Paragraaf 9 Historische achtergrond 1500-1700
De feodale koninkrijken → werden centraal geregeerde staten. Burgerij (iedereen die geen
geestelijke of edele was) werd steeds machtiger en rijker. De adel en Kerk verloren een deel
van hun gezag. In de 16e eeuw viel de kerk uiteen in katholieken en protestanten. Er
volgden godsdienstoorlogen → daardoor een economische crisis tot ver in de 17e eeuw. In
de 2e helft van de 17e eeuw werd het weer rustiger. In sommige landen ontstond absolute
monarchie: De koning bezit alle macht en is een soort vertegenwoordiger van God. Politiek
en godsdienstige gehoorzaamheid werden aan elkaar gekoppeld → zorgde voor rust en
orde.
In de 16e eeuw in NL werden de eerst zelfstandige Nederlandse gewesten, nu door Keizer
Karel V en daarna Filips ll (koning van Spanje) geregeerd. Deze probeerde de gewestelijke
autonomie (een gewest mag zelf beslissingen maken) in te perken en trad fel op tegen
ketters (protestanten). Hij stuurde een leger onder bevel van hertog Alva, zo begon de
Tachtigjarige Oorlog met Spanje. Uiteindelijk riepen de noordelijke gewesten de Republiek
der Verenigde Nederlanden uit. Het rijke gewest Holland bepaalde wat er moest gebeuren.
De vertegenwoordigers van elk gewest kwamen in Den Haag bijeen om te vergaderen. (de
Staten Generaal) De machtigste man was de landsadvocaat (ook wel raadpensionaris) van
Holland (een soort voorzitter-secretaris van de Hollandse Staten). Dit was eerst Johan van
Oldenbarnevelt en daarna Johan de Witt. Daarnaast was er een stadhouder uit het huis van
Oranje. Die werd de aanvoerder van leger en vloot. Deze functie werd bekleed door Willem
van Oranje, daarna zijn zoon Maurits en zijn zoon Frederik Hendrik. Tussen stadhouders en
raadpensionarissen van Holland was er voortdurend strijd om de macht: de stadhouders
wilden een centraal geregeerde staat, de raadpensionarissen wilden juist de gewestelijke
autonomie.
In de Republiek bloeiden economie, kunsten en wetenschappen. Er heerste grote vrijheid en
het was een toevluchtsoord voor veel buitenlandse geleerden die vervolgd werden. Het
zelfstandige Noorden beleefde zijn Gouden Eeuw, terwijl de zuidelijke gewesten in verval
raakten. Ze bleven in Spaanse handen, katholicisme was het enige toegestane geloof en het
Nederlands verviel tot een tweederangs taal voor bedienden en plattelandsbewoners. Pas in
de 19e eeuw ontstaat er weer een Nederlandstalige cultuur in het Zuiden.
In de 16e eeuw wordt West-Europa overheerst door de kunst- en cultuurstroming van de
Renaissance, die in Italië al in de 14e eeuw ontstaat. In de 16e eeuw ontstonden in Italië de
2 kunststromingen: Maniërisme en barok.
Stencil:
De 4 standen zijn adel, geestelijkheid, boeren en burgerij. De katholieke kerk werd minder
machtig doordat het veel kritiek kreeg omdat het te rijk werd. Mensen wilden sobere kerken.
De Tachtigjarige Oorlog duurde van 1568 - 1648. Men kwam in opstand tegen de kerk en de
Spaanse overheersers. Beroemde kerkhervormers zijn Maarten Luther en Johannes Calvijn.
, NL kwam in een Gouden Eeuw door de VOC (Verenigde Oostindische Compagnie).
Tegenwoordig is Gouden Eeuw een besmette term door slavenhandel en ongelijke verdeling
van de rijkdom. Op cultureel gebied ontstond de renaissance = wedergeboorte:
- van de mens wordt opnieuw geboren en ontwaakt uit de duistere Middeleeuwen
- van de klassieke oudheid → belangstelling voor oude Griekse en Romeinse cultuur
Paragraaf 10 De Renaissance
De Renaissance (= wedergeboorte) ontstond in Italië in de loop van de 14e eeuw. Men zette
zich af tegen de middeleeuwse cultuur en keek erover heen → naar de Romeinse tijd en de
Griekse cultuur. Men streefde naar een wedergeboorte van de Klassieke Oudheid. De eerste
onderzoekers van de klassieke cultuur worden humanisten genoemd. Zij kwamen op grond
van klassieke teksten tot een nieuwe visie op de rol van de mens. In de Middeleeuwse
opvatting was de mens op aarde volledig ondergeschikt geweest aan God en het bestaan in
het hiernamaals. Nu vond men de mens en aarde even belangrijk als God en het
hiernamaals. De theocentrische opvatting veranderde in een antropocentrische (antropos =
mens). Wat de mens presteerde werd niet meer gezien als een gave van God maar als iets
wat uit henzelf voortkwam. Een van de belangrijkste humanisten was de Nederlander
Desiderius Erasmus. Nauw verbonden met het antropocentrisme is het individualisme. De
mens was niet alleen deel van een groter geheel (dorp, kerk), maar had een individuele
persoonlijkheid die tot grootse dingen in staat was door zijn eigen verstand en wilskracht.
Kunstenaars gingen hun naam op de kunst zetten, maakten zelfportretten en dichters
schreven over hun persoonlijke omstandigheden. Het hoogste ideaal van de renaissancisten
was een ‘homo universalis’ worden. ‘De universele mens’: iemand die op alle vlakken van de
menselijke cultuur uitblonk. Leonardo da Vinci is een homo universalis. Empirisme betekent
dat mensen door middel van allerlei experimenten allerlei theorieën probeerden te bewijzen.
Men wilde niet blindelings de theologie en aanvaarden wat gedurende eeuwen overgeleverd
was. Hierdoor kwam er een enorme wetenschappelijke opbloei. Bijvoorbeeld in de geografie,
taalkunde, geschiedschrijving, natuurwetenschappen.
Ook op gebied van de kerk kwam empirisme en individualisme terug. Men ging het geloof
bestuderen en nam niet zomaar aan wat de kerk beweerde. Sommigen kwamen erachter
dat er veel wantoestanden heersten in de kerk, toen het niet lukte haar van binnenuit te
hervormen verlieten sommige de kerk om het ware geloof buiten de kerk in ere te herstellen.
Deze beweging heet de hervorming, reformatie of protestantisme. De 2 belangrijkste
hervormers zijn Luther en Calvijn. Hoewel de boekdrukkunst was uitgevonden bereikten de
ideeën toch maar een klein deel van de bevolking, omdat de meeste mensen nog analfabeet
waren. De meerderheid bleef daarom leven met verouderde denkbeelden. Het geloof in
heksen bijvoorbeeld, zij kwamen op de brandstapel terecht.
Stencil:
Belangrijke naam Italiaanse renaissance: Petrarca (humanist & dichter). Hij was de eerste
die op een andere manier ging schrijven (sonnet).
Memento Mori (gedenk te sterven) wordt vervangen door Carpe Diem (pluk de dag).
In de geografie werd door Copernicus ontdekt dat de aarde rond is en Amerika door
Columbus. In de taalkunde en geschiedschrijving gingen ze eerst de klassieken nadoen en