FYSICA
THEMA ‘KRACHTMOMENT:
Als een kracht een draaibeweging veroorzaakt, dan is het een dynamisch effect van
een kracht. Omdat er een verandering van bewegingstoestand is.
Krachten zijn niet gelijk als ze een verschillende massa hebben.
Het draaipunt is het punt waar de kracht om draait.
De afstand tot het draaipunt (de krachtarmen) en de massa hebben een invloed op
een draaibeweging.
Wanneer de twee krachten even groot zijn, kun je enkel een draaibeweging
krijgen wanneer de krachtarmen niet even groot zijn.
Wanneer de krachtarmen even groot zijn, kun je enkel een draaibeweging
krijgen wanneer de krachten niet even groot zijn.
Wanneer de krachtarmen nul zijn, heb je een evenwicht. (Geen
draaibeweging)
Zowel de grootte van de kracht als de lengte van de krachtarm hebben een invloed
op de draaibeweging.
Krachtmoment formule: F * r (Nm) (bij loodrecht)
Krachtmoment formule: F * r * sin α (bij schuin)
DEFINITIE: Het moment van een kracht is het product van de grootte van de kracht
en de lengte van de krachtarm.
Een draaibeweging in wijzerzin is een negatief krachtmoment.
Een draaibeweging in tegenwijzerzin is een positief krachtmoment.
Een krachtarm is de loodrechte afstand tussen het draaipunt en de werklijn van de
kracht.
Wanneer er in een rotatie evenwicht meerdere krachten aanwezig zijn, moeten de
krachtmomenten gelijk zijn.
, STATISCH EVENWICHT:
Het steunpunt S van een lichaam is:
Het punt waar het lichaam opgehangen wordt.
Het punt waar het lichaam contact maakt met een ondergrond.
Steunvlak -> steunpunten met elkaar verbinden
Een lichaam gaat steeds naar een toestand van evenwicht.
Zwaartepunt (Z), steunpunt (S)
1. Z en S liggen op één verticale lijn, niet in laagst mogelijke positie -> labiel
2. Z en S liggen niet op één verticale lijn, niet in laagst mogelijke positie -> geen
3. Z en S liggen op één verticale lijn, laagst mogelijke positie -> stabiel
In een labiel evenwicht –> bij een uitwijking –> weg uit zijn evenwichtstoestand
In een stabiel evenwicht –> bij een uitwijking –> steeds terug naar zijn
evenwichtstoestand
Resulterend krachtmoment Mz = 0Nm –> (geen draaibeweging) –> evenwicht
Resulterend krachtmoment Mz ≠ 0Nm -> draaibeweging -> geen evenwicht
Een lichaam is in evenwicht wanneer..
Ofwel de loodlijn uit het zwaartepunt door het steunvlak loopt.
Ofwel het zwaartepunt en het steunpunt op één verticale lijn liggen.
Je kunt en lichaam stabieler maken door..
Het steunvlak te vergroten.
Het zwaartepunt te verlagen.
OPTISCHE FENOMENEN:
Licht is een vorm van stralingsenergie. (warmte en licht)
Hoe kleiner de energie, hoe groter de golflengte.
THEMA ‘KRACHTMOMENT:
Als een kracht een draaibeweging veroorzaakt, dan is het een dynamisch effect van
een kracht. Omdat er een verandering van bewegingstoestand is.
Krachten zijn niet gelijk als ze een verschillende massa hebben.
Het draaipunt is het punt waar de kracht om draait.
De afstand tot het draaipunt (de krachtarmen) en de massa hebben een invloed op
een draaibeweging.
Wanneer de twee krachten even groot zijn, kun je enkel een draaibeweging
krijgen wanneer de krachtarmen niet even groot zijn.
Wanneer de krachtarmen even groot zijn, kun je enkel een draaibeweging
krijgen wanneer de krachten niet even groot zijn.
Wanneer de krachtarmen nul zijn, heb je een evenwicht. (Geen
draaibeweging)
Zowel de grootte van de kracht als de lengte van de krachtarm hebben een invloed
op de draaibeweging.
Krachtmoment formule: F * r (Nm) (bij loodrecht)
Krachtmoment formule: F * r * sin α (bij schuin)
DEFINITIE: Het moment van een kracht is het product van de grootte van de kracht
en de lengte van de krachtarm.
Een draaibeweging in wijzerzin is een negatief krachtmoment.
Een draaibeweging in tegenwijzerzin is een positief krachtmoment.
Een krachtarm is de loodrechte afstand tussen het draaipunt en de werklijn van de
kracht.
Wanneer er in een rotatie evenwicht meerdere krachten aanwezig zijn, moeten de
krachtmomenten gelijk zijn.
, STATISCH EVENWICHT:
Het steunpunt S van een lichaam is:
Het punt waar het lichaam opgehangen wordt.
Het punt waar het lichaam contact maakt met een ondergrond.
Steunvlak -> steunpunten met elkaar verbinden
Een lichaam gaat steeds naar een toestand van evenwicht.
Zwaartepunt (Z), steunpunt (S)
1. Z en S liggen op één verticale lijn, niet in laagst mogelijke positie -> labiel
2. Z en S liggen niet op één verticale lijn, niet in laagst mogelijke positie -> geen
3. Z en S liggen op één verticale lijn, laagst mogelijke positie -> stabiel
In een labiel evenwicht –> bij een uitwijking –> weg uit zijn evenwichtstoestand
In een stabiel evenwicht –> bij een uitwijking –> steeds terug naar zijn
evenwichtstoestand
Resulterend krachtmoment Mz = 0Nm –> (geen draaibeweging) –> evenwicht
Resulterend krachtmoment Mz ≠ 0Nm -> draaibeweging -> geen evenwicht
Een lichaam is in evenwicht wanneer..
Ofwel de loodlijn uit het zwaartepunt door het steunvlak loopt.
Ofwel het zwaartepunt en het steunpunt op één verticale lijn liggen.
Je kunt en lichaam stabieler maken door..
Het steunvlak te vergroten.
Het zwaartepunt te verlagen.
OPTISCHE FENOMENEN:
Licht is een vorm van stralingsenergie. (warmte en licht)
Hoe kleiner de energie, hoe groter de golflengte.