Organisatieontwikkeling
De sociale sector waarin wij ons bewegen bestaat uit organisaties (sociale en publieke sector versus profit
sector, economisch).
Zowel voor opvoeder-begeleider als verder naar coördinator.
Opvoeder-begeleiders werken niet vacuüm, de organisatie heeft invloed op micro – macro – meso
vlakken van hun werk.
Evolutie in de sociale sector: Van caritatieve (liefdadigheid) HV naar HV professionalisering.
Duaal denken:
1. Profit sector = winst maken
Economische logica – winstbejag – klemtoon op beurzen en winst uitkeren
2. Sociale/publieke sector = geen winst maar zorg en solidariteit, dienstverlening
Vandaag: sectoren kunnen van elkaar leren!
Nieuwe tendensen in de sociale sector:
Vermarkting: De client krijgt een budget van de overheid en koopt zorg in. Zo ontstaat een markt van
vraag en aanbod waarin de zorgaanbieder zijn prijs zelf kan bepalen.
Gevolg: concurrentie Commercialisering/privatisering: er ontstaan private voorzieningen opgericht door
ouders maar ook door onafhankelijke diensten die werken met zorgkoppels zoals villavip en thomashuizen
Om niet duaal te denken zoals bedrijven:
Dienen ze een ‘goed’ product aan te bieden.
Dienen ze kostenbewust zijn (besparen).
Moeten ze efficiënter omgaan met financiële en personele middelen.
Mogen ze winst maken maar dit wordt herinversteerd in betere dienstverlening.
Moeten ze net zoals ondernemingen aandacht besteden aan de belangen van alle stakeholders/
belanghebbenden (cliënten, netwerk, buurt, personeel, organisaties en diensten met wie ze
werken.
Besluit: Ecologisch-sociaal-ethisch combineren net zoals bedrijven!
HST 1: De identiteit van de organisatie: Het
fundament.
1. Inleiding
“Coming together is a beginning, keeping together is a progress, working together is a success.”
(Edward Everett Hale)
Het fundament vormt de basis waarop alle (strategische) keuzes worden gemaakt binnen een organisatie.
Het beantwoordt onder andere de vragen: -> Wat is de bestemming en de bestaansreden?
-> Wat is de unieke bijdrage ten dienste van de omgeving? Wat
komt
de omgeving tekort zonder deze organisatie?
2. Wat zijn organisaties?
In onze samenleving en in ons leven is de invloed van organisaties groot, we komen er voortdurend mee
in contact, maken er gebruik van of engageren ons met een verscheidenheid hiervan.
2.1 Kenmerken van een organisatie
Organisatie = Organon (Grieks) = werktuig of middel.
-> Een organisatie is dus een hulmiddel om een doel te bereiken.
-> In een organisatiewerken mensen aan eenzelfde doel of missie.
Organisaties zijn functioneel en regelen het sociale leven en het dagelijkse gedrag van individuen.
Verbonden zijn in én met organisaties is een constante in ieders levensloop. Verschillende aspecten van
het dagelijks leven worden opgenomen door organisaties en spelen ze een belangrijke rol in.
,Organisaties (Daft, 2002): 1. Menselijke samenwerkingsverbanden.
2. Gericht op het realiseren van een duidelijk doel.
3. Ontworpen als systemen van bewust georganiseerde en gecoördineerde
activiteiten.
4. Verbonden met een externe omgeving.
2.2. Social profit vs profit organisaties
Social profit = containerbegrip voor tal van organisaties die hoofdzakelijk diensten leveren met een
maatschappelijk nut. Bv: Orthopedagogische sector.
Social profit organisaties = missie gedreven organisaties = Streven maatschappelijke en sociale
doelen na.
Profit organisaties = Gericht op winstmaximalisatie zodat het bedrijf kan blijven voortbestaan.
SPO PO
Gemeenschappelijke winst Winstmaximalisatie
Collectieve doelen Eigen doelen
Mogen vzw’s activiteiten ontwikkelen of producten verkopen waar ze winst uit kunnen halen?
-> vzw = ‘vereniging zonder winstoogmerk’.
-> 1 januari 2020 veranderd, mogen wel winst maken.
-> Voorwaarde: moet terugvloeien naar het doel en niet de organisatie of de leden verrijken.
-> vzw = ‘vereniging zonder winstuitkering’.
2.3 Organisatieontwikkeling, wat?
De drie belangrijkste basiscomponenten van organisaties zijn de wisselwerkingen tussen de organisatie en
de omgeving, de structuur en het menselijk kapitaal. (Roskam, 2023)
2.3.1 De organisatie en de omgeving
Organisaties staan in directe verbinding met de omgeving, ze willen deze beïnvloeden maar ondergaan
ook zelf invloed vanuit die omgeving.
De missie = De neergeschreven, specifieke bestaansreden van een organisatie. Waarom is deze nodig,
welk sociaal doel en impact wil men realiseren in de samenleving.
De strategie = Het vastleggen van de aanpak om de missie concreet te kunnen waarmaken.
2.3.2 De organisatie en structuur
De structuur = Rolverdeling, specifieke taken en bevoegdheden binnen de organisatie om de missie te
kunnen waarmaken. Bv: Organigram, taakverdeling,...
2.3.3 De organisatie en het menselijk kapitaal
Het menselijk kapitaal = Organisaties zijn mensenwerk, ze worden gedragen door van elkaar
afhankelijke, interactieve mensen, om via samenwerking het gemeenschappelijk doel na te streven en te
realiseren.
-> Kan ook persoonlijk doel hebben voor individuen.
-> Mensen moeten de structuur invullen, leiderschap is hier onmisbaar.
-> Motivatie, evaluatie en productiviteit helpen het succes vast te houden.
2.3.4 Kort samengevat
Missie gedreven organisaties hebben een sociaal doel voor ogen en willen duurzame impact
hebben op de samenleving of iets betekenen voor specifieke doelgroep waarvoor ze werken.
Om deze doelen te kunnen halen is gepaste organisatiestructuur belangrijk waarin rollen, taken,
functies vastliggen.
Eenmaal structuur duidelijk is, moeten de juiste mensen op juiste plaats aangetrokken en gezet
worden om deze doelstellingen van de organisatie te verwezenlijken.
3. Het grote WAAROM: Missie, visie en kernwaarden
, Een stevig fundament geeft de richting aan naar waar de organisatie heen wil, en bestaat uit:
1. De missie = de wat-vraag.
2. De visie en kernwaarden = de waarom-vraag.
3. De strategie = de hoe-vraag.
3.1 Missie
De missie = Zegt wat de organisatie wil doen en vormt de kern van het bestaansrecht. Het is tijdloos,
richt de blik naar binnen en vat de essentie van de organisatie samen. Ze focust op de eindbedoeling.
De 4 onderling versterkende basiselementen:
1. Waarom-vraag – Waarom bestaan ze?
2. Waar-vraag – In welke actiedomeinen zijn ze actief?
3. Wat-vraag – Wat zijn hun doelen?
4. Hoe-vraag – Welke waarden en normen vinden ze belangrijk?
De kenmerken van een goede missie = 7 MISSION-kenmerken.
1. Marktgeoriënteerd - De missie maakt duidelijk welke meerwaarde ze bieden, op welke doelgroep
willen ze inzetten.
2. Inspirerend – De missie inspireert de omgeving en motiveert de medewerkers.
3. Summier – De missie is beknopt, leesbaar en begrijpbaar voor de doelgroep.
4. Specifiek – De missie is specifiek en concreet, richtinggevend voor handelen, besluitvorming,
doelgroep en doelstelling.
5. Ijverig – De missie is ijverig en ambitieus, maar blijft realistisch.
6. Omstreden – De missie staat open en creëert permanent debat en discussie.
7. Nalatenschap – De missie wijzigt niet, er is dus over nagedacht om veroudering tegen te gaan.
Functies missie:
Kader gevend: richtinggevend.
Onderscheidend: eigenheid als organisatie tonen, onderscheiden van anderen.
Evaluerend: alle handelingen moeten toetssteen kunnen doorstaan.
Motiverend: medewerkers moeten energie krijgen, inspireren. Verband zien tussen missie en eigen
handelingen.
Cultuurvormend: missie heeft cultuur aan, wat zijn de kernwaarden, hoe moeten medewerkers zich
gedragen tegenover elkaar.
The Golden circle. (Simon Sinek)
Het impactmodel.
3.2 Visie
De sociale sector waarin wij ons bewegen bestaat uit organisaties (sociale en publieke sector versus profit
sector, economisch).
Zowel voor opvoeder-begeleider als verder naar coördinator.
Opvoeder-begeleiders werken niet vacuüm, de organisatie heeft invloed op micro – macro – meso
vlakken van hun werk.
Evolutie in de sociale sector: Van caritatieve (liefdadigheid) HV naar HV professionalisering.
Duaal denken:
1. Profit sector = winst maken
Economische logica – winstbejag – klemtoon op beurzen en winst uitkeren
2. Sociale/publieke sector = geen winst maar zorg en solidariteit, dienstverlening
Vandaag: sectoren kunnen van elkaar leren!
Nieuwe tendensen in de sociale sector:
Vermarkting: De client krijgt een budget van de overheid en koopt zorg in. Zo ontstaat een markt van
vraag en aanbod waarin de zorgaanbieder zijn prijs zelf kan bepalen.
Gevolg: concurrentie Commercialisering/privatisering: er ontstaan private voorzieningen opgericht door
ouders maar ook door onafhankelijke diensten die werken met zorgkoppels zoals villavip en thomashuizen
Om niet duaal te denken zoals bedrijven:
Dienen ze een ‘goed’ product aan te bieden.
Dienen ze kostenbewust zijn (besparen).
Moeten ze efficiënter omgaan met financiële en personele middelen.
Mogen ze winst maken maar dit wordt herinversteerd in betere dienstverlening.
Moeten ze net zoals ondernemingen aandacht besteden aan de belangen van alle stakeholders/
belanghebbenden (cliënten, netwerk, buurt, personeel, organisaties en diensten met wie ze
werken.
Besluit: Ecologisch-sociaal-ethisch combineren net zoals bedrijven!
HST 1: De identiteit van de organisatie: Het
fundament.
1. Inleiding
“Coming together is a beginning, keeping together is a progress, working together is a success.”
(Edward Everett Hale)
Het fundament vormt de basis waarop alle (strategische) keuzes worden gemaakt binnen een organisatie.
Het beantwoordt onder andere de vragen: -> Wat is de bestemming en de bestaansreden?
-> Wat is de unieke bijdrage ten dienste van de omgeving? Wat
komt
de omgeving tekort zonder deze organisatie?
2. Wat zijn organisaties?
In onze samenleving en in ons leven is de invloed van organisaties groot, we komen er voortdurend mee
in contact, maken er gebruik van of engageren ons met een verscheidenheid hiervan.
2.1 Kenmerken van een organisatie
Organisatie = Organon (Grieks) = werktuig of middel.
-> Een organisatie is dus een hulmiddel om een doel te bereiken.
-> In een organisatiewerken mensen aan eenzelfde doel of missie.
Organisaties zijn functioneel en regelen het sociale leven en het dagelijkse gedrag van individuen.
Verbonden zijn in én met organisaties is een constante in ieders levensloop. Verschillende aspecten van
het dagelijks leven worden opgenomen door organisaties en spelen ze een belangrijke rol in.
,Organisaties (Daft, 2002): 1. Menselijke samenwerkingsverbanden.
2. Gericht op het realiseren van een duidelijk doel.
3. Ontworpen als systemen van bewust georganiseerde en gecoördineerde
activiteiten.
4. Verbonden met een externe omgeving.
2.2. Social profit vs profit organisaties
Social profit = containerbegrip voor tal van organisaties die hoofdzakelijk diensten leveren met een
maatschappelijk nut. Bv: Orthopedagogische sector.
Social profit organisaties = missie gedreven organisaties = Streven maatschappelijke en sociale
doelen na.
Profit organisaties = Gericht op winstmaximalisatie zodat het bedrijf kan blijven voortbestaan.
SPO PO
Gemeenschappelijke winst Winstmaximalisatie
Collectieve doelen Eigen doelen
Mogen vzw’s activiteiten ontwikkelen of producten verkopen waar ze winst uit kunnen halen?
-> vzw = ‘vereniging zonder winstoogmerk’.
-> 1 januari 2020 veranderd, mogen wel winst maken.
-> Voorwaarde: moet terugvloeien naar het doel en niet de organisatie of de leden verrijken.
-> vzw = ‘vereniging zonder winstuitkering’.
2.3 Organisatieontwikkeling, wat?
De drie belangrijkste basiscomponenten van organisaties zijn de wisselwerkingen tussen de organisatie en
de omgeving, de structuur en het menselijk kapitaal. (Roskam, 2023)
2.3.1 De organisatie en de omgeving
Organisaties staan in directe verbinding met de omgeving, ze willen deze beïnvloeden maar ondergaan
ook zelf invloed vanuit die omgeving.
De missie = De neergeschreven, specifieke bestaansreden van een organisatie. Waarom is deze nodig,
welk sociaal doel en impact wil men realiseren in de samenleving.
De strategie = Het vastleggen van de aanpak om de missie concreet te kunnen waarmaken.
2.3.2 De organisatie en structuur
De structuur = Rolverdeling, specifieke taken en bevoegdheden binnen de organisatie om de missie te
kunnen waarmaken. Bv: Organigram, taakverdeling,...
2.3.3 De organisatie en het menselijk kapitaal
Het menselijk kapitaal = Organisaties zijn mensenwerk, ze worden gedragen door van elkaar
afhankelijke, interactieve mensen, om via samenwerking het gemeenschappelijk doel na te streven en te
realiseren.
-> Kan ook persoonlijk doel hebben voor individuen.
-> Mensen moeten de structuur invullen, leiderschap is hier onmisbaar.
-> Motivatie, evaluatie en productiviteit helpen het succes vast te houden.
2.3.4 Kort samengevat
Missie gedreven organisaties hebben een sociaal doel voor ogen en willen duurzame impact
hebben op de samenleving of iets betekenen voor specifieke doelgroep waarvoor ze werken.
Om deze doelen te kunnen halen is gepaste organisatiestructuur belangrijk waarin rollen, taken,
functies vastliggen.
Eenmaal structuur duidelijk is, moeten de juiste mensen op juiste plaats aangetrokken en gezet
worden om deze doelstellingen van de organisatie te verwezenlijken.
3. Het grote WAAROM: Missie, visie en kernwaarden
, Een stevig fundament geeft de richting aan naar waar de organisatie heen wil, en bestaat uit:
1. De missie = de wat-vraag.
2. De visie en kernwaarden = de waarom-vraag.
3. De strategie = de hoe-vraag.
3.1 Missie
De missie = Zegt wat de organisatie wil doen en vormt de kern van het bestaansrecht. Het is tijdloos,
richt de blik naar binnen en vat de essentie van de organisatie samen. Ze focust op de eindbedoeling.
De 4 onderling versterkende basiselementen:
1. Waarom-vraag – Waarom bestaan ze?
2. Waar-vraag – In welke actiedomeinen zijn ze actief?
3. Wat-vraag – Wat zijn hun doelen?
4. Hoe-vraag – Welke waarden en normen vinden ze belangrijk?
De kenmerken van een goede missie = 7 MISSION-kenmerken.
1. Marktgeoriënteerd - De missie maakt duidelijk welke meerwaarde ze bieden, op welke doelgroep
willen ze inzetten.
2. Inspirerend – De missie inspireert de omgeving en motiveert de medewerkers.
3. Summier – De missie is beknopt, leesbaar en begrijpbaar voor de doelgroep.
4. Specifiek – De missie is specifiek en concreet, richtinggevend voor handelen, besluitvorming,
doelgroep en doelstelling.
5. Ijverig – De missie is ijverig en ambitieus, maar blijft realistisch.
6. Omstreden – De missie staat open en creëert permanent debat en discussie.
7. Nalatenschap – De missie wijzigt niet, er is dus over nagedacht om veroudering tegen te gaan.
Functies missie:
Kader gevend: richtinggevend.
Onderscheidend: eigenheid als organisatie tonen, onderscheiden van anderen.
Evaluerend: alle handelingen moeten toetssteen kunnen doorstaan.
Motiverend: medewerkers moeten energie krijgen, inspireren. Verband zien tussen missie en eigen
handelingen.
Cultuurvormend: missie heeft cultuur aan, wat zijn de kernwaarden, hoe moeten medewerkers zich
gedragen tegenover elkaar.
The Golden circle. (Simon Sinek)
Het impactmodel.
3.2 Visie