van het beeld met de natuurlijke visuele
waarneming
Betekenis van beelden is evident op basis van natuurlijke premissen
2. De betekenis van beelden berust op vormen van codering en voor begrip is het verwerven en
aanleren van deze codes vereist
3. Beelden berusten op vormen van codering maar het begrip ervan gaat niet vooraf aan
fundamentele logisch-verbale redeneervormen die uiteindelijk de basis vormen voor de
interpretatie
Het begrijpen van visuele en verbale uitdrukkingen berust op dieper liggende structuren in de
hersenen.
VERALGEMEENDE ANALOGIE
= intuïtieve aanname van een directe relatie tussen de manier waarop we de wereld zien en de manier waarop
die wereld in beelden wordt weergegeven
Perspectief:
= het suggereren van diepte en afstand in beelden zoals in de werkelijkheid
o Een natuurlijke manier om een driedimensionale wereld op een tweedimensionaal vlak weer
te geven
Invloed van culturele factoren:
o Mensen uit culturen die niet vertrouwd zijn met perspectief in afbeeldingen hebben moeite
met interpreteren
begrip van perspectief en visuele waarneming wordt beïnvloed door cultuur
Discussie:
o Perspectief als een niet universeel begrepen concept
= geen directe natuurlijke analogie
Perspectief = cultureel aangeleerde conventie
BEELD EN CODERING
Codes
= verbinding tussen werkelijkheid en de betekenis die aan het beeld wordt gegeven
Proces van codering:
1. Beeld
o Drager van de gecodeerde informatie
2. Codering:
, o Vertalen van de werkelijkheid in een beeld
3. Betekeniseffect
o Interpretatie van het beeld door de kijker
Decoderen van de visuele elementen en koppelen aan reeds bestaande kennis en
ervaring
Betekenis van beeld is afhankelijk van de context en achtergrond van de kijker
VISUELE GELETTERDHEID EN BEELDALFABETISERING
Visuele geletterdheid:
= het kunnen lezen en interpreteren van beelden
o Beelden zijn geen directe afspiegeling van de realiteit
Cultureel bepaalde codes spelen mee
Ontcijferen = interpreteren
Beeldalfabetisering:
= proces van leren lezen en schrijven met beelden
o Herkennen van iconische aspecten
Directe gelijkenissen met het afgebeelde object
o Herkennen van logische aspecten
Toegekende betekenis op basis van kennis en ervaring
DE PEIRCEAANSE SEMIOTIEK ALS SYNTHESEMODEL
HET BEELD ALS ICONISCH TEKEN
Belangrijke aspecten van tekens
1. Iconische tekens:
o Tekens lijken op het object dat ze representeren
2. Indexicale tekens
o Tekens hebben een directe, causale relatie met het object dat ze representeren
3. Symbolische tekens
o Tekens hebben een arbitraire, conventionele relatie met het object dat ze representeren
betekenis is gebaseerd op culturele afspraken
Beelden = combinatie van aspecten
WOORDCULTUUR VERSUS BEELDCULTUUR
Verschuiving van woord naar beeld
Start van beeldcultuur:
o Middeleeuwen:
Beeldvoorstelling als representatie van het goddelijke en als didactisch instrument
van het analfabetisme
ste
o 20 eeuw:
Opkomst van visuele media (massamedia)
Gevolgen van beeldcultuur:
o Negatieve gevolgen: lineair-logisch redeneren zou in gedrang komen
Oppervlakkige en vluchtige informatieverwerking
Afname van een kritische houding en analytisch vermogen
Werken op emotie, niet op inzicht
Versmelting van fictie en realiteit
, THE MEDIUM IS THE MESSAGE
= manier waarop informatie wordt overgebracht (het medium) is net zo belangrijk als de inhoud zelf
Medium beïnvloed de betekenis van de ‘message’, maar ook de menselijke geest en cultuur
PLATO EN DE VERWERPING VAN HET BEELD
Plato’s argument tegen beelden
Beelden als afspiegeling van een afspiegeling
o De zintuiglijk waarneembare wereld is een onvolmaakte kopie van een hogere, ideële wereld
van Vormen
Zintuiglijke waarneming is geen werkelijkheid
Beelden als misleidend en potentieel gevaarlijk
o Beelden zijn schijnwerkelijk
Beeld als imitaties die de mens verder van de waarheid brengen
Een belemmering om te streven naar ware kennis en inzicht die men kan vinden in
de wereld van de Vormen
Plato’s invloed:
Sceptische houding ten opzichte van beelden
Nadruk op ratio en logica als belangrijkste wegen naar kennis
WE AMUSEREN ONS KAPOT
Verandering in consumptiepatroon
Trend van massacultuur
o Overschaduwen van visuele media over de traditionele vormen van amusement
Amusement gericht op snelle, oppervlakkige bevrediging en minder op intellectuele
stimulatie
De manier van consumeren heeft een even grote invloed als het amusement zelf
Verdumbing van cultuur
Amusement als ruilwaarde
o Televisie reduceert amusement tot ruilmiddel
Kijker ruilt zijn tijd voor een ‘vorm’ van amusement
-> verlies van vrije tijd
Ontmoediging van kritisch denken en diepgang