P1
Thailand heeft een tropisch klimaat. Het is er vaak heel warm als en het regentijd
is regent het heel veel. De dag begint dan zonnig maar dan komt er midden op
de dag een regenbui. Ookal ben je nat koud zul je het niet krijgen. De
temperatuur is namelijk nog steeds heel hoog. In thailand heeft het tropische
klimaat 2 vormen. Verschillend is de lengte van de droge tijd. Een lange droge tijd
noem je savanneklimaat. Een korte droge tijd noem je moessanklimaat. Thailand
heeft door de tropische warmte ook veel tropische regenwouden. Er groeien
reuzenboven en er leven wilde dieren zoals slangen, apen en olifanten. Grote
delen van thailand worden gebruikt voor landbouw. Er wordt vooral veel rijst
verbouwd. In het laagland van thailand zie je veel rijstakkers. Hoe ze in thailand
leven is anders dan hier. Dat is te zien aan godsdienst, voedsel, taal, kleding en
de inrichting van het landschap. Dat zijn alle kenmerken van cultuur. In thailand
is bijna iedereen boedhist. Boedhisten geloven in reïncarnatie. Dat is dat je na je
dood opnieuw wordt geboren. Je moet dan in dit leven goed je best doen om in
een goed gezin geboren te worden. Overal staan boedhistische tempels. Ze zien
er vaak prachtig uit en zijn mooi versierd. Er staat vaak ook een boedha beeld in.
Ook in het dagelijkse leven zijn de kenmerken van de thaise cultuur zichtbaar.
Bijvoorbeel op de markt. Het is er druk en de mensen rijden op scooters of
bakfietsen. Je kan er bijvoorbeeld ook dingen zoals varkenskoppen of
bloemenkransen kopen. Ook is er raar excotisch fruit. Maar als er op het bordje
staat wat het is kan je de thaise letters niet zo goed lezen. Ook tussen thailand
en nederland zijn er overeenkomsten. Bijvoorbeeld het winkelcentra. In thailand
heb je er hele grote en in europa zijn er vergelijkbare winkelcentra die even groot
zijn of er hetzelfde uitzien. Als je in thailand woont behoor je meestal tot het volk
de thai. Er zijn ook andere volken maar die wonen meestal in dorpen in de
berggebieden. Die mensen hebben ook een eigen cultuur.
, P2
Zuidoost-Azië bestaat uit 2 delen. Het vaste land is een schiereiland. Een
schiereiland is van 3 kanten omringt door de zee. Dit schiereiland grenst aan
grote landen zoals China of India. Op het vaste land wonen bijna de helft van de
600 miljoen inwoners van Zuidoost-Azië. De rest wonen op eilanden tussen de
Grote oceaan en de indische oceaan. Daar liggen landen zoals indonesië en de
filipijnen. Overal in Zuidoost-Azië merk je dat je in een ander cultuur gebied bent
dan in nederland. Het is een multicultureel gebied. Er wonen honderden volken
met veel variatie in godsdients, talen of cultuurkenmerken. In indonesië is een
groot deel van de bevolking islamiet. 5 keer per dag klinkt in de moskeeën de
oproep tot het gebed. In de hoofdstad van de filipijnen komen de katholieken
bijeen in de kathedraal. In Cambodja staat de grootste tempel van het
hindoeïsme. Een oorzaak voor cultuurverschillen kan door dat het makkelijk
bereikbaar is. Dat geldt vooral voor routes over zee. Meestal kan je bij een haven
aan land. Dan kun je makkelijk cultuur verspreiden. Al 2000 jaar komen er
invloeden van uit China. Grote aantallen chinezen kwamen naar Zuidoost-Azië om
er te komen wonen. Elke grote stad daar heeft wel een China town. Daar kunnen
chinezen met zijn allen bij elkaar wonen. Ze vormen ook wel een etnische groep.
In de economie spelen chinezen een grote rol. Ook uit india kwamen immigranten
en handelaren. Zij brachten ook geloven mee. Uit de arabische wereld namen ze
de islam mee naar maleisië en indonesië. Ook nu gebeurt dat nog veel. Vooral in
Thailand, Singapore en Maleisië komen veel mensen. daar is in de groeiende
industrie een groot tekort aan arbeiders. Eerst was Zuidoost-Azië een versnipperd
gebied. Dat veranderde in de 16e eeuw toen de europeanen er koloniën vormden.
Dat zijn gebieden in een ander wereld deel die in het bezit zijn van europese
landen. De europeanen voegden vorstendommen, stammegebieden en
konkinkrijken samen. Zo heeft nederland van meer dan 17.000 eilanden een
kolonie gemaakt. De kolonie leverde grondstoffen op voor de europese industrie.
Daarbij ging het om landbouwproducten en delfstoffen. Tegelijkertijd was de
kolonie ook een afzet markt voor industrie producten. De europeanen drukten
een belangrijk stempel op de inrichting. Ze eigenden zich grote stukken grond
toe om er plantages aan te leggen. Een plantage is een landbouwonderneming
waar op grote schaal een bepaald gewas wordt verbouwd. In de loop van de 20 e
eeuw werden koloniën zelfstandige staten. De grenzen bleven wel bestaan.
Daardoor zijn er honderden volken en culturen samengebracht in 11 staten. Een
van die staten is indonesië. Dat was eerst nederlands indië. Het samenleven van
al die verschillende bevolkingsgroepen veroorzaakt in een aantal staten
problemen. Vooral tussen islamieten en andere aanhangers zijn er conflichten.
Danktzij de culturele verschillen werken veel landen van Zuidoost-Azië ook
samen.
Thailand heeft een tropisch klimaat. Het is er vaak heel warm als en het regentijd
is regent het heel veel. De dag begint dan zonnig maar dan komt er midden op
de dag een regenbui. Ookal ben je nat koud zul je het niet krijgen. De
temperatuur is namelijk nog steeds heel hoog. In thailand heeft het tropische
klimaat 2 vormen. Verschillend is de lengte van de droge tijd. Een lange droge tijd
noem je savanneklimaat. Een korte droge tijd noem je moessanklimaat. Thailand
heeft door de tropische warmte ook veel tropische regenwouden. Er groeien
reuzenboven en er leven wilde dieren zoals slangen, apen en olifanten. Grote
delen van thailand worden gebruikt voor landbouw. Er wordt vooral veel rijst
verbouwd. In het laagland van thailand zie je veel rijstakkers. Hoe ze in thailand
leven is anders dan hier. Dat is te zien aan godsdienst, voedsel, taal, kleding en
de inrichting van het landschap. Dat zijn alle kenmerken van cultuur. In thailand
is bijna iedereen boedhist. Boedhisten geloven in reïncarnatie. Dat is dat je na je
dood opnieuw wordt geboren. Je moet dan in dit leven goed je best doen om in
een goed gezin geboren te worden. Overal staan boedhistische tempels. Ze zien
er vaak prachtig uit en zijn mooi versierd. Er staat vaak ook een boedha beeld in.
Ook in het dagelijkse leven zijn de kenmerken van de thaise cultuur zichtbaar.
Bijvoorbeel op de markt. Het is er druk en de mensen rijden op scooters of
bakfietsen. Je kan er bijvoorbeeld ook dingen zoals varkenskoppen of
bloemenkransen kopen. Ook is er raar excotisch fruit. Maar als er op het bordje
staat wat het is kan je de thaise letters niet zo goed lezen. Ook tussen thailand
en nederland zijn er overeenkomsten. Bijvoorbeeld het winkelcentra. In thailand
heb je er hele grote en in europa zijn er vergelijkbare winkelcentra die even groot
zijn of er hetzelfde uitzien. Als je in thailand woont behoor je meestal tot het volk
de thai. Er zijn ook andere volken maar die wonen meestal in dorpen in de
berggebieden. Die mensen hebben ook een eigen cultuur.
, P2
Zuidoost-Azië bestaat uit 2 delen. Het vaste land is een schiereiland. Een
schiereiland is van 3 kanten omringt door de zee. Dit schiereiland grenst aan
grote landen zoals China of India. Op het vaste land wonen bijna de helft van de
600 miljoen inwoners van Zuidoost-Azië. De rest wonen op eilanden tussen de
Grote oceaan en de indische oceaan. Daar liggen landen zoals indonesië en de
filipijnen. Overal in Zuidoost-Azië merk je dat je in een ander cultuur gebied bent
dan in nederland. Het is een multicultureel gebied. Er wonen honderden volken
met veel variatie in godsdients, talen of cultuurkenmerken. In indonesië is een
groot deel van de bevolking islamiet. 5 keer per dag klinkt in de moskeeën de
oproep tot het gebed. In de hoofdstad van de filipijnen komen de katholieken
bijeen in de kathedraal. In Cambodja staat de grootste tempel van het
hindoeïsme. Een oorzaak voor cultuurverschillen kan door dat het makkelijk
bereikbaar is. Dat geldt vooral voor routes over zee. Meestal kan je bij een haven
aan land. Dan kun je makkelijk cultuur verspreiden. Al 2000 jaar komen er
invloeden van uit China. Grote aantallen chinezen kwamen naar Zuidoost-Azië om
er te komen wonen. Elke grote stad daar heeft wel een China town. Daar kunnen
chinezen met zijn allen bij elkaar wonen. Ze vormen ook wel een etnische groep.
In de economie spelen chinezen een grote rol. Ook uit india kwamen immigranten
en handelaren. Zij brachten ook geloven mee. Uit de arabische wereld namen ze
de islam mee naar maleisië en indonesië. Ook nu gebeurt dat nog veel. Vooral in
Thailand, Singapore en Maleisië komen veel mensen. daar is in de groeiende
industrie een groot tekort aan arbeiders. Eerst was Zuidoost-Azië een versnipperd
gebied. Dat veranderde in de 16e eeuw toen de europeanen er koloniën vormden.
Dat zijn gebieden in een ander wereld deel die in het bezit zijn van europese
landen. De europeanen voegden vorstendommen, stammegebieden en
konkinkrijken samen. Zo heeft nederland van meer dan 17.000 eilanden een
kolonie gemaakt. De kolonie leverde grondstoffen op voor de europese industrie.
Daarbij ging het om landbouwproducten en delfstoffen. Tegelijkertijd was de
kolonie ook een afzet markt voor industrie producten. De europeanen drukten
een belangrijk stempel op de inrichting. Ze eigenden zich grote stukken grond
toe om er plantages aan te leggen. Een plantage is een landbouwonderneming
waar op grote schaal een bepaald gewas wordt verbouwd. In de loop van de 20 e
eeuw werden koloniën zelfstandige staten. De grenzen bleven wel bestaan.
Daardoor zijn er honderden volken en culturen samengebracht in 11 staten. Een
van die staten is indonesië. Dat was eerst nederlands indië. Het samenleven van
al die verschillende bevolkingsgroepen veroorzaakt in een aantal staten
problemen. Vooral tussen islamieten en andere aanhangers zijn er conflichten.
Danktzij de culturele verschillen werken veel landen van Zuidoost-Azië ook
samen.
