BACTERIOLOGIE 1
FBT 2C
BIOMEDISCHE LABORATORIUMTECHNOLOGIE | 2023-2024
,H1: PATHOGENICITEIT
1.1 ENKELE BEGRIPPEN
Pathologie: wetenschappelijke studie van ziekte, ziekteleer
Omvat:
Etiologie: ontstaan (oorzaken)
Pathogenesis: verdere ontwikkeling
Kolonisatie van de gastheer: aanwezigheid van mo op de (uitwendige) oppervlakken,
zonder dat er sprake is van ziekte (geen invasie, geen schade)
Infectie: invasie (binnendringen) en groei van pathogene mo in het lichaam van de
gastheer. Er wordt schade toegebracht aan de gastheer op één of andere manier.
Infectieuze ziekte: verslechtering van de gezondheidstoestand na infectie door schade
aan de gastheer
Pathogeniciteit: ziekteverwekkend vermogen van een kiem
Virulentie: graad van pathogeniciteit
1.2 NORMALE FLORA
= mo die voortdurend aanwezig zijn en geen ziekte veroorzaken
Een baby is steriel in utero en vanaf de passage door de vagina: kolonisatie van de huid
en slijmvliezen
Kolonisatie: Commensalisme of Mutualisme
Normaal geen schade! Doch: lokalisatie en omstandigheden kunnen een rol spelen
Relatie gastheer – normale flora
Microbieel antagonisme : bescherming tegen pathogenen
Vb1 : Lactobacillus <-> Gardnerella
Vb2 : E. coli <-> Salmonella
Symbiose = als mo samenleven met de mens voor bv uitscheidingsstoffen
Commensalisme = mens geen voordeel/nadeel mo. wel voordeel
Mutualisme : beiden hebben een voordeel
Parasitisme : het µorganisme heeft een voordeel ten koste van de gastheer:
schade, infectie
Transiënte flora = bacteriën die enkele dagen, weken, maanden op een bepaalde
lokalisatie aanwezig zijn (omgevingsorganismen)
Opportunistische pathogenen = in normale omstandigheden niet schadelijk. Bij verzwakte
afweer van de gastheer gaan ze zich gedragen als pathogenen
Relatie gastheer en opportunistische pathogenen
Geen ziekte op hun normale plaats: veel commensalen ↔ infectie: verplaatsing, invasie
Voorbeelden : Escherichia coli: darm urineblaas/tractus, Neisseria meningitidis,
Streptococcus pneumoniae
1.3 HET OPTREDEN VAN EEN ZIEKTE
Rapporteren over het optreden van een ziekte epidemiologie (studie van: transmissie,
incidentie en frequentie van een ziekte)
Incidentie : Het gedeelte van de bevolking dat binnen een bepaalde periode de ziekte
opdoet
Prevalentie : de fractie van de bevolking die op een bepaald moment aan de ziekte lijd
,Endemisch : Constant aanwezig in de populatie
Epidemisch : op een bepaald moment doen een verhoogd aantal mensen de ziekte op
Pandemisch : verspreid op wereldschaal
1.4 SOORTEN INFECTIEUZE ZIEKTEN
Overdraagbare aandoening : direct of indirect van gastheer naar gastheer
Besmettelijke aandoening : spreidt zeer gemakkelijk van de ene persoon naar de andere
Niet – overdraagbare aandoening : veroorzaakt door mo die normaal groeien buiten de
mens en niet overgedragen worden van de ene persoon naar de andere
1.5 BETROKKENHEID VAN DE GASTHEER
Lokale infectie: bv abces
Systemische infectie: via bloed of lymfe
Bacteriëmie: aanwezigheid van bacteriën in het bloed
Sepsis/septikemie: bacteriën vermenigvuldigen zich in het bloed
Primaire infectie: eerste infectie van de gastheer
Secundaire infectie
1.6 VERSPREIDING VAN EEN ZIEKTE
RESERVOIRS VAN INFECTIE
= Persoon, dier of object die de geschikte omstandigheden levert aan het µorg om te
overleven en te delen
1. Humane reservoirs: zieken en dragers
2. Dierlijke reservoirs: zoönose (ziekte overdracht van dier naar mens)
Rabies honden
Ziekte van Lyme teken
Salmonellose kippen
3. Niet levende reservoirs: water (vb : Vibrio cholerae) of aarde (vb : schimmels,
eitjes van wormen, Clostridium endosporen)
PORTES DE SORTIE
= Uitgangen waarlangs een mo de gastheer kan verlaten
Luchtwegen (neus, mond)
Gastro intestinale tractus (speeksel, faeces)
Uro-genitale tractus (secreties via penis, vagina en urine)
Huid
bloed
PORTES D’ENTRÉE
= De specifieke ingang waarlangs een pathogeen toegang verkrijgt tot het lichaam
Mucosa:
o Luchtwegen: inhaleren van kiemen
o Gastro-intestinaal: inslikken van kiemen
o Uro-genitaal: seksueel contact
, Huid: zeer groot opp, zweet klieren en haarfollikels
Parenterale weg: injectie, operatie, wonde, uitdroging huid (splijting), beet
OVERDRACHT VAN EEN ZIEKT
Contact overdracht
o Direct (aanraking, kus, seks, handen)
o Indirect (thermometer, laken, handschoen, deurklink, klavier)
Druppeloverdracht : hoesten, niezen, lachen, praten (tot op 1,5m)
o Mycobacterium, Pseudomonas, Streptococcus pneumoniae, Haemophilus
influenzae, Burkholderia (muco), MRSA, griepvirus
o Indirecte verspreiding door druppel: druppels met infectieus agens geland
op een tafel, deurknop etc.
Vehikel overdracht door een medium zoals water, lucht, voedsel
Faeco-orale overdracht
o Handen niet wassen na toilet Hand geven aan volgende persoon
Vervolgens met hand mond aanraken
o Maaltijd bereiden Consumptie maaltijd
Vectoren
Hoe de ketting van infectie breken?
Hand hygiëne
Handen wassen
Handen ontsmetten
Draag handschoenen indien je manipulaties uitvoert op lichaamsvochten
mondmasker dragen om druppeloverdracht te verhinderen
1.7 NOSOCOMIALE INFECTIES
Ziekenhuisinfecties : 5 tot 10 %
Wegens veelvuldig gebruik van antibiotica
Selectie van resistente kiemen
Zieke mensen, verzwakt
Invasieve ingrepen
Andere ingrepen: sondes
Bv. Pseudomonas aeruginosa
1.8 MICROBIËLE MECHANISMEN VAN PATHOGENICITEIT
HET BINNENDRINGEN VAN EEN MO IN HET LICHAAM : BEÏNVLOEDENDE
FACTOREN EN MECHANISMEN
1. Invloed van de porte d’entrée
Vb.1 Salmonella :
o inslikken ziekte (~ dosis)
o op de huid geen ziekte
De mond is hier een geschikte porte d’entrée om ziekte te
veroorzaken en de huid niet.
FBT 2C
BIOMEDISCHE LABORATORIUMTECHNOLOGIE | 2023-2024
,H1: PATHOGENICITEIT
1.1 ENKELE BEGRIPPEN
Pathologie: wetenschappelijke studie van ziekte, ziekteleer
Omvat:
Etiologie: ontstaan (oorzaken)
Pathogenesis: verdere ontwikkeling
Kolonisatie van de gastheer: aanwezigheid van mo op de (uitwendige) oppervlakken,
zonder dat er sprake is van ziekte (geen invasie, geen schade)
Infectie: invasie (binnendringen) en groei van pathogene mo in het lichaam van de
gastheer. Er wordt schade toegebracht aan de gastheer op één of andere manier.
Infectieuze ziekte: verslechtering van de gezondheidstoestand na infectie door schade
aan de gastheer
Pathogeniciteit: ziekteverwekkend vermogen van een kiem
Virulentie: graad van pathogeniciteit
1.2 NORMALE FLORA
= mo die voortdurend aanwezig zijn en geen ziekte veroorzaken
Een baby is steriel in utero en vanaf de passage door de vagina: kolonisatie van de huid
en slijmvliezen
Kolonisatie: Commensalisme of Mutualisme
Normaal geen schade! Doch: lokalisatie en omstandigheden kunnen een rol spelen
Relatie gastheer – normale flora
Microbieel antagonisme : bescherming tegen pathogenen
Vb1 : Lactobacillus <-> Gardnerella
Vb2 : E. coli <-> Salmonella
Symbiose = als mo samenleven met de mens voor bv uitscheidingsstoffen
Commensalisme = mens geen voordeel/nadeel mo. wel voordeel
Mutualisme : beiden hebben een voordeel
Parasitisme : het µorganisme heeft een voordeel ten koste van de gastheer:
schade, infectie
Transiënte flora = bacteriën die enkele dagen, weken, maanden op een bepaalde
lokalisatie aanwezig zijn (omgevingsorganismen)
Opportunistische pathogenen = in normale omstandigheden niet schadelijk. Bij verzwakte
afweer van de gastheer gaan ze zich gedragen als pathogenen
Relatie gastheer en opportunistische pathogenen
Geen ziekte op hun normale plaats: veel commensalen ↔ infectie: verplaatsing, invasie
Voorbeelden : Escherichia coli: darm urineblaas/tractus, Neisseria meningitidis,
Streptococcus pneumoniae
1.3 HET OPTREDEN VAN EEN ZIEKTE
Rapporteren over het optreden van een ziekte epidemiologie (studie van: transmissie,
incidentie en frequentie van een ziekte)
Incidentie : Het gedeelte van de bevolking dat binnen een bepaalde periode de ziekte
opdoet
Prevalentie : de fractie van de bevolking die op een bepaald moment aan de ziekte lijd
,Endemisch : Constant aanwezig in de populatie
Epidemisch : op een bepaald moment doen een verhoogd aantal mensen de ziekte op
Pandemisch : verspreid op wereldschaal
1.4 SOORTEN INFECTIEUZE ZIEKTEN
Overdraagbare aandoening : direct of indirect van gastheer naar gastheer
Besmettelijke aandoening : spreidt zeer gemakkelijk van de ene persoon naar de andere
Niet – overdraagbare aandoening : veroorzaakt door mo die normaal groeien buiten de
mens en niet overgedragen worden van de ene persoon naar de andere
1.5 BETROKKENHEID VAN DE GASTHEER
Lokale infectie: bv abces
Systemische infectie: via bloed of lymfe
Bacteriëmie: aanwezigheid van bacteriën in het bloed
Sepsis/septikemie: bacteriën vermenigvuldigen zich in het bloed
Primaire infectie: eerste infectie van de gastheer
Secundaire infectie
1.6 VERSPREIDING VAN EEN ZIEKTE
RESERVOIRS VAN INFECTIE
= Persoon, dier of object die de geschikte omstandigheden levert aan het µorg om te
overleven en te delen
1. Humane reservoirs: zieken en dragers
2. Dierlijke reservoirs: zoönose (ziekte overdracht van dier naar mens)
Rabies honden
Ziekte van Lyme teken
Salmonellose kippen
3. Niet levende reservoirs: water (vb : Vibrio cholerae) of aarde (vb : schimmels,
eitjes van wormen, Clostridium endosporen)
PORTES DE SORTIE
= Uitgangen waarlangs een mo de gastheer kan verlaten
Luchtwegen (neus, mond)
Gastro intestinale tractus (speeksel, faeces)
Uro-genitale tractus (secreties via penis, vagina en urine)
Huid
bloed
PORTES D’ENTRÉE
= De specifieke ingang waarlangs een pathogeen toegang verkrijgt tot het lichaam
Mucosa:
o Luchtwegen: inhaleren van kiemen
o Gastro-intestinaal: inslikken van kiemen
o Uro-genitaal: seksueel contact
, Huid: zeer groot opp, zweet klieren en haarfollikels
Parenterale weg: injectie, operatie, wonde, uitdroging huid (splijting), beet
OVERDRACHT VAN EEN ZIEKT
Contact overdracht
o Direct (aanraking, kus, seks, handen)
o Indirect (thermometer, laken, handschoen, deurklink, klavier)
Druppeloverdracht : hoesten, niezen, lachen, praten (tot op 1,5m)
o Mycobacterium, Pseudomonas, Streptococcus pneumoniae, Haemophilus
influenzae, Burkholderia (muco), MRSA, griepvirus
o Indirecte verspreiding door druppel: druppels met infectieus agens geland
op een tafel, deurknop etc.
Vehikel overdracht door een medium zoals water, lucht, voedsel
Faeco-orale overdracht
o Handen niet wassen na toilet Hand geven aan volgende persoon
Vervolgens met hand mond aanraken
o Maaltijd bereiden Consumptie maaltijd
Vectoren
Hoe de ketting van infectie breken?
Hand hygiëne
Handen wassen
Handen ontsmetten
Draag handschoenen indien je manipulaties uitvoert op lichaamsvochten
mondmasker dragen om druppeloverdracht te verhinderen
1.7 NOSOCOMIALE INFECTIES
Ziekenhuisinfecties : 5 tot 10 %
Wegens veelvuldig gebruik van antibiotica
Selectie van resistente kiemen
Zieke mensen, verzwakt
Invasieve ingrepen
Andere ingrepen: sondes
Bv. Pseudomonas aeruginosa
1.8 MICROBIËLE MECHANISMEN VAN PATHOGENICITEIT
HET BINNENDRINGEN VAN EEN MO IN HET LICHAAM : BEÏNVLOEDENDE
FACTOREN EN MECHANISMEN
1. Invloed van de porte d’entrée
Vb.1 Salmonella :
o inslikken ziekte (~ dosis)
o op de huid geen ziekte
De mond is hier een geschikte porte d’entrée om ziekte te
veroorzaken en de huid niet.