Thema 1 zoetwateronderzoek
Indirecte sporen van organismen = slijm sporen van slakken, webben van spinnen,
uitwerpselen…
Directe sporen = geluid van een vogel, waarnemen van een uil…
4 vragen van ecologisch onderzoek:
Wat? Welke organismen komen hier voor?
Waar? Hoe zijn de organismen over het gebied verspreid?
Hoeveel? Hoeveel exemplaren komen hier voor?
Waarom? Welke verklaring is er voor deze waarneming?
Bio-indicator = dieren of planten die speci eke informatie geven omtrent de aan-of
afwezigheid van stoffen
biotisch = afkomstig van een organisme — vb. Gewei van een hert
Abiotisch = niet afkomstig van een organisme — vb. Gesteente, klei bodem, afzetting van
ijzer…
Wateronderzoek
Watertemperatuur beïnvloed op 2 manieren het leven van organismen in een zoetwaterplas:
1. Ze bepaald de maximale hoeveelheid oplosbaar zuurstof gas in het water
2. Ze bepaald de voortplanting en groeisnelheid van de organismen
fi
, Biodiversiteit waarnemen
Welke organismen hebben zuurstofgas nodig?
1. Goudvis
2. Salamanderlarven
3. muggenlarven
In stromend water zit het meeste zuurstof
Dus door het water te laten bewegen krijg je meer zuurstofgas ineen aquarium
Bij een hete zomerdag daalt de hoeveelheid opgelost zuurstofgas.
—> vissen happen dan naar lucht en houden zich stil op de bodem om energie te besparen
De hoeveelheid zuurstofgas neemt af op grotere dieptes:
1. Dieper in. Het water is er minder licht waardoor planten niet aan fotosynthese kunnen
doen.
2. De watertemperatuur daalt waardoor er meer zuurstofgas kan oplossen.
Gedeminalseerd water is water waaruit all opgeloste stoffen zijn verdwenen. Dit noemen we
zacht water. Hard water is bijvoorbeeld rioolwater.
Functie calcium = calcium-ionen. Vorming van botten, tanden, inwendig-en uitwendig
skelet,schelpen… ( +1kg in het lichaam)
Magnesium = centraal bestanddeel in bladgroen en belangrijk bij werking an spieren.