Levensverzekeringen
Hoofdstuk 1: Algemene inleiding
1. Eerste begripsomschrijving
Levensverzekering = een verzekeringsovereenkomst waarin de verzekeraar belooft
een som geld te betalen in 1 v volgende gevallen
Op vooraf vastgelegde datum als verzekerde persoon ng in leven is (bv 65ste
verj)
= zuivere levensverzekering
Als verzekerde sterft vóór een bepaalde datum (= tijdelijke
overlijdensverzekering)
OF ongeacht het tijdstip (= levenslange overlijdensverzekering) een bedrag
uitkeren
Combinatie = gemengde levensverzekering
o Uitkering voorzien bij leven op bepaalde datum
o Uitkering voorzien bij voortijdig overlijden
o ! MAAR 1 van de 2 wordt uitbetaald
2. Historiek (allemaal heel vlot overgegaan)
Oude beschavingen: voorloper v verzekeringen
Middeleeuwen: Begrafenisfondsen
17e eeuw: opkomst v moderne levensverzekeringen
o Statistische ontwikkelingen (nodig om tarieven te berekenen obv
leeftijd)
Sterftetafel of sterftetabel: gebruikt om tarief te bepalen
Wie bepaalt technisch tarief: actuarissen
Tarief dat mts moet aanrekenen om rendabel te zijn
o De oprichting van verzekeringsmaatschappijen
18e eeuw: professionalisering van levensverzekeringen
19e en 20e eeuw: globalisering en verdere ontwikkeling
Hedendaagse levensverzekeringen
3. Evolutie in België (allemaal heel vlot overgegaan)
3.1. Oorsprong en vroege ontwikkeling (19e eeuw)
1830-1880: Focus op overlijden
1881: Oprichting Belgische Maatschappij voor levensverzekeringen
3.2. De groei van de sector (20e eeuw)
Versterking van sociaal vangnet
Opkomst van groepsverzekeringen
Kapitaalverzekeringen
Overlijdensverzekeringen
Pensioenverzekeringen
3.3. Ontwikkeling v fiscaal voordeel & popularisering v levensverz. (’70 –
2000)
Fiscale stimulansen
1
, Productinnovaties
Groeiende markt
3.4. De invloed van Europese unie & globalisering (2000 – heden)
Europeanisering
Digitalisering
Groeiende belangstelling voor pensioensparen
Duurzaamheid en verantwoord beleggen
Relatie tussen verzekeringen en fiscaliteit
Bv. pensioensparen: premie om pensioen te voorzien en die aftrekbaar is
3.5. Veranderingen belastingklimaat & afschaffing fiscale voordelen (2020-
heden)
4. Maatschappelijk belang van levensverzekering
Financiële zekerheid voor nabestaanden (bv. overlijdensverzekering)
Ondersteuning van de economie (verzekeraars zijn beleggers)
Aanvulling op sociale zekerheid (bv. extra middelen door levensverzekering)
Vermogensopbouw & sparen (bv. levensverzekering als belegging – concurrentie
banken)
Risicospreiding en collectieve bescherming (in belegging/overlijdensverzekering…)
Rust en zekerheid
5. De levensverzekering tussen de andere verzekeringen (onderscheid tss;)
(basiswetgeving verzekering: verzekeringswet 4 april 2014: D4: land, D5:
transport)
Schadeverzekeringen vs. persoonsverzekeringen
Verzekering tot vergoeding v schade vs. verzekering uitkering vast bedrag
o 1: Schade moet begroot worden (& controle op aanwezigh v franchise
o 2: Bij overlijden (levensverzekeringen algemeen)
Individuele vs. collectieve contracten (= als groep een contract afsluiten)
o ! in leven iets afsluiten in de tweede pijler = altijd collectief (ookal mr 1p)
Fiscale vs. niet fiscale contracten
Indeling volgens de nomenclatuur (vb dia 11 – vanaf tak 21= “leven”)
5.1. Schadeverzekering vs persoonsverzekering
5.1.1. Schadeverzekering
Vergoedend karakter (bevat :)
o Zaakverzekering
o Aansprakelijkheidsverzekering
o Rechtsbijstandverzekering
5.1.2. Persoonsverzekering
Forfaitair karakter
o Levensverzekering
2
, Vergoedend karakter & forfaitair karakter
o Adere dan levensverzekering (persoonlijke ongevallenverzekering,
arbeidsongevallen, hospitalisatieverzekering, gewaarborgd inkomen)
Hoofdstuk 2: Sociale zekerheid
1. Algemeen
1.1. Wat is sociale zekerheid
= een vervangingsinkomen
Bijdrage betalen (de basis) + sociale bijstand (= armen die geen eigen middelen
hebben)
Beschermen tegen indekkingsmogelijkheid van eigen risico’s
Zelf sparen (risico’s: mogelijks tekort, inflatie, risicovol beleggen, discipline)
Collectief sparen (= # mensen bepaald bedrag elke maand, risico: betalen vr
anderen en einde van solidariteit = keuze van sparen)
Verplicht collectief sparen = sociale zekerheid
1.2. Ideologische achtergrond = geen nieuw idee
1.3. Historiek (in BE: na WOII (1944) basiswet sociale zekerheid)
Grootste issue vandaag: blijft het betaalbaar nee (idealiter: bijdragen dekken uitgaven)
Evenwicht nodig van inkomsten en uitgaven: nieuwe mogelijkheid naast premies =
belasting
1.4. Op welke gebieden is SZ actief?
Voorzieningen op vlak van:
o WLH
o Pensioenen
Rustpensioen: op einde van loopbaan
Overlevingspensioen: = “weduwenaarspensioen”
o Invaliditeit/ziekte
o Vakantie
o Kinderbijslag
1.5. Drie hoodstelsels
Stelsel van Werknemers
Stelsel van Zelfstandigen
Stelsel van Ambtenaren (statutair (w in SZ gelijkgesteld met WN) en niet-
statutair)
Naast deze hoofdstelsels: bestaan specifieke stelsels (NMBS)
1.6. Financiering
Bijdragen
o Werkgever (25-30%)/werknemer
o Zelfstandigen
3
, o Overheid voor ambtenaren
Rijkstoelage (belastingen die toegevoegd worden aan bijdragen)
Opbrengsten uit beleggingen en diversen
4
, 1.6.1. Werknemers & Bijdrage: Werkgever/Werknemer
13.07% van brutoloon aan SZ (onafhankelijk van hoogte van brutoloon)
Automatische afhouding op brutoloon door WG doorstorten aan RSZ
getrapt systeem van schijven: 20.50%, 14.16% en 0% (op bedrag > 108
238.40
o Maximumbijdrage = 5148.15 euro
Bovenop brutoloon: patronale bijdrage door WG
1.6.2. Zelfstandigen
Betalen driemaandelijkse bijdrage aan sociaal verzekeringsfonds
Geen/verminderde bijdrage te betalen door
o Mensen die naast hoofdberoep ook een zelfstandig bijberoep
uitoefenen
o Tewerkgestelde gepensioneerden
o TENZIJ: jaarinkomen > bepaald jaarlijks bedrag
1.6.3. Ambtenaren
Betaling door tewerkstellende overheid (van sociale uitkering):
o Ambtenaren die niet tewerkgesteld zijn bij plaatselijke/provinciale overheidsdienst
o Zelf: enkel persoonlijke bijdragen van
7.5% voor overlevingspensioenen
3.55% voor tak geneeskundige verzorging (verhoofd met Wgbijdrage
(3.86%)
RSZ
o Bevoegd voor personeelsleden vj plaatselijke/provinciale overheidsdienst
! (niet-statutair) personeel v plaatselijke/provinciale overheidsdiensten
aangeworven met arbeidsovereenkomst = algemene regeling voor
werknemers
1.6.4. Alternatieve financiering
Doel
o Inperking van staatstoelagen
o Daling werkgeversbijdrage
Bestaande uit: % van BTW-ontvangsten (& evtl accijzen & personen- & venn
bel)
1.6.5. Toekomst
2. Het rustpensioen algemeen
Repartitiestelsel
Pensioenleeftijd
Vervroegd pensioen
Werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
2.1. Repartitiestelsel = omslagstelsel “= ik spaar niet voor mezelf”
5
,= financieringssysteem waarbij de werkende bevolking via (belastingen) of premies
direct de uitkeringen of pensioenen van de huidige gepensioneerden betaalt
goed systeem als we een normale bevolkingspyramide hebben
2.2. Optrekken pensioenleeftijd
66 in 2025
67 in 2030
(korter werken: risico op verminderd pensioen, extra werken: pensioensbonus)
2.3. Vervroegd pensioen: combinatie minimale leeftijd en loopbaan
(EIG 42 jaar loopbaan en 63 jaar)
Bijkomende overgangsmaatregel
o Minimum 59 jaar in 2016 = mogelijkheid op vervroegd pensioen vanaf 2017
Aan leeftijds- en loopbaanvoorwaarden van het ingangsjaar 2016,
verhoogd met 1 jaar
o Eind 2016: net niet voldoen aan loopbaan- en leeftijdsvoorwaarden + 58/59
jaar
Slechts 2 of 1 jaar langer moeten doorwerken om vervroegd pensioen
te knn krijgen
2.4. Criteria van zware beroepen
Fysieke zwaarte van het werk
Onregelmatige uren
Veiligheidsrisico’s
Stress
(sommige voldoen aan: alle 4/enkele/1
2.5. SWT = stelsel met werkloosheidstoeslag
= stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (= vroegere ‘brugpensioen’)
Nog vroeger laten gaan dan vervroegd pensioen
Ontslagen werknemers: ontvangen WLHuitkering in afwachting van pensioen
o 60% van loon
o Begrenzing: 1610.80 euro/maand
! iedereen die meer dan 2684.86 verdient (= maximumtoelage)
o Aanvulling met bedrijfstoeslag betaald door WG/fonds van sector
Min. ½ v verschil tss nettoloon & werkloosheidsuitkering
! WG: betaalt zeer hoge szbijdragen hierop
Strenge leeftijds- en loopbaanvoorwaarden!
Werkenden in O in moeilijkheden/herstructurering: (bijk.) specifieke SWT-
regeling
2.5.1. SWT op 62 jaar (inhoud ervan niet kennen)
2.5.2. SWT op 58 jaar: “medisch SWT”
6
, 2.5.3. SWT op 60 jaar
2.5.4. Ondernemingen in moeilijkheden of herstructurering
2.6. Feitelijke pensioenleeftijd : zo snel mogelijk (gem. 61 jaar)
3. Rustpensioen volgens sociaal statuut
3.1. Rustpensioen werknemer (vlug over gegaan)
3 parameters voor het berekenen pesioen van werknemer – VOORBEELD dia 66
Berekening van het pensioen = 1/45ste * L * 75 of 60%
1/45ste = loopbaan
o Werkelijk gewerkte of gelijkgestelde (ziekte, invaliditeit of legerdienst)
periodes
L = loon rekening houdend met brutoloon (geplafoneerd)
o Werkelijk, forfaitair of fictief geherwaardeerd
Werkelijk: als je gewerkt hebt: werken met werkelijk loon maar
geplafoneerd
Forfaitair: voor periodes van WLH & ziekte
Fictief: voor de jaren waarin de overheid niet heeft bijgehouden
wat uw loon was
! voor het pensioen wordt geherwaardeerd aan de index
Naargelang de gezinssituatie (coefficiënt) – te maken met:
o Gezinspensioen = 75%
Parameter: slechts 1 van beide heeft rechten opgebouwd (eigen
carrière) = uitkeren van gezinspensioen
o Alleenstaande = 60%
Parameter: beide zelf rechten opgebouwd (eigen carrière) =
allebei een alleenstaand pensioen (ookal wonen ze samen)
o !! TUSSENGROEP mogelijk: een volledige carrière & een beperkte
carrière
Voor allebei 60% Het hoogste van de 2
Voor het hoogste 75% wordt uitgekeerd
! Zelfstandigen: hierbij wordt rekening gehouden met
een harmonisatiecoefficiënt
Reden: hebben minder bijdragen betaald = minder pensioen (1/3 minder
pensioen dan werknemer)
Voor lonen vanaf 2021 wordt de correctiefactor niet meer toegepast
o Dat 1/3e krijgen ze nu dus wel, zonder dat ze meer bijdragen moeten
betalen dan toen
3.2. Loopbaan
Vroeger: loopbaanjaren
Nu: # dagen gewerkt (14 040 dagen voor een volledig pensioen zaterdag w
meegeteld)
7
, Gemiddeld: 2/3 effectief werken & 1/3 niet (WLH/Ziekte…) maar wordt wel
meegerekend voor pensioen
Diplomajaren: overheid zal kans bieden om af te kopen = bijdrage betalen aan BE
staat
3.3. Rustpensioen ambtenaar
Berekening van het pensioen = 1/60ste * aantal dienstjaren * loon
! kijken naar gemiddeld loon van de laatste 10 jaar en als hij 45 jaren heeft gewerkt,
krijgt hij 75%
1/60ste = tantième
o Lagere tantième voor bepeelde functies (kortste: 1/12)
Voordeligere loopbaanbreuken (dia 76)
Betekenis: met minder jaren kan je een volledig pensioen
krijgen
Dienstjaren
o Max 45 jaar (bij volledige carrière) (= max 45/60)
o Werkelijk of gelijkgesteld
o Je start vandaag als contractueel, niet als statutair
= gemengd pensioen
Contractueel = pensioen als WN
Statutair = pensioen als ambtenaar
Vroeger: als je gestart werd als cotractueel en je ging over in
statutair over de jaren heen de jaren dat je contractueel was,
werden automatisch ook “statutair”
Loon
o Werkelijk of fictief
o Gemiddelde van de laatste 10 jaar, geperequateerd
= perequatie = de loonstijging die vandaag toegekend wordt
aan de ambtenarij die werken, wordt ook toegepast aan degene
die reeds op pensioen zijn
Motivatie creëren: goede statutaire pensioenen
o Vroeger: minder tijdens carrière en hoger pensioen
o Nu: meer tijdens carrière en lager pensioen (+-4%)
o Privé krijgen voordelen: bv. groepsverzekering
8
Hoofdstuk 1: Algemene inleiding
1. Eerste begripsomschrijving
Levensverzekering = een verzekeringsovereenkomst waarin de verzekeraar belooft
een som geld te betalen in 1 v volgende gevallen
Op vooraf vastgelegde datum als verzekerde persoon ng in leven is (bv 65ste
verj)
= zuivere levensverzekering
Als verzekerde sterft vóór een bepaalde datum (= tijdelijke
overlijdensverzekering)
OF ongeacht het tijdstip (= levenslange overlijdensverzekering) een bedrag
uitkeren
Combinatie = gemengde levensverzekering
o Uitkering voorzien bij leven op bepaalde datum
o Uitkering voorzien bij voortijdig overlijden
o ! MAAR 1 van de 2 wordt uitbetaald
2. Historiek (allemaal heel vlot overgegaan)
Oude beschavingen: voorloper v verzekeringen
Middeleeuwen: Begrafenisfondsen
17e eeuw: opkomst v moderne levensverzekeringen
o Statistische ontwikkelingen (nodig om tarieven te berekenen obv
leeftijd)
Sterftetafel of sterftetabel: gebruikt om tarief te bepalen
Wie bepaalt technisch tarief: actuarissen
Tarief dat mts moet aanrekenen om rendabel te zijn
o De oprichting van verzekeringsmaatschappijen
18e eeuw: professionalisering van levensverzekeringen
19e en 20e eeuw: globalisering en verdere ontwikkeling
Hedendaagse levensverzekeringen
3. Evolutie in België (allemaal heel vlot overgegaan)
3.1. Oorsprong en vroege ontwikkeling (19e eeuw)
1830-1880: Focus op overlijden
1881: Oprichting Belgische Maatschappij voor levensverzekeringen
3.2. De groei van de sector (20e eeuw)
Versterking van sociaal vangnet
Opkomst van groepsverzekeringen
Kapitaalverzekeringen
Overlijdensverzekeringen
Pensioenverzekeringen
3.3. Ontwikkeling v fiscaal voordeel & popularisering v levensverz. (’70 –
2000)
Fiscale stimulansen
1
, Productinnovaties
Groeiende markt
3.4. De invloed van Europese unie & globalisering (2000 – heden)
Europeanisering
Digitalisering
Groeiende belangstelling voor pensioensparen
Duurzaamheid en verantwoord beleggen
Relatie tussen verzekeringen en fiscaliteit
Bv. pensioensparen: premie om pensioen te voorzien en die aftrekbaar is
3.5. Veranderingen belastingklimaat & afschaffing fiscale voordelen (2020-
heden)
4. Maatschappelijk belang van levensverzekering
Financiële zekerheid voor nabestaanden (bv. overlijdensverzekering)
Ondersteuning van de economie (verzekeraars zijn beleggers)
Aanvulling op sociale zekerheid (bv. extra middelen door levensverzekering)
Vermogensopbouw & sparen (bv. levensverzekering als belegging – concurrentie
banken)
Risicospreiding en collectieve bescherming (in belegging/overlijdensverzekering…)
Rust en zekerheid
5. De levensverzekering tussen de andere verzekeringen (onderscheid tss;)
(basiswetgeving verzekering: verzekeringswet 4 april 2014: D4: land, D5:
transport)
Schadeverzekeringen vs. persoonsverzekeringen
Verzekering tot vergoeding v schade vs. verzekering uitkering vast bedrag
o 1: Schade moet begroot worden (& controle op aanwezigh v franchise
o 2: Bij overlijden (levensverzekeringen algemeen)
Individuele vs. collectieve contracten (= als groep een contract afsluiten)
o ! in leven iets afsluiten in de tweede pijler = altijd collectief (ookal mr 1p)
Fiscale vs. niet fiscale contracten
Indeling volgens de nomenclatuur (vb dia 11 – vanaf tak 21= “leven”)
5.1. Schadeverzekering vs persoonsverzekering
5.1.1. Schadeverzekering
Vergoedend karakter (bevat :)
o Zaakverzekering
o Aansprakelijkheidsverzekering
o Rechtsbijstandverzekering
5.1.2. Persoonsverzekering
Forfaitair karakter
o Levensverzekering
2
, Vergoedend karakter & forfaitair karakter
o Adere dan levensverzekering (persoonlijke ongevallenverzekering,
arbeidsongevallen, hospitalisatieverzekering, gewaarborgd inkomen)
Hoofdstuk 2: Sociale zekerheid
1. Algemeen
1.1. Wat is sociale zekerheid
= een vervangingsinkomen
Bijdrage betalen (de basis) + sociale bijstand (= armen die geen eigen middelen
hebben)
Beschermen tegen indekkingsmogelijkheid van eigen risico’s
Zelf sparen (risico’s: mogelijks tekort, inflatie, risicovol beleggen, discipline)
Collectief sparen (= # mensen bepaald bedrag elke maand, risico: betalen vr
anderen en einde van solidariteit = keuze van sparen)
Verplicht collectief sparen = sociale zekerheid
1.2. Ideologische achtergrond = geen nieuw idee
1.3. Historiek (in BE: na WOII (1944) basiswet sociale zekerheid)
Grootste issue vandaag: blijft het betaalbaar nee (idealiter: bijdragen dekken uitgaven)
Evenwicht nodig van inkomsten en uitgaven: nieuwe mogelijkheid naast premies =
belasting
1.4. Op welke gebieden is SZ actief?
Voorzieningen op vlak van:
o WLH
o Pensioenen
Rustpensioen: op einde van loopbaan
Overlevingspensioen: = “weduwenaarspensioen”
o Invaliditeit/ziekte
o Vakantie
o Kinderbijslag
1.5. Drie hoodstelsels
Stelsel van Werknemers
Stelsel van Zelfstandigen
Stelsel van Ambtenaren (statutair (w in SZ gelijkgesteld met WN) en niet-
statutair)
Naast deze hoofdstelsels: bestaan specifieke stelsels (NMBS)
1.6. Financiering
Bijdragen
o Werkgever (25-30%)/werknemer
o Zelfstandigen
3
, o Overheid voor ambtenaren
Rijkstoelage (belastingen die toegevoegd worden aan bijdragen)
Opbrengsten uit beleggingen en diversen
4
, 1.6.1. Werknemers & Bijdrage: Werkgever/Werknemer
13.07% van brutoloon aan SZ (onafhankelijk van hoogte van brutoloon)
Automatische afhouding op brutoloon door WG doorstorten aan RSZ
getrapt systeem van schijven: 20.50%, 14.16% en 0% (op bedrag > 108
238.40
o Maximumbijdrage = 5148.15 euro
Bovenop brutoloon: patronale bijdrage door WG
1.6.2. Zelfstandigen
Betalen driemaandelijkse bijdrage aan sociaal verzekeringsfonds
Geen/verminderde bijdrage te betalen door
o Mensen die naast hoofdberoep ook een zelfstandig bijberoep
uitoefenen
o Tewerkgestelde gepensioneerden
o TENZIJ: jaarinkomen > bepaald jaarlijks bedrag
1.6.3. Ambtenaren
Betaling door tewerkstellende overheid (van sociale uitkering):
o Ambtenaren die niet tewerkgesteld zijn bij plaatselijke/provinciale overheidsdienst
o Zelf: enkel persoonlijke bijdragen van
7.5% voor overlevingspensioenen
3.55% voor tak geneeskundige verzorging (verhoofd met Wgbijdrage
(3.86%)
RSZ
o Bevoegd voor personeelsleden vj plaatselijke/provinciale overheidsdienst
! (niet-statutair) personeel v plaatselijke/provinciale overheidsdiensten
aangeworven met arbeidsovereenkomst = algemene regeling voor
werknemers
1.6.4. Alternatieve financiering
Doel
o Inperking van staatstoelagen
o Daling werkgeversbijdrage
Bestaande uit: % van BTW-ontvangsten (& evtl accijzen & personen- & venn
bel)
1.6.5. Toekomst
2. Het rustpensioen algemeen
Repartitiestelsel
Pensioenleeftijd
Vervroegd pensioen
Werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
2.1. Repartitiestelsel = omslagstelsel “= ik spaar niet voor mezelf”
5
,= financieringssysteem waarbij de werkende bevolking via (belastingen) of premies
direct de uitkeringen of pensioenen van de huidige gepensioneerden betaalt
goed systeem als we een normale bevolkingspyramide hebben
2.2. Optrekken pensioenleeftijd
66 in 2025
67 in 2030
(korter werken: risico op verminderd pensioen, extra werken: pensioensbonus)
2.3. Vervroegd pensioen: combinatie minimale leeftijd en loopbaan
(EIG 42 jaar loopbaan en 63 jaar)
Bijkomende overgangsmaatregel
o Minimum 59 jaar in 2016 = mogelijkheid op vervroegd pensioen vanaf 2017
Aan leeftijds- en loopbaanvoorwaarden van het ingangsjaar 2016,
verhoogd met 1 jaar
o Eind 2016: net niet voldoen aan loopbaan- en leeftijdsvoorwaarden + 58/59
jaar
Slechts 2 of 1 jaar langer moeten doorwerken om vervroegd pensioen
te knn krijgen
2.4. Criteria van zware beroepen
Fysieke zwaarte van het werk
Onregelmatige uren
Veiligheidsrisico’s
Stress
(sommige voldoen aan: alle 4/enkele/1
2.5. SWT = stelsel met werkloosheidstoeslag
= stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (= vroegere ‘brugpensioen’)
Nog vroeger laten gaan dan vervroegd pensioen
Ontslagen werknemers: ontvangen WLHuitkering in afwachting van pensioen
o 60% van loon
o Begrenzing: 1610.80 euro/maand
! iedereen die meer dan 2684.86 verdient (= maximumtoelage)
o Aanvulling met bedrijfstoeslag betaald door WG/fonds van sector
Min. ½ v verschil tss nettoloon & werkloosheidsuitkering
! WG: betaalt zeer hoge szbijdragen hierop
Strenge leeftijds- en loopbaanvoorwaarden!
Werkenden in O in moeilijkheden/herstructurering: (bijk.) specifieke SWT-
regeling
2.5.1. SWT op 62 jaar (inhoud ervan niet kennen)
2.5.2. SWT op 58 jaar: “medisch SWT”
6
, 2.5.3. SWT op 60 jaar
2.5.4. Ondernemingen in moeilijkheden of herstructurering
2.6. Feitelijke pensioenleeftijd : zo snel mogelijk (gem. 61 jaar)
3. Rustpensioen volgens sociaal statuut
3.1. Rustpensioen werknemer (vlug over gegaan)
3 parameters voor het berekenen pesioen van werknemer – VOORBEELD dia 66
Berekening van het pensioen = 1/45ste * L * 75 of 60%
1/45ste = loopbaan
o Werkelijk gewerkte of gelijkgestelde (ziekte, invaliditeit of legerdienst)
periodes
L = loon rekening houdend met brutoloon (geplafoneerd)
o Werkelijk, forfaitair of fictief geherwaardeerd
Werkelijk: als je gewerkt hebt: werken met werkelijk loon maar
geplafoneerd
Forfaitair: voor periodes van WLH & ziekte
Fictief: voor de jaren waarin de overheid niet heeft bijgehouden
wat uw loon was
! voor het pensioen wordt geherwaardeerd aan de index
Naargelang de gezinssituatie (coefficiënt) – te maken met:
o Gezinspensioen = 75%
Parameter: slechts 1 van beide heeft rechten opgebouwd (eigen
carrière) = uitkeren van gezinspensioen
o Alleenstaande = 60%
Parameter: beide zelf rechten opgebouwd (eigen carrière) =
allebei een alleenstaand pensioen (ookal wonen ze samen)
o !! TUSSENGROEP mogelijk: een volledige carrière & een beperkte
carrière
Voor allebei 60% Het hoogste van de 2
Voor het hoogste 75% wordt uitgekeerd
! Zelfstandigen: hierbij wordt rekening gehouden met
een harmonisatiecoefficiënt
Reden: hebben minder bijdragen betaald = minder pensioen (1/3 minder
pensioen dan werknemer)
Voor lonen vanaf 2021 wordt de correctiefactor niet meer toegepast
o Dat 1/3e krijgen ze nu dus wel, zonder dat ze meer bijdragen moeten
betalen dan toen
3.2. Loopbaan
Vroeger: loopbaanjaren
Nu: # dagen gewerkt (14 040 dagen voor een volledig pensioen zaterdag w
meegeteld)
7
, Gemiddeld: 2/3 effectief werken & 1/3 niet (WLH/Ziekte…) maar wordt wel
meegerekend voor pensioen
Diplomajaren: overheid zal kans bieden om af te kopen = bijdrage betalen aan BE
staat
3.3. Rustpensioen ambtenaar
Berekening van het pensioen = 1/60ste * aantal dienstjaren * loon
! kijken naar gemiddeld loon van de laatste 10 jaar en als hij 45 jaren heeft gewerkt,
krijgt hij 75%
1/60ste = tantième
o Lagere tantième voor bepeelde functies (kortste: 1/12)
Voordeligere loopbaanbreuken (dia 76)
Betekenis: met minder jaren kan je een volledig pensioen
krijgen
Dienstjaren
o Max 45 jaar (bij volledige carrière) (= max 45/60)
o Werkelijk of gelijkgesteld
o Je start vandaag als contractueel, niet als statutair
= gemengd pensioen
Contractueel = pensioen als WN
Statutair = pensioen als ambtenaar
Vroeger: als je gestart werd als cotractueel en je ging over in
statutair over de jaren heen de jaren dat je contractueel was,
werden automatisch ook “statutair”
Loon
o Werkelijk of fictief
o Gemiddelde van de laatste 10 jaar, geperequateerd
= perequatie = de loonstijging die vandaag toegekend wordt
aan de ambtenarij die werken, wordt ook toegepast aan degene
die reeds op pensioen zijn
Motivatie creëren: goede statutaire pensioenen
o Vroeger: minder tijdens carrière en hoger pensioen
o Nu: meer tijdens carrière en lager pensioen (+-4%)
o Privé krijgen voordelen: bv. groepsverzekering
8