ALGEMENE PSYCHOLOGIE
DOEL
Cognitieve psychologie
• Cognitie is geen passief proces.
• Het is een actieve verwerking door verschillende hersengebieden.
HOOFDSTUK 1: WAT IS PSYCHOLOGIE?
EEN DEFINITIE VAN DE PSYCHOLOGIE
• Psychologie is de wetenschappelijke studie van het gedrag en waarbij de gedragsevidentie
gebruikt wordt om de interne processen te begrijpen die aan het gedrag ten grondslag liggen.
• Psychologen proberen door systematische observatie van meetbare kenmerken (het gedrag)
inzicht te krijgen in processen die niet rechtstreeks te observeren vallen (interne processen).
Vragen binnen de psychologie
• Waarom treedt bepaald gedrag op?
• Welke processen zijn nodig om het gedrag tot stand te brengen?
• Hoe onderscheidt het gedrag van mensen zich van dat van dieren?
Onderzoeksmethoden
• Gedrag wordt geobserveerd en gemeten.
• Theorieën worden opgesteld over de interne en vaak onzichtbare processen achter gedrag.
• Voorbeelden van gedrag: spelen, lezen, sporten, fietsen, praten…
Wetenschappelijke aanpak
• Systematisch empirisme: kennis verwerven via gecontroleerde observatie en experimenten.
• Experimenteel onderzoek: manipuleren van één variabele, andere controleren, en het effect op
gedrag meten (bv. effect van videogames op agressie).
• Informatieverwerking is vaak het eigenlijke studieobject, eerder dan het gedrag zelf.
Psychologie als wetenschap
• Past binnen het bredere kader van wetenschappen zoals sterrenkunde, biologie en fysica.
• Gedrag = meetbaar; interne processen = onzichtbaar, maar af te leiden via gedrag.
• Wat vandaag niet observeerbaar is, kan dat later wel worden.
1
,Vooruitgang in psychologisch onderzoek
• Door betere meetmethoden en technieken.
• Door een gerichtere focus op wat belangrijk is om te observeren.
• Beter inzicht in interne processen maakt het mogelijk gedrag te voorspellen onder bepaalde
omstandigheden.
Historisch perspectief
• Hermann Ebbinghaus (1885): “Van het oudste onderwerp zullen wij de nieuwste wetenschap
maken.”
• Psychologie is een oud onderwerp – mensen hebben zich altijd al vragen gesteld over hoe gedrag
werkt.
ONTWIKKELEN RICHTING PSYCHOLOGIE
In 16e, 17e eeuw (wetenschappelijke én copernicaanse revolutie) werd observatie dé wetenschappelijke
methode en dit bracht vragen met zich mee over menselijke informatie verwerking…
Vragen over het menselijk gedrag zijn zo oud als het bestaan van de mens en worden
systematisch beschreven door de eerste grote filosofen.
Psychologie daarentegen is als wetenschappelijke discipline nog zeer jong.
REDE, INTUÏTIE EN GELOOF
In het oude Griekenland ontstonden de eerste invloedrijke filosofische geschriften. Filosofen stelden zich
vragen over het universum en over de plaats van de mens daarin. Wat opvalt, is dat ze voor antwoorden
steeds vertrokken vanuit de mens zelf. Mensen werden gezien als de enige wezens met rede – het
vermogen om logisch na te denken – en daardoor konden ze de realiteit begrijpen op een manier die
dieren niet konden.
Plato
Plato maakte een duidelijk onderscheid tussen twee werelden:
• De ware, onzichtbare wereld van onveranderlijke, ideale vormen:
o De ziel van de mens behoort tot deze wereld.
o De ziel verblijft tijdelijk in het lichaam en keert na de dood terug naar de kosmos.
o Ze beschikt over kennis van de ideale wereld.
o Deze kennis is niet afkomstig van observatie, maar wordt toegankelijk via de rede.
o Mensen nemen soms dingen waar die niet echt zijn, zoals in dromen en visioenen.
o Wiskunde was voor Plato de hoogste vorm van wijsheid, omdat die het dichtst bij de
ideale wereld komt.
2
, • De zichtbare, veranderlijke wereld rondom ons:
o Deze wereld is een onvolmaakte afspiegeling van de ideale wereld.
o Ze is toegankelijk via observatie, maar dat is volgens Plato minder betrouwbaar.
o Observatie is iets wat ook dieren doen en levert geen echte kennis op.
Aristoteles
Aristoteles hechtte meer belang aan observatie dan Plato, maar ook voor hem kon ware kennis daar niet
op gebaseerd zijn. Om echte kennis te verwerven, moest men vertrekken vanuit onwrikbare
uitgangspunten, ook wel axioma’s genoemd.
• Deze axioma’s worden door de menselijke rede als zelfevident herkend.
• Het proces waarbij men deze herkent, noemde Aristoteles een demonstratie.
• Voorbeeld van zo'n axioma: aarde en water bewegen naar het centrum van de wereld, lucht en
vuur streven omhoog, richting de maan.
• Net als Plato zag hij wiskunde, en in het bijzonder meetkunde, als de meest ideale wetenschap.
• Ook Aristoteles baseerde zijn kennis uiteindelijk op de menselijke rede.
Na de val van het Romeinse Rijk
Na de val van het Romeinse Rijk werd de Rooms-katholieke Kerk de belangrijkste hoeder van kennis. De
geschriften van Plato en Aristoteles werden vertaald en opgenomen in de kerkelijke leer.
• Plato’s ideeën over de ideale wereld pasten goed bij het christelijke beeld van het streven naar
de hemel.
• Aristoteles’ demonstraties werden geïnterpreteerd als goddelijke ingevingen.
• In die tijd werd de Kerk gezien als de meest betrouwbare bron van kennis.
• Men geloofde dat de mensheid onderweg veel kennis had verloren, en dat het daarom nodig was
om de oude geschriften van de klassieke denkers te herontdekken om de waarheid terug te
vinden.
DE WETENSCHAPPELIJKE REVOLUTIE
Een nieuwe manier van denken.
• De overtuiging van de Grieken en de Katholiek kerk
o Ware kennis is gebaseerd op nadenken, intuïtief aanvoelen en goddelijke ingevingen lijkt
spontaan te ontstaan want we vinden het overal terug.
3
, WETENSCHAPPELIJKE REVOLUTIE
• Europa
o In de 16de eeuw groeide deze nieuwe vorm
▪ De overtuiging dat ware kennis gebaseerd is op systematische observatie en
actief ingrijpen in de wereld.
▪ Opgekomen door:
• Verminderde macht van de Rooms-Katholieke kerk
• Herwaardering van handel en handenarbeid
• Uitvinding boekdrukkunst
• Ontdekkingsreizen en de confrontatie van de westerse wereld met de
Islamitische en Chinese wereld
• Oprichting universiteiten
• Periode van relatieve welvaart
DE COPERNICAANSE REVOLUTIE
• Het inzicht dat de aarde niet het centrum vormde van het heelal!
• De vaststelling dat de kalender niet meer bleek te kloppen:
o Sinds het Romeinse Rijk werd gebruik gemaakt van de Juliaanse kalender, ingevoerd door
Caeser Julius.
▪ 365 dagen en 1 schrikkeldag om de 4 jaar
▪ Deze onderschatte de kalender met 11 minuten per jaar
▪ Hierdoor werd er om de 134 jaar 1 dag gemist
▪ Eind 15de eeuw liep de kalender 10 dagen verkeerd
o Juliaanse kalender -> Gregoriaanse kalender
▪ Sprong van 4/10 -> 15/10
▪ Een belangrijk axioma ter discussie gesteld, namelijk de demonstratie dat de
aarde stilstond in het universum.
• Nicolaus Copernicus
o Een handgeschreven tekst in 1514, bewegingen vielen beter te begrijpen wanneer men
ervan uit ging dat niet alle hemellichamen rond de aarde draaiden, maar dat de aarde
rond de zon draaide.
o Pas in het jaar van zijn dood werd dit gepubliceerd.
• Galileo Galilei
o Publiceerde in 1632 een boek waarin hij het Copernicaanse model verdedigde met een
reeks van onderbouwde nieuwe observaties.
o Mogelijk gemaakt door de uitvinding van de telescoop
• Isaac Newton
o Werkt Galilei ’s ideeën verder uit
o Bewegingen van de planeten rond de zon beschreef aan de hand van eenvoudige
wiskundige formules.
o De wet van Newton worden beschouwd als het begin van de fysica, de eerste
natuurwetenschappen
4
DOEL
Cognitieve psychologie
• Cognitie is geen passief proces.
• Het is een actieve verwerking door verschillende hersengebieden.
HOOFDSTUK 1: WAT IS PSYCHOLOGIE?
EEN DEFINITIE VAN DE PSYCHOLOGIE
• Psychologie is de wetenschappelijke studie van het gedrag en waarbij de gedragsevidentie
gebruikt wordt om de interne processen te begrijpen die aan het gedrag ten grondslag liggen.
• Psychologen proberen door systematische observatie van meetbare kenmerken (het gedrag)
inzicht te krijgen in processen die niet rechtstreeks te observeren vallen (interne processen).
Vragen binnen de psychologie
• Waarom treedt bepaald gedrag op?
• Welke processen zijn nodig om het gedrag tot stand te brengen?
• Hoe onderscheidt het gedrag van mensen zich van dat van dieren?
Onderzoeksmethoden
• Gedrag wordt geobserveerd en gemeten.
• Theorieën worden opgesteld over de interne en vaak onzichtbare processen achter gedrag.
• Voorbeelden van gedrag: spelen, lezen, sporten, fietsen, praten…
Wetenschappelijke aanpak
• Systematisch empirisme: kennis verwerven via gecontroleerde observatie en experimenten.
• Experimenteel onderzoek: manipuleren van één variabele, andere controleren, en het effect op
gedrag meten (bv. effect van videogames op agressie).
• Informatieverwerking is vaak het eigenlijke studieobject, eerder dan het gedrag zelf.
Psychologie als wetenschap
• Past binnen het bredere kader van wetenschappen zoals sterrenkunde, biologie en fysica.
• Gedrag = meetbaar; interne processen = onzichtbaar, maar af te leiden via gedrag.
• Wat vandaag niet observeerbaar is, kan dat later wel worden.
1
,Vooruitgang in psychologisch onderzoek
• Door betere meetmethoden en technieken.
• Door een gerichtere focus op wat belangrijk is om te observeren.
• Beter inzicht in interne processen maakt het mogelijk gedrag te voorspellen onder bepaalde
omstandigheden.
Historisch perspectief
• Hermann Ebbinghaus (1885): “Van het oudste onderwerp zullen wij de nieuwste wetenschap
maken.”
• Psychologie is een oud onderwerp – mensen hebben zich altijd al vragen gesteld over hoe gedrag
werkt.
ONTWIKKELEN RICHTING PSYCHOLOGIE
In 16e, 17e eeuw (wetenschappelijke én copernicaanse revolutie) werd observatie dé wetenschappelijke
methode en dit bracht vragen met zich mee over menselijke informatie verwerking…
Vragen over het menselijk gedrag zijn zo oud als het bestaan van de mens en worden
systematisch beschreven door de eerste grote filosofen.
Psychologie daarentegen is als wetenschappelijke discipline nog zeer jong.
REDE, INTUÏTIE EN GELOOF
In het oude Griekenland ontstonden de eerste invloedrijke filosofische geschriften. Filosofen stelden zich
vragen over het universum en over de plaats van de mens daarin. Wat opvalt, is dat ze voor antwoorden
steeds vertrokken vanuit de mens zelf. Mensen werden gezien als de enige wezens met rede – het
vermogen om logisch na te denken – en daardoor konden ze de realiteit begrijpen op een manier die
dieren niet konden.
Plato
Plato maakte een duidelijk onderscheid tussen twee werelden:
• De ware, onzichtbare wereld van onveranderlijke, ideale vormen:
o De ziel van de mens behoort tot deze wereld.
o De ziel verblijft tijdelijk in het lichaam en keert na de dood terug naar de kosmos.
o Ze beschikt over kennis van de ideale wereld.
o Deze kennis is niet afkomstig van observatie, maar wordt toegankelijk via de rede.
o Mensen nemen soms dingen waar die niet echt zijn, zoals in dromen en visioenen.
o Wiskunde was voor Plato de hoogste vorm van wijsheid, omdat die het dichtst bij de
ideale wereld komt.
2
, • De zichtbare, veranderlijke wereld rondom ons:
o Deze wereld is een onvolmaakte afspiegeling van de ideale wereld.
o Ze is toegankelijk via observatie, maar dat is volgens Plato minder betrouwbaar.
o Observatie is iets wat ook dieren doen en levert geen echte kennis op.
Aristoteles
Aristoteles hechtte meer belang aan observatie dan Plato, maar ook voor hem kon ware kennis daar niet
op gebaseerd zijn. Om echte kennis te verwerven, moest men vertrekken vanuit onwrikbare
uitgangspunten, ook wel axioma’s genoemd.
• Deze axioma’s worden door de menselijke rede als zelfevident herkend.
• Het proces waarbij men deze herkent, noemde Aristoteles een demonstratie.
• Voorbeeld van zo'n axioma: aarde en water bewegen naar het centrum van de wereld, lucht en
vuur streven omhoog, richting de maan.
• Net als Plato zag hij wiskunde, en in het bijzonder meetkunde, als de meest ideale wetenschap.
• Ook Aristoteles baseerde zijn kennis uiteindelijk op de menselijke rede.
Na de val van het Romeinse Rijk
Na de val van het Romeinse Rijk werd de Rooms-katholieke Kerk de belangrijkste hoeder van kennis. De
geschriften van Plato en Aristoteles werden vertaald en opgenomen in de kerkelijke leer.
• Plato’s ideeën over de ideale wereld pasten goed bij het christelijke beeld van het streven naar
de hemel.
• Aristoteles’ demonstraties werden geïnterpreteerd als goddelijke ingevingen.
• In die tijd werd de Kerk gezien als de meest betrouwbare bron van kennis.
• Men geloofde dat de mensheid onderweg veel kennis had verloren, en dat het daarom nodig was
om de oude geschriften van de klassieke denkers te herontdekken om de waarheid terug te
vinden.
DE WETENSCHAPPELIJKE REVOLUTIE
Een nieuwe manier van denken.
• De overtuiging van de Grieken en de Katholiek kerk
o Ware kennis is gebaseerd op nadenken, intuïtief aanvoelen en goddelijke ingevingen lijkt
spontaan te ontstaan want we vinden het overal terug.
3
, WETENSCHAPPELIJKE REVOLUTIE
• Europa
o In de 16de eeuw groeide deze nieuwe vorm
▪ De overtuiging dat ware kennis gebaseerd is op systematische observatie en
actief ingrijpen in de wereld.
▪ Opgekomen door:
• Verminderde macht van de Rooms-Katholieke kerk
• Herwaardering van handel en handenarbeid
• Uitvinding boekdrukkunst
• Ontdekkingsreizen en de confrontatie van de westerse wereld met de
Islamitische en Chinese wereld
• Oprichting universiteiten
• Periode van relatieve welvaart
DE COPERNICAANSE REVOLUTIE
• Het inzicht dat de aarde niet het centrum vormde van het heelal!
• De vaststelling dat de kalender niet meer bleek te kloppen:
o Sinds het Romeinse Rijk werd gebruik gemaakt van de Juliaanse kalender, ingevoerd door
Caeser Julius.
▪ 365 dagen en 1 schrikkeldag om de 4 jaar
▪ Deze onderschatte de kalender met 11 minuten per jaar
▪ Hierdoor werd er om de 134 jaar 1 dag gemist
▪ Eind 15de eeuw liep de kalender 10 dagen verkeerd
o Juliaanse kalender -> Gregoriaanse kalender
▪ Sprong van 4/10 -> 15/10
▪ Een belangrijk axioma ter discussie gesteld, namelijk de demonstratie dat de
aarde stilstond in het universum.
• Nicolaus Copernicus
o Een handgeschreven tekst in 1514, bewegingen vielen beter te begrijpen wanneer men
ervan uit ging dat niet alle hemellichamen rond de aarde draaiden, maar dat de aarde
rond de zon draaide.
o Pas in het jaar van zijn dood werd dit gepubliceerd.
• Galileo Galilei
o Publiceerde in 1632 een boek waarin hij het Copernicaanse model verdedigde met een
reeks van onderbouwde nieuwe observaties.
o Mogelijk gemaakt door de uitvinding van de telescoop
• Isaac Newton
o Werkt Galilei ’s ideeën verder uit
o Bewegingen van de planeten rond de zon beschreef aan de hand van eenvoudige
wiskundige formules.
o De wet van Newton worden beschouwd als het begin van de fysica, de eerste
natuurwetenschappen
4