HOOFDSTUK 1: INTRODUCTIE
WAT IS COMPARATIEVE POLITIEK?
o Ontdekken van verschillen en gelijkenissen
➢ Politieke theorieën vormen eerder normatieve vragen: hoe moeten we de samenleving inrichten, hoe bereik
je bepaalde dingen zoals gerechtigheid?
➢ Vergelijkende politiek zijn empirische vragen en draait om interacties binnen systemen. Geen normatieve
vragen, wel vragen als bv. waarom zijn er federale staten? “Real world problems”. CP meer nationaal en
lokaal, bv. hoe handelt de Europese Unie met Hongarije binnen de EU?
➢ Internationale betrekkingen zijn ook relevant, maar draait om interacties tussen systemen. Bv. hoe handelt
de EU met Canada
o Politiek gezien als de menselijke activiteit van het nemen van publieke gezaghebbende beslissingen
➢ Dat wil zeggen, politiek gaat over het verwerven en behouden van macht, wat conflict en concurrentie
oplevert
➢ Aan de basis van alle politiek ligt de universele taal van conflict - Elmer Schattschneider
BELANGRIJKE VRAGEN IN VERGELIJKENDE POLITIEK:
o Welke beslissingen worden genomen (bv. investeren in hernieuwbare energie, grondwetswijziging, hogere
uitgaven voor het leger)?
o Hoe worden beslissingen genomen (bv. referenda, verkiezingen, protesten, lobbyen)?
o Wie neemt of beïnvloedt deze beslissingen (bv. partijen, lobbygroepen, kiezers)?
DOELSTELLINGEN VAN VERGELIJKENDE POLITIEK
BESCHRIJVEN
o Verschillen en overeenkomsten tussen politieke systemen
o Classificaties en typologieën
o Bijvoorbeeld: Tweepartijen- vs. Meerpartijensystemen
DEFINITIE VAN VERGELIJKENDE POLITIEK
Vergelijkende politiek is een van de drie belangrijkste subvelden van de politieke wetenschap die zich richt op interne
politieke structuren, actoren en processen, en deze empirisch analyseert door hun verscheidenheid (overeenkomsten en
verschillen) in politieke systemen (en in de loop van de tijd) te beschrijven, verklaren en voorspellen, of het nu nationale
supranationaal systemen zijn.
Kort samengevat: Vergelijkende politiek bestudeert interne politiek empirisch door deze te vergelijken tussen systemen.
UITLEGGEN
o Leg uit waarom deze verschillen en overeenkomsten voorkomen
o Hypotheses formuleren
o Bijvoorbeeld: First-past-the-post-kiesstelsel leidt tot tweepartijendominantie
VERGELIJKINGEN TUSSEN NATIONALE POLITIEKE SYSTEMEN VOORNAMELIJK
o Maar:
➢ Subnationale regionale politieke systemen (bv. staten in de VS)
➢ Supranationale eenheden (bv. EU)
➢ Soorten systemen (bv. democratie vs. autocratie)
➢ Enkel element van systeem (bv. parlementen)
,GESCHIEDENIS VAN VERGELIJKENDE POLITIEK
1. Staat en instellingen (vóór WO2)
o Focus op formele instellingen en juridische documenten en teksten
o Westerse wereld
o Normatief van aard
➢ Verschuiving naar 2
2. Gedragsmatige evolutie (jaren 30 en 60)
o Focus op processen die plaatsvinden binnen instellingen (gebaseerd op sociologie)
o Casussen en fenomenen buiten het Westen (populisme in Latijns-Amerika; socialisme in Oost-Europa)
o Empirisch
3. Nieuw institutionalisme
o Gevormd door gedragsmatige evolutie
o Instellingen bepalen hoe individuen voorkeuren formuleren
4. Mid-range theorieën
o Abstractie in concepten verwijderen (minder ambitieuze theoretische perspectieven)
o Geografische focus versmallen
o Benadrukt het voordeel van het bestuderen van weinig landen
5. Casusgerichte analyse
o Gebaseerd op mid-range theorieën: focus op analyse van een klein aantal gevallen
o Voordeel bij het verklaren van fenomenen die niet wijdverbreid aanwezig zijn
6. Rationeel-keuze (eind jaren 80)
o Economische visie
o Focus op individuen (maar ook organisaties zoals partijen) die rationeel zijn (maximalisatie van voorkeuren)
o Heeft invloed op hoe beslissingen worden genomen
VOORSPELLEN
o Welke factoren kunnen dergelijke uitkomsten veroorzaken
o Bijvoorbeeld: Overstappen op een first-past-the-post-stelsel resulteert in twee grote partijen
o Niet precies
VERGELIJKENDE POLITIEK VANDAAG
David Easton (1953) The Political System: An Inquiry into
the State of Political Science
o Makkelijk toepasbaar op verschillende thema's.
Bv. huisvesting
o Zowel toepasbaar op democratie en autocratie.
Maar bij autocratie is er bijna geen demands en
support, feedback wordt bijna niet gegeven en
decisions wordt door de overheid gewoon
bepaald. Bv. Noord-Korea
o Input moet in environment gebracht worden op
basis van demands en support, dit zorgt voor
een decision dat output maakt dit zorgt voor feedback en opnieuw input
BELANG VAN THEORIE IN VERGELIJKENDE POLITIEK
o Antwoorden op puzzels en vragen
o Geeft ons een richtlijn voor het uitvoeren van onderzoek
o Helpt ons bevindingen te interpreteren
o Micro vs. Macro niveau (dat wil zeggen, individuen vs. instellingen)
o Legt uit waarom X invloed heeft op Y (dat wil zeggen, waarom een onafhankelijke variabele een afhankelijke
variabele beïnvloedt)
,BENADERINGEN NAAR VERGELIJKENDE POLITIEK
Hoe komen we tot een antwoord op de vraag waarom x impact heeft op y?
De vijf ‘I’s:
INSTITUTIES
o Instellingen staan centraal in vergelijkende politiek
➢ Vormt normen en regels (logica van gepastheid) – James March en Johan Olsen
➢ Het maakt veel uit of een land een presidentieel of parlementair politiek systeem heeft, is het federaal of
unitair, etc.
➢ Omvat formele (parlementen) en informele (verkiezingen) typen
INTERESTS
o Richt zich op belangen die door actoren worden nagestreefd
➢ Wie krijgt wat – Harold Lasswell
➢ Basis in rationele-keuzetheorie
➢ Begrippen zoals corporatisme, netwerken, consociationalisme (politiek waarbij, ondanks grote
tegenstellingen tussen de verschillende maatschappelijke zuilen, uiteindelijk een consensus wordt bereikt
= pacificatiepolitiek), splitsing etc.
IDEEËN
o Ideeën kunnen (indirect) uitkomsten vormgeven
➢ Politieke cultuur (spanning tussen waarden) – algemeen niveau
➢ Sociaal kapitaal (mensen hebben basisvertrouwen in andere mensen)– Robert Putnam
➢ Ideologie: machtig in het verleden (communisme, fascisme), tegenwoordig minder (neoliberalisme)
➢ Beleidsideeën: meest concreet
INDIVIDUEN
o Individuen als antwoord
➢ Psychologische studies, persoonlijkheid: uitleg over hoe elites in functie handelen
➢ Omvat politieke elites, maar ook gewone burgers, deelnemers aan belangengroepen
INTERNATIONALE OMGEVING
o Globale omgeving speelt een rol in een systeem
➢ Politiek vindt plaats in een globale omgeving
➢ Impact verschilt per land (bv. VS is niet zo afhankelijk als andere landen)
➢ EU (proces van Europeanisering)
➢ Moeilijk om conclusies te trekken
HET ZESDE ELEMENT: INTERACTIES
o Wisselwerking tussen instituties en individuen
o De wereld is te complex
o Interactie tussen benaderingen cruciaal in theorie
o Bijvoorbeeld, het combineren van instellingen (macro) en individuen (micro) kan meer antwoorden opleveren
, VERGELIJKENDE METHODE
EEN HULPMIDDEL OM VERONDERSTELDE RELATIES TUSSEN VARIABELEN TE ONDERZOEKEN
o Hoe en waarom een onafhankelijke variabele X een impact heeft op een afhankelijke variabele Y
(theorieontwikkelingen)
➢ Hypothese: variatie in staatsfinanciering voor hernieuwbare energie is afhankelijk van de sterkte van groene
partijen in een land.
➢ Afhankelijke variabele Y: staatsfinanciering voor hernieuwbare energie
➢ Onafhankelijke variabele X: sterkte van groene partijen
o We streven ernaar om causaliteit en zinvolle relaties vast te stellen (X heeft een impact op Y)
➢ Maar vergeet de complexiteit van de echte wereld niet: Verschillende factoren kunnen de financiering van
hernieuwbare energie beïnvloeden
o Vergelijkende methode is een sterke test van relaties omdat het quasi-experimenteel is
➢ Controle- versus behandelingsgroepen (bv. een land met zwakke groene partijen en een land met sterke
groene partijen)
EEN TOOLKIT DIE EEN ANTWOORD GEEFT OP EEN VRAAG
o Moet voldoen aan de normen van validiteit (intern en extern), betrouwbaarheid en generaliseerbaarheid
o Er zijn twee belangrijke onderzoeksontwerpen in vergelijkende politiek volgens J.S. Mill:
➢ Most Different System Design (MDSD)
◊ Methode van verschil
◊ Cases hebben verschillende uitkomsten (Y), ondanks kleine case-verschillen
◊ Veronderstelling is dat verschil in deze vergelijkbare cases ons helpt oorzaken
te identificeren (X)
➢ Most Similar Systems Design (MSSD)
◊ Methode van gelijkenis
◊ Gevallen hebben vergelijkbare uitkomsten (Y), ondanks grote verschillen tussen
de gevallen
◊ Veronderstelling is dat gelijkenis in deze enorm verschillende gevallen ons helpt
oorzaken te identificeren (X)
METHODE
o Kwantitatief
➢ Groot aantal observaties
➢ Variabel georiënteerd
➢ Hard en objectief
➢ Bijvoorbeeld statistische modellen uitvoeren
o Kwalitatief
➢ Klein aantal observaties
➢ Casus georiënteerd
➢ Rijk en diep
➢ Bijvoorbeeld interview afnemen