METHODEN EN ONDERZOEK
__________________De achtergrond van Evidence Based Practice:
inleiding:
1. Belang gegevensverzameling:
→ vroeger geen belang van onderzoek en statistische verwerking
→ Florence Nightingale:
⤷ eerste statistische wetenschappelijke benadering in gezondheidszorg
⤷ verzamelde gegevens en paste statistieken toe
↳ zo haar veronderstellingen onderbouwen
⤷ basis van Evidence Based Practice
→ vandaag probleem: exponentiële toename beschikbare info en kennis
⤷ moeilijk om kwaliteit rapporten in te schatten
2. Conceptdiagram:
→ grondlegger van EBM en EBP ⇒ David Sackett
- EBM: Evidence-based medicine
- EBP: Evidence-based practice
→ moeilijk te omschrijven
evidence based het gewetensvol, expliciet en deskundig gebruik van het beste, actueel
practice beschikbaar bewijsmateriaal voor het nemen van beslissingen over de
zorg voor een individuele patiënt (of groepen patiënten)
→ omvat dus:
• integreren van individuele klinische expertise
• extern bewijsmateriaal gebruiken vanuit systematisch onderzoek
• voorkeuren, wensen en verwachtingen van patiënt spelen centrale rol
bij besluitvorming
→ 3 pijlers bij EBP:
① ervaring, kennis en expertise van de professional
⤷ vaardigheden voor het identificeren van gezondheidstoestand
② toestand, voorkeur, ervaringen en verwachting van patiënt
⤷ mee integreren in je klinische beslissingen
③ informatie adhv wetenschappelijke evidence
⤷ beste, actueel beschikbare materiaal uit onderzoek
→ belang shared decision making process
⤷ niet alleen zorgverstrekker die zorgplan van patiënt bepaald
→ multidisciplinair werken
⤷ expertise van verschillende zorgverleners
⤷ patiënt staat centraal
1
,hiërarchie in studiedesigns en verschillende types van ‘evidence’:
1. Hiërarchie van evidence:
→ tussen verschillende studiedesigns
→ verschil in onbewerkte evidence en systematische evidence
○ onbewerkt ⇒ evidence uit solitaire studies
○ systematisch ⇒ evidence uit systematische reviews of meta-analyses
→ onderzoeken kunne experimenteel zijn
⤷ anders observeren
→ hiërarchie:
→ verschil prospectief en retrospectief:
prospectief gegevens worden verzameld vanaf nu naar de toekomst
retrospectief gegevens worden verzameld uit het verleden
2. RCT:
→ experimenteel, solitaire studie
→ randomised controlled trial = gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek
→ onderzoeker zelf voert handeling, interventie, … uit
⤷ hiervan wordt gevolg gemeten
→ geeft de hoogste kwaliteit van informatie
→ groep patiënten door toeval over onderzoeksgroepen verdeeld
- controlegroep (krijgt placebo)
- interventiegroep
→ randomisatieprocedures gebruiken bij verdeling groepen
⤷ zo bias / vertekening vermijden
→ 2 gelijkaardige groepen
⤷ behalve op het aspect dat ze willen onderzoeken
vb. verschil in mondhygiëne, poetsgewoonten, sociale achtergrond, …
⤷ die variabelen at random gelijk verdeeld over groepen
⤷ andere confounders worden geminimaliseerd
(andere storende factoren / variabelen)
→ bij beide groepen voor-en nameting nemen
• voormeting: hoeverre beide groepen gelijk waren
• nameting: wat effect is op interventie tov controlegroep
2
, → gebruik van blindering voor betrouwbaarheid experiment
⤷ groep weet niet welke behandeling ze zullen krijgen
○ enkel blind onderzoek ⇒ proefpersonen
○ double blind onderzoek ⇒ zowel onderzoekers als proefpersonen
→ voor- en nadelen:
voordelen nadelen
+ controle op confounders - niet altijd toepasbaar
+ groepen gelijk op behandeling na - ethisch niet altijd verantwoord
+ meest betrouwbare resultaat - setting soms onnatuurlijk
- Hawthorne effect
- hoge kostprijs
→ speciale vorm: cross-over design
⤷ onderzochte personen verdeeld in 2 groepen
- groep 1: krijgt eerst behandeling A, daarna pas behandeling B
- groep 2: krijgt eerst behandeling B, daarna pas behandeling A
⤷ elk proefpersoon krijgt elke onderzochte behandeling
⤷ uitkomst gemeten obv niveau van elke individuele deelnemer
↳ dus niet tussen deelnemende groepen
⤷ minder aantal proefpersonen nodig
3. Cohort:
→ observationeel, solitaire studie
→ kan zowel prospectief als retrospectief onderzoek
→ longitudinaal onderzoek mogelijk
⤷ personen voor lange tijd onderzocht
⤷ onderzocht op meerdere momenten
→ 2 groepen (cohorten) die worden vergeleken
- controlegroep vb. niet-rokers
- risicogroep vb. rokers
⤷ bij ene groep verklarende factor wel aanwezig, bij de andere niet
→ voor- en nadelen:
voordelen nadelen
+ controle op gebeuren - hoge kostprijs
+ chronologische volgorde - invloed confounding
+ incidentie bepaling - uitval mogelijk
⤷ aantal nieuwe gevallen in de populatie
over bepaalde periode
+ geschikt voor zeldzame blootstelling
3
, 4. Case-control:
→ observationeel, solitaire studie
→ retrospectief onderzoek
→ voorafgaand risicofactor opsporen
⤷ dan pas 2 groepen maken
→ 2 groepen
- control-groep ⇒ scoren negatief, hebben geen aandoening
- case-groep ⇒ score positief, hebben de aandoening
→ voor- en nadelen:
voordelen nadelen
+ lage kosten - minder betrouwbaar ⇒ informatiebias
+ snel uit te voeren - chronologische volgorde
+ geschikt voor zeldzame ziekten - geen incidentie bepaling
5. Dwarsdoorsnede / cross-sectioneel:
→ observationeel, solitaire studie
→ alle gegevens tegelijkertijd verzameld
⤷ op 1 moment in de tijd gemeten
⤷ oorzaak en gevolg op zelfde tijdstip genoteerd
→ selectie onafhankelijk van aanwezigheid van risicofactor of aandoening
→ prevalentie onderzoek
⤷ aantal gevallen in de populatie op 1 bepaald moment meten
→ niet geschikt voor oorzakelijke verbanden
6. Case report:
→ observationeel, solitaire studie
→ beschrijvend studies over zeldzame cases
→ beschrijving geven van verloop ziekte of behandeling bij 1 persoon
⤷ toestand wordt beschreven
7. Ecologische studies:
→ correlatieonderzoek
→ studie op populatieniveau ipv op individueel niveau
→ analyse-eenheden zijn populaties of groepen personen
⤷ dus geen individuele personen
4
__________________De achtergrond van Evidence Based Practice:
inleiding:
1. Belang gegevensverzameling:
→ vroeger geen belang van onderzoek en statistische verwerking
→ Florence Nightingale:
⤷ eerste statistische wetenschappelijke benadering in gezondheidszorg
⤷ verzamelde gegevens en paste statistieken toe
↳ zo haar veronderstellingen onderbouwen
⤷ basis van Evidence Based Practice
→ vandaag probleem: exponentiële toename beschikbare info en kennis
⤷ moeilijk om kwaliteit rapporten in te schatten
2. Conceptdiagram:
→ grondlegger van EBM en EBP ⇒ David Sackett
- EBM: Evidence-based medicine
- EBP: Evidence-based practice
→ moeilijk te omschrijven
evidence based het gewetensvol, expliciet en deskundig gebruik van het beste, actueel
practice beschikbaar bewijsmateriaal voor het nemen van beslissingen over de
zorg voor een individuele patiënt (of groepen patiënten)
→ omvat dus:
• integreren van individuele klinische expertise
• extern bewijsmateriaal gebruiken vanuit systematisch onderzoek
• voorkeuren, wensen en verwachtingen van patiënt spelen centrale rol
bij besluitvorming
→ 3 pijlers bij EBP:
① ervaring, kennis en expertise van de professional
⤷ vaardigheden voor het identificeren van gezondheidstoestand
② toestand, voorkeur, ervaringen en verwachting van patiënt
⤷ mee integreren in je klinische beslissingen
③ informatie adhv wetenschappelijke evidence
⤷ beste, actueel beschikbare materiaal uit onderzoek
→ belang shared decision making process
⤷ niet alleen zorgverstrekker die zorgplan van patiënt bepaald
→ multidisciplinair werken
⤷ expertise van verschillende zorgverleners
⤷ patiënt staat centraal
1
,hiërarchie in studiedesigns en verschillende types van ‘evidence’:
1. Hiërarchie van evidence:
→ tussen verschillende studiedesigns
→ verschil in onbewerkte evidence en systematische evidence
○ onbewerkt ⇒ evidence uit solitaire studies
○ systematisch ⇒ evidence uit systematische reviews of meta-analyses
→ onderzoeken kunne experimenteel zijn
⤷ anders observeren
→ hiërarchie:
→ verschil prospectief en retrospectief:
prospectief gegevens worden verzameld vanaf nu naar de toekomst
retrospectief gegevens worden verzameld uit het verleden
2. RCT:
→ experimenteel, solitaire studie
→ randomised controlled trial = gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek
→ onderzoeker zelf voert handeling, interventie, … uit
⤷ hiervan wordt gevolg gemeten
→ geeft de hoogste kwaliteit van informatie
→ groep patiënten door toeval over onderzoeksgroepen verdeeld
- controlegroep (krijgt placebo)
- interventiegroep
→ randomisatieprocedures gebruiken bij verdeling groepen
⤷ zo bias / vertekening vermijden
→ 2 gelijkaardige groepen
⤷ behalve op het aspect dat ze willen onderzoeken
vb. verschil in mondhygiëne, poetsgewoonten, sociale achtergrond, …
⤷ die variabelen at random gelijk verdeeld over groepen
⤷ andere confounders worden geminimaliseerd
(andere storende factoren / variabelen)
→ bij beide groepen voor-en nameting nemen
• voormeting: hoeverre beide groepen gelijk waren
• nameting: wat effect is op interventie tov controlegroep
2
, → gebruik van blindering voor betrouwbaarheid experiment
⤷ groep weet niet welke behandeling ze zullen krijgen
○ enkel blind onderzoek ⇒ proefpersonen
○ double blind onderzoek ⇒ zowel onderzoekers als proefpersonen
→ voor- en nadelen:
voordelen nadelen
+ controle op confounders - niet altijd toepasbaar
+ groepen gelijk op behandeling na - ethisch niet altijd verantwoord
+ meest betrouwbare resultaat - setting soms onnatuurlijk
- Hawthorne effect
- hoge kostprijs
→ speciale vorm: cross-over design
⤷ onderzochte personen verdeeld in 2 groepen
- groep 1: krijgt eerst behandeling A, daarna pas behandeling B
- groep 2: krijgt eerst behandeling B, daarna pas behandeling A
⤷ elk proefpersoon krijgt elke onderzochte behandeling
⤷ uitkomst gemeten obv niveau van elke individuele deelnemer
↳ dus niet tussen deelnemende groepen
⤷ minder aantal proefpersonen nodig
3. Cohort:
→ observationeel, solitaire studie
→ kan zowel prospectief als retrospectief onderzoek
→ longitudinaal onderzoek mogelijk
⤷ personen voor lange tijd onderzocht
⤷ onderzocht op meerdere momenten
→ 2 groepen (cohorten) die worden vergeleken
- controlegroep vb. niet-rokers
- risicogroep vb. rokers
⤷ bij ene groep verklarende factor wel aanwezig, bij de andere niet
→ voor- en nadelen:
voordelen nadelen
+ controle op gebeuren - hoge kostprijs
+ chronologische volgorde - invloed confounding
+ incidentie bepaling - uitval mogelijk
⤷ aantal nieuwe gevallen in de populatie
over bepaalde periode
+ geschikt voor zeldzame blootstelling
3
, 4. Case-control:
→ observationeel, solitaire studie
→ retrospectief onderzoek
→ voorafgaand risicofactor opsporen
⤷ dan pas 2 groepen maken
→ 2 groepen
- control-groep ⇒ scoren negatief, hebben geen aandoening
- case-groep ⇒ score positief, hebben de aandoening
→ voor- en nadelen:
voordelen nadelen
+ lage kosten - minder betrouwbaar ⇒ informatiebias
+ snel uit te voeren - chronologische volgorde
+ geschikt voor zeldzame ziekten - geen incidentie bepaling
5. Dwarsdoorsnede / cross-sectioneel:
→ observationeel, solitaire studie
→ alle gegevens tegelijkertijd verzameld
⤷ op 1 moment in de tijd gemeten
⤷ oorzaak en gevolg op zelfde tijdstip genoteerd
→ selectie onafhankelijk van aanwezigheid van risicofactor of aandoening
→ prevalentie onderzoek
⤷ aantal gevallen in de populatie op 1 bepaald moment meten
→ niet geschikt voor oorzakelijke verbanden
6. Case report:
→ observationeel, solitaire studie
→ beschrijvend studies over zeldzame cases
→ beschrijving geven van verloop ziekte of behandeling bij 1 persoon
⤷ toestand wordt beschreven
7. Ecologische studies:
→ correlatieonderzoek
→ studie op populatieniveau ipv op individueel niveau
→ analyse-eenheden zijn populaties of groepen personen
⤷ dus geen individuele personen
4