Inhoud
Hoofdstuk 1: Rund
1) Maagdarm stelsel Infectieplaats
1.1 Cryptosporidium parvum dunne darm
1.2 Giardia
1.3 Eimeria
1.4 Maagdarm nematoden / strongyliden
→ Ostertagia ostertagi lebmaag
→ Cooperia oncophora dunne darm
1.5 Moniezia
1.6 Paramphistomum
2) Lever - Fasciola hepatica
3) Long - Dictyocaulus viviparus
4) Genitaalstelsel
4.1. Neospora caninuum
4.2. Tritrichomonas foetus
5) Bloed – Babesia spp.
6) Huid
6.1 Teken (Ixodes ricinus)
6.2 Schurft
6.3 Luizen
6.4 Hypoderma (horzel)
6.5 Vliegen en muggen
6.6 Besnoitia
1
,Hoofdstuk 2: Kleine herkauwers
1) Maagdarm stelsel
1.1 Cryptosporidium
1.2 Giardia dunne darm
1.3 Eimeria
1.4 Maagdarm nematoden / strongyliden
→ Haemonchus contortus lebmaag
→ Teladorsagia circumcincta lebmaag
→ Nematodirus spp. dunne darm
→ Trichostrongylus spp. dunne darm
1.5 Moniezia dunne darm
1.6 Skrjabinema dikke darm
2) Lever - Fasciola hepatica
3) Longen
3.1 Dictyocaulus filaria
3.2 Protostrongylidae
4) Genitaalstelsel - Toxoplasma
5) Huid
6.1 Teken
6.2 Schurft
6.3 Luizen
6.4 Luisvliegen (Melophagus ovinus)
6.5 Vliegen
6.6 Myasis (Lucilia sericata)
6.7 Oestrus ovis (horzel)
2
,Hoofdstuk 3: Paard
1) Maagdarmstelsel
1.1 Gasterophilus intestinalis
1.2 Strongyloides westeri ( = veulenworm)
1.3 Parascaris spp. ( = spoelworm)
1.4 Anoplocephala spp.
1.5 Strongyliden
→ Cyathostominae (kleine strongyliden)
→ Strongylus vulgaris (grote strongyliden)
1.6 Oxyuris equi ( = aarsworm)
2) Lever - Fasciola hepatica
3) Long - Dictyocaulus arnfieldi
4) Bloed
4.1 Babesia caballi
4.2 Theileria equi
5) Zenuwstelsel – Sarcocystis neurona
6) Ectoparasieten
6.1. Mijten (Chorioptes bovis)
6.2 Teken (Ixodes ricinus; Dermacentor reticulatus)
6.3 Luizen
6.4 Luisvliegen (Hippobosca equina)
6.5 Vliegen
6.6 Dazen (Tabanidae)
6.7 Mug (Culicoides)
6.8 Mug (Simulium)
Hoofdstuk 4: Varken
1) Maagdarmstelsel Infectieplaats
1.1 (Cysto)isospora suis Dunne darm
1.2 Ascaris suis Dunne darm
1.3 Trichuris suis Dikke darm
2) Ectoparasieten
2.1 Schurft (Sarcoptes scabiei var. suis) Huid: Permanente ectoparasieten
2.2 Luizen (Haematopinus suis) Huid: Permanente ectoparasieten
3
,Hoofdstuk 5: Hond en kat
1) Maagdarmstelsel
1.1 Coccidia
1.2 Giardia
1.3 Spoelwormen
1.4 Haakwormen
1.5 Zweepwormen
1.6 Lintwormen
2) Bloedvaten
2.1 Dirofilaria
2.2 Angiostrongylus
2.3 Babesia
2.4 Leishmania
3) Ectoparasieten
3.1 Sarcoptes scabiei
3.2 Demodex
3.3 Otodectes cyontis
3.4 Cheyletiella yasguri
3.5 Neotrombicula autumnalis
3.6 Dermanyssus gallinae
3.7 Teken
3.8 Luizen
3.9 Vlooien
Hoofdstuk 6: Pluimvee
1) Maagdarm stelsel – protozoa
1.1 Eimeria spp.
1.2 Histomonas meleagridis
2) Maagdarm stelsel – wormen (helminthen)
2.1 Ascariidia galli (grote spoelworm) Dunne darm (holte)
2.2 Heterakis spp. (kleine spoelworm) Caecum (holte)
2.3 Capillaria spp. (haarworm) Dunne darm (wand)
2.4 Syngamus spp. (gaapworm) Trachea (holte)
2.5 Cestodosis
3) Ectoparasieten
3.1 Mijten | Dermanyssus gallinae Huid: Tijdelijke ectoparasieten
4
,Hoofdstuk 7: Parasitaire zoönosen
1) Zoönosen overgedragen door herkauwers
Door contact met het dier
1.1 Cryptosporidiosis
1.2 Giardiosis
1.3 Schurft
Door het eten van vlees
1.4 Toxoplasmosis
1.5 Taeniasis
Door contact met het milieu
1.6 Fasciolosis
2) Zoönosen overgedragen door varkens
Door het eten van vlees
2.1 Toxoplasmosis
2.2 Trichinellosis
2.3 Taeniasis/cysticercosis
3) Zoönosen overgedragen door paarden
Door het eten van vlees
3.1 Toxoplasmosis
3.2 Trichinellosis
4) Zoönosen overgedragen door carnivoren
Door contact met het dier
4.1 Giardiosis
4.2 Leishmaniosis
4.3 Echinococcosis
4.4 Schurft
4.5 Cheyletiellosis
Door contact met het milieu
4.6 Toxoplasmosis
4.7 Toxocarosis
4.8 Ancylostomatidosis
4.9 Dirofilariosis
4.10 Vlooien
5) Zoönosen overgedragen door vissen
Door het eten van vlees
5.1 Bothriocephalosis
5.2 Anisakiosis
6) Zoönosen overgedragen door wilde dieren
Door contact met het dier
6.1 Arthropoda infecties
6.2. Alveolaire echinococcosis
Door het eten van vlees
6.3 Toxoplasmosis
6.4 Trichinellosis
Door contact met het milieu
6.5 Teken-overgedragen ziekten: Borreliosis (Lyme disease)
6.6 Schistosoma dermatitis
5
,6
,Hoofdstuk 1: Rund
7
,8
,1 Maagdarm parasieten
Inleiding
1) Chronologisch gerangschikt: parasieten gerangschikt volgens het levensverloop van de
runderen (van jong naar oud) waardoor we automatisch als eerste de protozoa bespreken
→ Kalveren jonger dan één maand: vatbaar voor
Cryptosporidium parvum, Rotavirus, Coronavirus, E. coli
→ Kalveren ouder dan één maand: vatbaar voor
Giardia duodenalis, Eimeria spp., BVD, Salmonella, Clostridium
2) Omgeving is belangrijk: Welke parasieten zorgen voor besmetting, deels afhankelijk van de
omgeving van de dieren
→ Individueel ophokken van kalveren tot 2 – 6 weken
- Cryptosporidium: meest voorkomende oorzaak van parasitaire diarree bij
Op stal aparte, gehuisveste, pasgeboren kalveren
→ Groepshuisvesting: kalveren ouder dan 6 weken in kleine groepjes plaatsen
- Giardia en Eimeria
→ Weidebeloop vanaf 15 maanden (rond eerste dekking)
- weideparasieten = maagdarmparasieten
Maagdarm-Nematoden, Moniezia en Paramphistomum
3) Hoofdsymptoom bij maagdarmparasieten = diarree
9
, 1) Cryptosporidium parvum
Protozoa
Classificatie
1) Verschillende species die runderen kunnen infecteren
→ C. parvum: bij ongespeende kalveren ( = kalveren jonger dan een maand)
- Infectie t.h.v. dunne darm
- Zoönose: overgedragen via kalveren naar mensen
→ C. bovis en ryanae: bij gespeende kalveren (minder belangrijk)
→ C. andersoni: bij volwassen koeien (minder belangrijk)
1) Epidemiologie
1) Gastheer: kalveren < 1 maand
2) Prepatente periode: 2 – 5 dagen
3) Voorkomen: hoog
→ Meer dan de helft van de bedrijven zijn besmet
→ Op een besmet bedrijf, zal vroeg of laat elk kalf geïnfecteerd worden
4) Verspreiding:
→ Verschillende manieren van transmissie:
- Directe overdracht:
> Koe op kalf (peri-parturient rise)
> Kalf op kalf
> Kalf op mens (zoönose)
> Kalf op andere zoogdieren
- Indirecte overdracht:
> Besmet water of voedsel
> Besmette omgeving
→ Snelle verspreiding door:
- Uitscheiding van grote hoeveelheid oöcysten door geïnfecteerde kalveren
> Piekuitscheiding bij kalveren bij 1e levensweken (idem G. duodenalis)
- Direct infectieus zijn van uitgescheiden oöcysten, zeer resistent in omgeving
- Hoeveelheid: slechts kleine hoeveelheid oöcysten nodig voor infectie
> Directe overdracht: fecale-orale transmissie
Kalf op kalf transmissie (belangrijkste bij directe overdracht)
Kalf op mens/andere zoogdieren
Koe op kalf ( = peri-parturiënt rise)
> Indirecte overdracht: besmet water/voedsel of besmette omgeving
10