EHBO en reanimatie
1. Dringende geneeskundige hulpverlening en de niet planbare zorg
1.1 Inleiding
1.1.1 Geschiedenis
In 1959 werd na een ongeval het noodnummer 900 in het leven geroepen (er waren 16 hulpcentra).
Wanneer 900 werd gebeld, werd vanuit het dichtstbijzijnde hulpcentra een ambulance verstuurd.
901: politie
906: rijkswacht
In 1987 vonden ze dat deze telefoonnummers met een 1 moesten beginnen (aanpassing Europese
net).
100: dringende medische en brandweerhulp
101: politie en rijkswacht
In 2012 werd het noodnummer 112 in het leven geroepen (hierin kiezen tussen medische brandweer
of politionele hulp).
1.1.2 De noodcentrales 112
Er is pas sprake van dringende geneeskundige hulp (DGH) als er een oproep naar 112 is (elke
provincie heeft een hulpcentrale).
De noodcentrales worden bemant door operatoren (burgers zonder medische achtergrond) (opgeleid
om noodoproepen correct te verwerken).
Deze operatoren worden bijgestaan door een medische directie die wel medische achtergrond heeft.
Functies operatoren: 1 uitsturen van relevante hulpdiensten
2 radiocommunicatie met hulpverleners nadien
1.2 Werking van de noodcentrales 112
1.2.1 Middelen
Binnen DGH zijn er 3 verschillende middelen ter beschikking: 1 ziekenwagen (met 2 hulpverleners)
2 PIT of prehospitaal interventieteam
3 MUG of mobiele urgentiegroep
Deze 2 hulpverleners worden opgeleid om basis medische zorg toe te passen (basic life support of
basisreanimatie), verzorgen van wonden, spalken van breuken, immobiliseren van patiënt en veilig
evacueren en verplaatsen van patiënt.
,Ook opgeleid om PIT verpleegkundige en het MUG team (met urgentiearts) te assisteren.
PIT team bestaande uit een verpleegkundige met een bijzondere beroepstitel (gespecialiseerd in
intensieve zorg en spoedgevallenzorg). En dan een hulpverlener ambulancier. Deze mogen infusen
prikken en medicatie toedienen.
MUG bestaande uit een verpleegkundige met een bijzondere beroepstitel (gespecialiseerd in
intensieve zorg en spoedgevallenzorg). En dan een urgentiearts.
1.2.2 Telefonische triage
Wanneer operator in hulpcentrale een noodoproep verwerkt (behandelt), volgt die medische
triageprotocollen om context en ernst van oproep te bepalen (op basis hiervan worden er middelen
uitgestuurd).
MUG 1 levens of orgaanbedreigend (hoogste prioriteit)
MUG 2 mogelijk levens of orgaanbedreigend (medische bijstand)
PIT 3 kan op korte termijn evolueren naar levens of orgaanbedreigend (medische bijstand
volgens protocol)
PIT 4 kan evolueren naar levens of orgaanbedreigend (medische bijstand)
ZW 5 niet levens of orgaanbedreigend (ziekenwagen)
HA 6 dringend (medische inschatting voor diagnose) (snel nodig)
HA 7 wachtdienst (niet bedreigend) (medische inschatting voor diagnose)
HA 8 planbare zorg (afspraak maken)
1.2.3 Pre arrival instructions (PAI)
Tijdens het bellen geeft operator in afwachting van aankomen van hulpdiensten instructies aan de
beller.
Instructies met betrekking op: 1 veiligheid van slachtoffer en anderen
3 toedienen van eerste zorg
Belangrijkste PAI: 1 phone CPR (operator begeleidt beller om bij slachtoffer met hartstilstand
borstcompressies uit te voeren.
1.2.4 Ziekenhuis van bestemming
Patiënt wordt steeds afgevoerd naar dichtstbijzijnde ziekenhuis (bepaald door software van
noodcentrale).
Afvoeren van patiënt naar een adequaat ziekenhuis, een ziekenhuis dat in staat moet zijn om de
vermoede pathologie te kunnen behandelen.
Ziekenwagen mag in 2 gevallen afwijken van het dichtstbijzijnde ziekenhuis:
1 op vraag van arts
2 als patiënt al voor zijn pathologie gevolgd wordt in een ander ziekenhuis
, 1.3 Het hulpnummer 1733 en de niet planbare zorg
Via dit telefoonnummer kan de burger minder dringende medische hulp die niet kan wachten tot
volgende werkdag, inroepen tijdens wachtdienst.
1.4 Een noodoproep uitvoeren
Wanneer je zelf een noodoproep uitvoert, zijn er enkele zaken waarop je best let:
1 niet inhaken (wachten bij drukte in de noodcentrale)
2 geef je naam
3 aangeven of je medische geschoold bent
4 geef je duidelijke locatie (gemeente, straat, huisnummer, deurbel)
5 zaken waar hulpdiensten rekening mee moeten houden (ingang of werken)
6 geef aan als je vanop afstand bent en dus niet op plaats van incident bent
7 beschrijf omstandigheden en geef aantal gewonde personen aan
8 haak ik als de operator het zegt
9 houd je telefoon beschikbaar
10 bij wijziging van situatie (bel terug)
, 2. Reanimatie van volwassenen
2.1 Hartstilstand en keten van overleven
Plots hartstilstand (sudden cardiac arrest) (SCA) is 1 van de belangrijkste doodsoorzaken in
Europa. De belangrijkste doodsoorzaak bij volwassenen met aandoeningen van kransslagaders
(coronair lijden).
Hartstilstand: 1 hart stopt met kloppen en pompt geen bloed of zuurstof meer naar
organen
2 slachtoffer verliest bewustzijn
3 slachtoffer vertoont abnormale of geen ademhaling
Na 4 tot 6 minuten worden vitale organen beschadigd.
De meest voorkomende oorzaak van hartstilstand: 1 myocardinfarct (hartaanval)
Niet cardiale oorzaken van harstilstand: 1 zuurstoftekort (vb. verdrinking)
2 verstikking
3 overdosis of intoxicatie
4 trauma
5 elektrocutie
6 hersenbloeding
Een groot aantal slachtoffers vertoont alarmsymptomen (prodormi):
1 angina pectoris (vernauwing van kransslagaders)
2 pijn op de borst
3 kortademig
4 bewustzijnsverlies (syncope) (flauwvallen)
5 koud zweet
6 braken
2.1.1 Vroegtijdige herkenning
Vroegtijdige herkenning buiten ziekenhuis is cruciaal voor snelle activering van dringende medische
hulp en snelle start van reanimatie door omstanders.
Belangrijkste observaties: 1 niet reageren (bewusteloos)
2 niet of abnormaal ademen
Tijdens eerste analyse van hartritme wordt bij slachtoffers van plots harstilstand een
ventrikelfibrillatie (VF) vastgesteld.
Dit wordt geregistreerd door een automatische externe defibrillator ter plaatse.
Ventrikelfibrillatie (VF): Er is elektrische chaos ter hoogte van het hart waardoor ventrikels
ongecontroleerd samentrekken en bloed niet meer rondpompen (circulatiestilstand).