100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Tentamen (uitwerkingen)

Dierkunde (1003FBDBMW) | Antwoorden examenvragen dierkunde -2025.

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
26
Cijfer
A+
Geüpload op
07-05-2025
Geschreven in
2024/2025

Antwoorden examenvragen dierkunde 2025. 1. Op deze foto zie je enkele individuen van Trypanosoma sp. Waar leven deze organismen? A. Tussen rode bloedcellen B. In de dunne darm van zoogdieren C. In de grond D. In zoetwater 2. Hieronder zie je de uitgedissecteerde monddelen van een sprinkhaan. Hoe noemt men het gedeelte dat aangeduid is met een pijl? A. Maxilla B. Labium C. Labrum D. Mandibulum 3. Ascaris lumbricoïdes: welke orgaan wordt door de pijl aangeduid ? A. Ovarium B. Oviduct C. Uterus D. Vagina 4. Welk larvair stadium is hier afgebeeld? A. Redia-larve van Fasciola B. Cercaria-larve van Taenia C. Cercaria-larve van Fasciola D. Cercaria-larve van Schistosoma 5. Hoe noemen we de structuur welke aangeduid is met een pijl? A. Buikzuignap B. Schaalklier C. Uterus D. Dooierzakje 6. Waarvan is dit een detailopname? A. Ventraal zicht op een mijt B. Mondzuignap van een leverbot C. Scolex van een lintworm D. Lippen en mond van een spoelworm 7. Welk orgaan is hier met een pijl aangeduid? A. Testes B. Uterus C. Dooierklier D. Ovarium 8. Wat is het orgaantje dat bij deze Ascaris lumbricoïdes worm aan het caudale einde uitsteekt? A. Spicula waarmee het mannetje het vrouwtje vasthoudt bij de paring B. Penis waarlangs mannetje vrouwtje bevrucht C. Lancet waarmee de worm de huid van de gastheer doorboort D. Stilet waarmee de worm plantensappen opzuigt 9. Hoe noemen we de groenachtige zak bij de muis of rat die belangrijk is bij het verteren van cellulose? Op de figuur is het aangeduid met nummer 6. A. Milt B. Pancreas C. Duodenum D. Caecum 10. Welk orgaan is op onderstaande foto van een haai aangeduid met een pijl? A. Milt B. Galblaas C. Hart D. Pancreas 11. Fasciola hepatica heeft een inwendige bevruchting. Hoe noemen we het orgaan waarmee het sperma in de partner wordt overgebracht? A. Proboseis B. Cirrus C. Pedipalpen D. Acetabulum 12. Ascaris suum/lumbricoïdes behoort tot het phylum van de Nematoda. Welke diagnostische kenmerken van het phylum Nematoda zijn juist? A. Nematoda zijn vrijlevend of parasitair, de meeste soorten zijn van gescheiden geslacht, er is geen ringspierlaag aanwezig en het spijsverteringsstelsel is volledig B. Nematoda zijn hermafrodiete, parasitaire organismen met zowel ring- als overlangse spierlaag. Het spijsverteringsstelsel is volledig C. Nematoda zijn parasitair, van gescheiden geslacht, hebben zowel een ring- als overlangse spierlaag en hebben geen anus D. Nematoda zijn vrijlevend of parasitair, hermafrodiet met enkel een ringspierlaag. Het spijsverteringsstelsel is volledig 13. Hoe noemt men het uitwendig zichtbare gedeelte van het gehoorzintuig bij Romalea sp. en waar vind je het? A. Het ectoproct, achteraan het laatste abdomensegment B. Het arolium, aan het uiteinde van de poten C. Het tympanum, op de zijkant van de thorax D. Het occiput, vlak achter de facetogen 14. Crustacea bezitten drie soorten metameren. Geef een andere naam voor kopsegmenten: A. Pereiomeren B. Podomeren C. Pleomeren D. Cephalomeren 15. Waarvoor dienen ctenidiën bij een vlo? A. Om zich vast te hechten in de vacht van een gastheer B. Om eitjes af te zetten C. Om het sperma naar het vrouwtje over te brengen D. Om voedsel te verzamelen 16. De haai heeft een enkelvoudige bloedsomloop. Welk van de onderstaande omschrijvingen geeft de bloedsomloop van de haai juist weer? A. Zuurstofarm bloed – sinus venosus – atrium – ventrikel – conus arteriosus – ventrale aorta – kieuwen – rest van het lichaam – sinus venosus B. Zuurstofarm bloed – conus arteriosus – ventrikel – atrium – sinus venosus – ventrale aorta – kieuwen – rest van het lichaam – conus arteriosus C. Zuurstofrijk bloed – sinus venosus – ventrikel – atrium – conus arteriosus – ventrale aorta – kieuwen – rest van het lichaam – sinus venosus D. Zuurstofarm bloed – conus arteriosus – atrium – ventrikel – sinus venosus – ventrale aorta – kieuwen – rest van het lichaam – conus arteriosus 17. Hoe noemen we bij een proglottis van de lintworm de structuur waarin het sperma, afkomstig van een andere proglottis of lintworm, tijdens en na de copulatie wordt opgeslagen? A. Vas deferens B. Receptaculum seminis C. Vesicula seminis D. Ductus ejaculatorius 18. Hoe noemen we bij de kreeft de 2 laterale platen van de carapax die de kieuwkamer omsluiten? A. Pleomeren B. Pleurobranchiën C. Branchiosternieten D. Branchiostegieten 19. Hoe noemen we in de mondholte van de muis de structuur die zorgt voor afsluiten van de farynx bij het slikken? A. Choanen B. Glottis C. Epiglottis D. Larynx 20. Paramecium is ondermeer opgebouwd uit: A. Ectoderm B. Endoderm C. Neoplasma D. Ectoplasma 21. Wat betekent de term morfologie? a. Studie van de vorm van onderdelen van een organisme b. Studie van de functie van onderdelen van een organisme c. Studie van de interactie tussen organismen en hun omgeving d. Geen van deze omschrijvingen is correct 22. Tijdens de meiose gebeurt er een herschikking van genetisch materiaal. Dit komt door a. Een toevallige verdeling van homologe chromosomen over de dochtercellen b. Een uitwisseling van stukken genoom tussen homologe chromosomen c. Een combinatie van bovenstaande processen d. Geen van bovenstaande processen 23. Verschillende celorganellen zijn ontstaan als een vorm van endosymbiose, waarbij een eencellige prokaryoot binnenin andere cellen werd opgenomen. Welke van de volgende uitspraken is correct a. Mitochondriën zijn ontstaan uit een endosymbionte vorm van spirocheten b. Mitochondriën zijn ontstaan uit een endosymbionte vorm van cyanobacteriën c. Mitochondriën zijn ontstaan uit een endosymbionte vorm van purperbacteriën d. Mitochondriën zijn ontstaan uit een endosymbionte vorm van archaebacteriën 24. Welke types van eicel, klieving en diergroep gaan samen? a. Oligolecitale eicel – superficiële klieving – zoogdieren b. Mesolecitale eicel – egale klieving – reptielen c. Telolecitale eicel – discoïdale klieving – vogels (ook reptielen) d. Centrolecitale eicel – inegale klieving – arthropoden 25. Wat betekent de term ‘hermafroditisme’? a. Individuele dieren vormen zowel vrouwelijke als mannelijke voortplantingscellen b. Zelfbevruchting, d.w.z. individuen bevruchten hun eicellen met eigen zaadcellen c. Eicellen kunnen uitgroeien tot volwassen individuen zonder dat bevruchting nodig is d. Voortplanting gebeurt door het afsnoeren van een hoopje cellen dat uitgroeit tot een nieuw individu 26. Ciliaten hebben vaak een macronucleus en één of meerdere micronuclei. Wat is het verschil tussen beiden? a. De macronucleus staat in voor het functioneren van de cel, de micronucleus voor het doorgeven en uitwisselen van genetische informatie b. De macronucleus is de eigenlijke celkern, de micronucleus is een niet- functioneel overblijfsel van de vorige celdeling en gaat teloor c. Beiden hebben gelijkaardige functies, maar de macronucleus is ouder; wanneer die afsterft groeit één micronucleus verder uit en er ontstaan een nieuwe kleine micronucleus d. Er is geen verschil tussen de nuclei, het grootteverschil lijkt er enkel te zijn omdat je bij microscopische waarneming niet op beide nuclei tegelijk kan scherpstellen 27. Dit korte krantenartikel rapporteert over de snelle verspreiding bij bacteriën van resistentie tegen antibiotica. Wat is het evolutieve proces achter deze resistentie? a. Individuele bacteriën die in aanraking komen met te lage doses van het antibioticum komen er terug bovenop en zijn daardoor immuun bij een volgend contact met datzelfde antibioticum b. Sommige bacteriën zijn door toevallige mutaties minder gevoelig voor het antibioticum en kunnen zich daardoor beter voortplanten, waardoor in een volgende generatie meer bacteriën minder gevoelig zijn c. Alle oorspronkelijke bacteriën gaan ten onder aan het gebruikte antibioticum, maar er zijn voldoende andere soorten om telkens de uitgestorven soorten te vervangen d. Alle oorspronkelijke bacteriën gaan ten onder aan het gebruikte antibioticum, maar na een tijd worden de leegkomende plaatsen ingenomen door buitenlandse bacteriën die minder die minder gevoelig zijn 28. Wat wordt bedoeld met seksuele selectie als een mechanisme waardoor evolutie plaatsvindt? a. Er is een selectie voor eigenschappen die een dier in staat stellen om meer of betere seksuele partners hebben b. Er is een selectie voor eigenschappen die verschillende vormen van seksuele voortplanting toelaten c. Er is een natuurlijk selectie door omgevingsfactoren, die op mannetjes en vrouwtjes een verschillend effect heeft d. Geen van bovenstaande definities is correct 29. Hoe gebeurt de voedselopname bij sponzen ? a. Water komt binnen doorheen het osculum en opgeloste voedseldeeltjes worden in de spongocoel verteerd en dan opgenomen b. De choanocyten aan de buitenzijde van de spons vangen opgeloste voedselpartikels in hun trilharenkrans en geven de verteerde resten door aan de pinacocyten c. Water komt binnen langs de ostia en de opgeloste partikels worden in de spongocoel door choanocyten opgenomen en doorgegeven aan andere cellen d. De flagellen van de choanocyten zwiepen in het rond en wanneer ze een voedselpartikel aanraken wordt nematocyst-draad uitgestoten voor het vangen van de prooi 30. Welke van de volgende protozoa beweegt zich voort door middel van cilia? a. Trypanosoma gambiense b. Paramecicum caudatum c. Amoeba proteus d. Plasmodium vivax 31. De lintworm Taenia solium plant zich voort door middel van a. Het afsnoeren van proglottiden die elk uitgroeien tot een nieuwe volwassen vorm b. Het afsnoeren van proglottiden die elk vol zitten met bevruchte eieren c. Het afsnoeren van cystericuslarven die doorheen de darm naar spierweefsel migreren d. Het afsnoeren van cystericuslarven die via de faeces de darm verlaten 32. De excretie en osmoregulatie bij Insecta gebeurt door middel van a. Kloppende vacuoles b. Protonephridia c. Metanephridia d. Buisjes van Malpighi 33. Welke weg legt voedsel af in het spijsverteringsstelsel van Nematoda? a. Mond – darm – blindzakken – darm – mond b. Mond – oesophagus – darm – rectum – anus c. Mond – oesophagus – darm – spijsverteringsklier – anus d. Mond – darm – excretiekanaal – excretieporus 34. Hoe gebeurt het open en dichtgaan van de twee kleppen van Bivalvia? a. De schelphelften kunnen niet geopend worden zolang het dier in leven is b. De mantelspieren duwen de schelphelften open, de sluitspieren trekken ze naar elkaar toe c. Het ligament trekt de schelphelften open, tenzij de sluitspieren ze naar elkaar toetrekken d. Geen van bovenstaande uitspraken is correct 35. Wat gebeurt er bij Lumbricus terrestris wanneer de circulaire spieren samentrekken? a. Het dier wordt dikker b. Het dier wordt langer c. Het dier krult op zijn zijkant d. De setae worden vastgezet in het substraat 36. Welk van de volgende uitspraken beschrijft de werking van een metanefridium? a. Vlamcellen nemen met hun uitlopers coeloomvocht op en scheiden dit uit langs de andere kant van het vlamcel-kanaal in de nefridioporus b. Solenocyten zuigen coeloomvocht naar binnen dat via een lange buis en na resorptie van water en opgeloste stoffen onderweg, uitkomt in de nefridioporus c. Het coeloomvocht wordt uit de darm verwijderd door een lange en gekronkelde buis waarin resorptie gebeurt en die uitmondt in de buitenwereld via het nefrostoom d. Het metafridium bevat een groot aantal excretiekanalen die in een kluwen verwikkeld zijn met bloedvaten en door diffusie de afvalproducten uit het bloed halen 37. Welk van de volgende eigenschappen vinden we terug bij de Arthropoda ? a. Bilaterale symmetrie, dorsaal hart, lichaam verdeeld in tagmata b. Chitineuze cuticula, externe bevruchting, wereldwijde verspreiding c. Hemocoel, protonephridia, volledig spijsverteringsstelsel d. Gesloten bloedvatenstelsel, gesegmenteerde aanhangsels, kopganglion 38. Wat is de naam van het ventrale scleriet van een segment bij de Arthropoda? a. Sterniet b. Pleuriet c. Vergiet d. Tergiet 39. Hoe gebeurt de ademhaling bij Crustacea? a. Door middel van kieuwen b. Door middel van boeklongen c. Door middel van trachea d. Door middel van buizen van Malpighi 40. Welk van de volgende uitspraken is correct? a. Polychaeta en Oligochaeta hebben een open bloedvatenstelsel b. Oligochaeta en Hirudinea hebben een open bloedvatenstelsel c. Polychaeta en Oligochaeta hebben een gesloten bloedvatenstelsel d. Oligochaeta en Hirudinea hebben een gesloten bloedvatenstelsel 41. Welke van de volgende uitspraken over de chorda dorsalis is correct? a. De chorda dorsalis is een steunstructuur die bij Vertebrata verbeent tot wervels b. De chorda dorsalis is een steunstructuur waaruit bij Vertebrata het ruggenmerg ontstaat c. De chorda dorsalis ligt steeds ventraal van de neurale buis d. De chorda dorsalis ligt steeds dorsaal van de neurale buis 42. Welke van de volgende uitspraken over de verschillende Chordatengroepen is correct? a. De Urochordaten en Cephalochordaten hebben een groot aantal kieuwspleten, bij de Vertebrata komen kieuwspleten enkel in embryonale toestand voor b. Urochordata hebben enkel de chorda als steunstructuur, deze wordt aangevuld of vervangen door (kraakbenige) wervels bij Cephalochordata en Vertebrata c. Op de Urochordata na, hebben de Chordata onderkaken die uit de kieuwbogen ontstaan d. Er is een postnatale staart aanwezig, minstens in larvale toestand, maar bij volwassen Urochordata niet meer als staart te onderscheiden 43. De tetrapodenextremiteit bestaat uit verschillende delen: welke van onderstaande combinaties is juist voor de pectorale of pelvische extremiteit bij Tetrapoda? a. Pelvisch : femur, tibia, fibula b. Pectoraal : femur, tibia, radius c. Pelvisch : humerus, ulna, radius d. Pectoraal : humerus, ulna, fibula 44. Met welk osmotisch probleem worden mariene beenvissen geconfronteerd ? a. Ze leven in een hypertoon milieu, moeten dus veel waterige urine producten b. Ze leven in een hypertoon milieu, moeten dus weinig waterige urine producten c. Ze leven in een hypotoon milieu, moeten dus veel waterige urine producten d. Ze leven in een hypotoon milieu, moeten dus weinige waterige urine producten 45. Welke van de volgende uitspraken over Amphibia is correct ? a. Amphibia zijn vertebraten, hebben een dubbele bloedsomloop, planten zich voort d.m.v. mesolecitale eieren en zijn poikilotherm b. Amphibia zijn landtetrapoden die voor de voortplanting nog wel van water afhankelijk zijn. Hun huid is bedekt met kleine schubben en veel klieren c. Amphibia hebben in juveniele toestand steeds kieuwen, zijn homoiotherm en hebben een driekamerig hart d. Amphibia hebben een tweekamerig hart, ademen steeds door longen en komen in mariene en zoetwatermilieus voor 46. Bij welke diergroepen vinden we amniote eieren terug? a. Bij Aves b. Bij Reptilia en Aves c. Bij Reptilia, Aves en Monotremata d. Bij Reptilia, Aves en Mammalia 47. Duid aan welke legende correct is voor onderstaande figuur van een ontwikkelend vogelei a. 1 = amnion, 2 = chorion, 3 = allantoïs, 4 = dooier, 5 = dooiervlies b. 1 = amnionholte, 2 = amnion, 3 = chorion, 4 = allantois, 5 = dooiervlies c. 1 = amnionholte, 2 = chorion, 3 = allantois, 4 = dooier, 5 = dooiervlies d. 1 = amnionholte, 2 = amnion, 3 = allantois, 4 = dooier, 5 = chorion 48. Welke uitspraak over de normale vlucht van vogels is correct ? a. De vogel blijft in de lucht tijdens het vliegen doordat het grote vleugeloppervlak als een parachute verhindert dat hij naar beneden valt b. De vogel blijft in de lucht doordat het vooruitvliegen een luchtstroom langs de vleugel veroorzaakt die, door de vorm van de vleugel, de vogel naar boven drukt c. De vogel blijft in de lucht doordat hij voldoende snel met zijn vleugels naar beneden slaat en zo de lucht als het ware naar beneden duwt d. De vogel blijft in de lucht door de lucht in de luchtzakken en holle beenderen waardoor zijn soortelijk gewicht nagenoeg gelijk is aan dat van de lucht 49. Wat is typisch het dieet van zoogdieren met kiezen van het bunodonte type? a. Planteneters b. Insecteneters c. Vleeseters d. Alleseters 50. Welke uitspraak over mammalia is correct? a. Mammalia hebben een huid die meestal bedekt is met haren en klieren, een onderkaak die uit verschillende dekbeenderen bestaat en een dubbele bloedsomloop b. Mammalia zijn homoioterm en endotherm, hebben amniote eieren en een onderkaak die rechtstreeks op de schedel scharniert c. Mammalia voeden hun jongen met melk uit melkklieren, hebben een driekamerig hart en drie gehoorbeentjes d. Mammalia hebben een gespierd middenrif, zijn meestal hermafrodiet en de eieren ontwikkelen zich met een placenta in de uterus (behalve bij de Monotremata) 51. Welk organisme bevindt zich hier tussen rode bloedcellen? a. Miracidiumlarve van Fasciola hepatica b. Trypanosoma sp. c. Cercarialarve van Schistosoma mansoni d. Cystericuslarve van Taenia solium 52. Fasciola hepatica heeft een inwendige bevruchting. Waar gebeurt de bevruchting van de eicellen juist ? a. In het oviduct b. In de schaalklier c. In de uterus d. In het dooierzakje 53. In zowel het receptaculum seminis als de vesicula seminalis van dieren kan men sperma aantreffen. Wat is het functionele verschil tussen het receptaculum seminis en de vesicula seminalis? a. In de vesicula seminalis wordt het sperma van de partner(s) na de copulatie opgeslagen, in het receptaculum seminis het eigen sperma b. In de vesicula seminalis (mannetje) wordt het eigen sperma opgeslagen, in het receptaculum seminis (vrouwtje) dit van de partner(s) na de copulatie c. In de vesicula seminalis wordt het onrijpe sperma opgeslagen, in het receptaculum seminis het rijpe sperma tot vlak voor de copulatie d. Er is geen functioneel verschil tussen beide structuren 54. Ascaris suum/lumbricoïdes is een spoelworm van gescheiden geslacht. Welk van de volgende uitspraken is correct? a. Het wijfje is over het algemeen groter dan het mannetje; beide geslachten bezitten spicula die zich in de cloaca bevinden b. Het mannetje is over het algemeen groter dan het wijfje; enkel het mannetje bezit spicula die zich in de cloaca bevinden c. Beide geslachten zijn uitwendig niet van elkaar te onderscheiden d. Het wijfje is over het algemeen groter dan het mannetje; enkel het mannetje bezit spicula die zich in de cloaca bevinden 55. Wat is een andere naam voor een kauwplaat die we bij een aantal arthropodengroepen terugvinden? Deze kauwplaat is vaak een omvorming van de basis van de coxa of pedipalpen a. Sternum b. Chelae c. Gnathobase d. Pedicel 56. Deze foto is een detailopname van het achtereinde van een sprinkhaan. Wat is het geslacht van het individu? a. Mannetje b. Vrouwtje c. Niet te bepalen op deze foto d. Niet relevant want sprinkhanen zijn hermafrodiet 57. Waar leven de volwassen, geslachtsrijpe individuen van dit organisme? a. Zoetwater b. In de dunne darm van grote zoogdieren c. In het spierweefsel van grote zoogdieren d. In de galwegen van grote zoogdieren 58. Hoe noemen we de vinnen bij de haai die aangeduid zijn met een pijl? a. Pelvische vinnen b. Pectorale vinnen c. Dorsale vinnen d. Staartvinnen 59. Bij de muis maakt het colon deel uit van… a. Het voortplantingsstelsel b. Het bloedvatenstelsel c. Het urogenitaalstelsel d. Het spijsverteringsstelsel 60. Hoe noemen we het gedeelte van het bloedvatenstelsel van de haai dat aangeduid is met een pijl? a. Sinus venosus b. Atrium c. Ventrikel d. Conus arteriosus 61. Hoe noemen we de structuur die aangeduid is met een pijl? a. Tibia b. Femur c. Coxa d. Tarsus 62. Hoe groot wordt een volwassen individu van Fasciola hepatica? a. Minder dan 1 mm b. Enkele millimeters c. Enkele centimeters d. Tot ongeveer 2m 63. Hoe wordt dit ‘hechtlapje’ genoemd dat we aantreffen op de poten van de sprinkhaan? a. Tarsus b. Metatarsus c. Arolium d. Aureolum 64. Hieronder wordt schematisch de levenscyclus van een leverbot gegeven. Hoe noemen we het larvaire stadium dat aangeduid is met een pijl? a. Miracidium b. Metacercaria c. Redia d. Cercaria 65. Deze tekening geeft een vooraanzicht van de kop van een spin. Hoe noemt men de structuren die met een pijl zijn aangeduid? a. Cheliceren b. Pedipalpen c. Maxillipedes d. Millipedia 66. Hoe worde deze structuren genoemd? a. Uropoden b. Pleopoden c. Cephalopoden d. Pereiopoden 67. Welk orgaan is op deze dwarse doorsnede met een pijl aangeduid? a. Darm b. Ovarium c. Uterus d. Lever 68. Hoe noemen we deze structuren bij de schorpioen? a. Pedipalpen b. Chelipeden c. Pectines d. Gnathobasen 69. Hoe noemen we het orgaan bij de muis dat aangeduid is met nummer 1? a. Milt b. Lever c. Pancreas d. Maag 70. Mitose en meiose verschillen op de volgende manier: a. Tijdens de mitose gebeurt er een uitwisseling van materiaal tussen chromosomen en een reductie van het aantal chromosomen dat in de dochtercellen terechtkomt. b. Tijdens de mitose gebeurt er een uitwisseling van materiaal tussen chromosomen maar geen reductie van het aantal chromosomen dat in de dochtercellen terechtkomt. c. Tijdens de meiose gebeurt er een uitwisseling van materiaal tussen chromosomen en een reductie van het aantal chromosomen dat in de dochtercellen terechtkomt. d. Tijdens de meiose gebeurt er een uitwisseling van materiaal tussen chromosomen maar geen reductie van het aantal chromosomen dat in de dochtercellen terechtkomt. 71. Welke van volgende uitspraken omschrijft het best het proces van de biologische evolutie? a. De sterkste dieren overleven en kunnen zich voortplanten b. De frequentie van genen in een populatie verandert c. Alle bestaande soorten zijn ontstaan uit uitgestorven soorten d. De mooiste mannetjes trekken de meeste vrouwtjes aan 72. De cyclus van de malariaparasiet Plasmodium vivax omvat een fase met seksuele voortplanting en een fase met een aseksuele vermenigvuldiging. Welk van de onderstaande uitspraken is correct? a. De malariaparasiet doet aan aseksuele vermenigvuldiging in de lever van de mens. b. De malariaparasiet doet aan aseksuele vermenigvuldiging in de maagwand van de mug. c. Beide uitspraken zijn correct. d. Geen van beide uitspraken is correct 73. Hoe noemt men de cellen van sponzen die instaan voor de voedselopname? a. Porocyten b. Pinacocyten c. Archeocyten d. Choanocyten 74. Bij de meeste Cnidaria is er een generatiewisseling. Wat betekent dit? a. Een seksuele poliep-generatie wordt afgewisseld met een aseksuele poliep-generatie b. Een seksuele meduse-generatie wordt afgewisseld met een aseksuele meduse-generatie c. Een aseksuele poliep-generatie wordt afgewisseld met een seksuele meduse-generatie d. Een aseksuele poliep-generatie wordt afgewisseld met een aseksuele meduse-generatie 75. Welke van onderstaande kenmerken hoort NIET thuis in de diagnose van de Platythelmintes? a. Geen lichaamsholte b. Weefsels georganiseerd tot organen c. Bilateraal symmetrisch d. Volledig spijsverteringsstelsel 76. Nematoda a. Zijn steeds parasitair, hebben een volledig spijsverteringsstelsel en overlangse spieren b. Zijn steeds parasitair, hebben een onvolledig spijsverteringsstelsel en overlangse spieren c. Zijn soms parasitair, hebben een volledig spijsverteringsstelsel en overlangse spieren d. Zijn soms parasitair, hebben een volledig spijsverteringsstelsel en circulaire spieren 77. De excretie en osmoregulatie bij Nematoda gebeurt door middel van a. Kloppende vacuoles b. Protonephridia c. Metanephridia d. Buisjes van Malpighi 78. Welke van de volgende parasieten heeft muggen als tussengastheer a. Trichinella spiralis b. Wuchereria bancrofti c. Ascaris lumbricoïdes d. Enterobius vermicularis 79. Hoe gebeurt de voedselopname bij Bivalvia? a. Filteren van het voedsel door cilia op de kieuwbalkjes b. Afschrapen van het substraat met een radula c. Uitstulpen van de sifon en opzuigen van voedsel dat met enzymen is voorverteerd d. Uitstulpen van de voet voor het vastkleven van prooien 80. Hoe gebeurt de bevruchting van de eicel bij Lumbricus terrestris? a. Door interne zelfbevruchting b. Door interne bevruchting na copulatie c. Door externe bevruchting na copulatie d. Door externe bevruchting zonder copulatie 81. Wat is de naam van het dorsale scleriet van een segment bij de Arthropoda? a. Sterniet b. Pleuriet c. Vergiet d. Tergiet 82. Welke dieren worden ondergebracht in de orde van de Siphonaptera? a. Zuigende luizen b. Vliegen en muggen c. Kevers d. Vlooien 83. Wat is de functie van de endostyl bij de Urochordata? a. Filteren van voedselpartikels die met het water in het atrium terecht komen b. Productie van slijm om voedselpartikels over de kieuwbalkjes mee te voeren c. Opvangen en doorgeven van voedsel naar de darm via de endostylgroeve d. Productie van verteringsenzymen voor de kristalsteel in de maag 84. Chordata bezitten myotomen. Wat zijn dit? a. Gesegmenteerde spieren b. Gesegmenteerde gonaden c. Gesegmenteerde excretie-organen d. Gesegmenteerde zenuwen 85. Bij welke diergroepen vinden we een open bloedvatenstelsel? a. Cestoda, gastropoda, crustacea b. Cestoda, oligochaeta, insecta c. Bivalvia, oligochaeta, crustacea d. Bivalvia, Gastropoda, insecta 86. Hoe gebeurt de ademhaling bij volwassen Amphibia? a. Enkel door longen, nooit door kieuwen b. Enkel door kieuwen, nooit door longen c. Meestal door longen, soms door kieuwen, nooit door de huid d. Meestal door longen en huid, soms door kieuwen 87. Welke diergroep is, afgaand op onderstaande fylogenetische boom, het meest verwant met de Aves? a. Lacertilia b. Crocodilia c. Mammalia d. Je kan het verwantschap niet afleiden uit deze boom 88. De kieuwspleten van beenvissen zijn afgedekt door een a. Operculum b. Receptaculum c. Ventriculum d. Spiraculum 89. Met welk osmotisch probleem worden zoetwatervissen geconfronteerd? a. Ze leven in een hypertoon milieu, moeten dus veel waterige urine produceren b. Ze leven in een hypertoon milieu, moeten dus weinig waterige urine produceren c. Ze leven in een hypotoon milieu, moeten dus veel waterige urine produceren d. Ze leven in een hypotoon milieu, moeten dus weinig waterige urine produceren 90. Hoe gebeurt de voedselopname bij Gastropoda ? a. Filteren van het voedsel door cilia op de kieuwbalkjes b. Afschrapen van het substraat met een radula c. Uitstulpen van de sifon en opzuigen van voedsel dat met enzymen is voorverteerd 91. Welke hygiënische maatregel heeft GEEN belang in het vermijden van besmetting met Ascaris lumbricoïdes? a. Vlees goed doorbakken b. Geen rauwe groenten eten c. Regelmatig handen wassen 92. Welke hygiënische maatregel heeft GEEN belang in het vermijden van besmetting met Trichinella spiralis? a. Handen wassen na toiletbezoek b. Geen slachtafval in varkensvoer verwerken c. Vlees goed doorbakken 93. Waarvoor staat de term ”chorda”? a. De wervelkolom b. Het ruggenmerg c. Een dorsale steunstaaf 94. In welk stadium heeft de mens kieuwen? a. Steeds, maar ze zijn gereduceerd b. Enkel in de embryonale fase c. Nooit 95. Door welk kenmerk onderscheiden de Gnathostomata zich van de andere Chordaten a. Wervels b. Scharnierende kaken c. Schedel 96. Waar loopt het bloed heen nadat het in de kieuwen geweest is? a. Van de kieuwen naar het hart b. Van de kieuwen naar de weefsels c. Van de kieuwen naar de longen 97. Wat gebeurt er bij samentrekking van de circulaire spieren in een segment? a. Het segment wordt langer b. Het segment wordt dikker c. Het segment wordt platter 98. Hoe kan men de bevruchting bij regenwormen beschrijven? a. Copulatie met interne bevruchting b. Copulatie met externe bevruchting c. Spermatofoor met interne bevruchting 99. Welk ommatidium-type is bij duisternis het meest efficiënt? a. Superpositieoog b. Appositieoog c. Beiden zijn efficiënt 100. Wat zou een dier doen als de statoliet verwijderd werd, maar een prikkel werd aangebracht op de plaats van de pijl? a. Niks b. Zich naar achter draaien c. Op zijn rug gaan liggen 101. Lintwormen planten zich meestal voort door zelfbevruchting. Welke copulatie heeft het meeste kans op succes? a. De cirrus van een proglottis eerder vooraan in de worm wordt ingebracht bij een proglottis eerder achteraan b. De cirrus van een proglottis eerder achteraan in de worm wordt ingebracht bij een proglottis eerder vooraan c. De cirrus van een proglottis wordt ingebracht in de vagina van de eigen proglottis 102. Lintwormen planten zich meestal voort door zelfbevruchting. Wat betekent dat voor de genetische eigenschappen van jongen t.o.v. ouderdieren? a. De larven van een lintworm zijn genetisch gelijk aan het ouderdier b. De larven van een lintworm zijn genetisch gelijk aan het ouderdier indien ze ontstaan zijn door zelfbevruchting binnen dezelfde proglottis c. De larven van een lintworm zijn genetisch niet gelijk aan het ouderdier 103. Welke hygiënische maatregel heeft GEEN belang in het vermijden van besmetting met Taenia solium? a. Handen wassen na toiletbezoek b. Slachtafval koken vooraleer het in varkensvoer te verwerken c. Vlees goed doorbakken 104. Wanneer komt er bij Osteichthyes zuurstofrijk bloed in de holte van het hart? a. Vlak voordat het naar de kieuwen gaat b. Vlak nadat het uit de kieuwen komt c. Nooit 105. Hoe lossen karper en snoek hun osmotisch probleem op? a. Veel drinken, weinig urineren b. Weinig drinken, veel urineren c. Ze hebben geen osmotisch probleem 106. Hoe lossen kabeljauw en haring hun osmotisch probleem op? a. Veel drinken, weinig urineren b. Weinig drinken, veel urineren c. Ze hebben geen osmotisch probleem 107. Welk type van bloedsomloop vind je bij de reptielen? a. Open bloedsomloop b. Gesloten bloedsomloop c. Halfgesloten bloedsomloop 108. Waarom is de ademhaling van vogels zo efficiënt? a. Omdat ze extra grote longen hebben b. Ze hebben naast de longen ook luchtzakken waar aan gasuitwisseling gedaan kan worden c. Lucht stroomt door voortdurend door de longen, zowel tijdens het inademen als tijdens het uitademen 109. Wat betekent de term ”ETHOLOGIE”? a. Studie van de vorm van een dier b. Studie van de processen in een dier c. Studie van het gedrag van een dier 110. Welk van de volgende organismen is geen dier? a. Spons b. Koraal c. Pantoffeldiertje 111. Wat is het verschil tussen bacteriën en virussen? a. Virussen bestaan niet uit een cel, bacteriën wel b. Virussen hebben geen kern, bacteriën wel c. Virussen hebben geen DNA of RNA, bacteriën wel 112. Wat zijn de Nederlandse termen voor koolhydraten - lipiden - proteïnen? a. Suikers - eiwitten – vetten b. Suikers - vetten -eiwitten c. Eiwitten - vetten - suikers 113. Welk gedeelte van een dierlijke cel staat in rechtstreeks contact met de buitenwereld? a. Celwand b. Plasmamembraan c. Cytoplasma 114. Hoe wordt erfelijke informatie omgezet in kenmerken? a. DNA wordt gekopieerd naar RNA , RNA wordt omgezet in proteïne b. DNA wordt gekopieerd naar RNA, RNA wordt afgelezen tot proteïne c. RNA wordt gekopieerd naar DNA , DNA wordt omgevormd tot proteïne 115. Wat is een mutatie? a. Een genetisch gebrek b. Een veranderde eigenschap c. Een wijziging in een gen 116. Wat is de rol van natuurlijke selectie? a. Zorgt dat enkel de sterkste individuen overleven b. Zorgt dat ”slechte” eigenschappen minder vaak voorkomen in een populatie c. Zorgt dat een soort niet degenereert 117. Wat is de rol van evolutie? a. Evolutie poogt ervoor te zorgen dat een soort altijd goed aangepast is aan de levensomstandigheden b. Evolutie selecteert individuen die het best aangepast zijn aan de levensomstandigheden c. Evolutie streeft naar eigenschappen die het best aangepast zijn aan de levensomstandigheden 118. Welke uitspraak is correct? a. De mens heeft een langere evolutie achter de rug dan de huismuis b. De mens heeft een kortere evolutie achter de rug dan de huismuis c. De mens heeft een even lange evolutie achter de rug als de huismuis 119. Evolutie van de mens: welke uitspraak is correct? a. De mens is de meest recente stap in de dierlijke evolutie b. De mens stamt af van de mensapen (bonobo, chimpansee) c. De mens heeft andere zoogdieren als voorouder 120. Wat betekent ”heterotroof”? a. Er is seksuele voortplanting tussen twee geslachten b. Ze zijn eencellig c. Ze eten andere organismen 121. Wat betekent ”eukaryoot”? a. Er is een volledige cellulaire infrastructuur met kern en organellen b. De cellen zijn niet gedifferentieerd tot weefsels c. De cellen kunnen indien nodig aan fotosynthese doen 122. Wat is GEEN risicogedrag voor het krijgen van toxoplasmose? a. Handen niet wassen na toiletbezoek b. Kattenbak kuisen c. Rauw vlees eten 123. Wat zijn de structuren die in het groen aangeduid is op de figuur van de overlangse doorsnede van de wand van een spons? a. Twee porocyten b. Één porocyt c. Een porocyt met zijn myocyt 124. In welk milieu komen sponzen voor? a. In zeewater b. In zoetwater c. In zoetwater en in zeewater 125. In welk milieu komen Cnidaria voor? a. In zeewater b. In zoetwater c. In zoetwater en in zeewater 126. Wat betekent de term ”FYSIOLOGIE”? a. Studie van de processen in een dier b. Studie van de vorm van een dier c. Studie van het gedrag van een dier 127. Wat is het resultaat van een mitose m.b.t. het aantal chromosomen in een dochtercel t.o.v. de moedercel? a. Het is verdubbeld b. Het blijft gelijk c. Het is gehalveerd 128. Wat is het resultaat van een meiose m.b.t. het aantal chromosomen in een dochtercel t.o.v. de moedercel? a. Het is verdubbeld b. Het blijft gelijk c. Het is gehalveerd 129. Wat voor dochtercellen ontstaan er tijdens de meiose? a. Vier gelijke b. Twee aan twee gelijk c. Vier verschillende 130. Wat is de functie van de mitochondriën in de zaadcel? a. Voedingsstoffen leveren b. Energie leveren c. Enzymen voor penetratie produceren 131. Wanneer komt er bij Amphibia zuurstofrijk bloed in de holte van het hart? a. Vlak voordat het naar de longen gaat b. Vlak nadat het uit de longen komt c. Nooit 132. Ascaris lumbricoïdes, welk orgaan wordt met de pijl aangeduid? a. Ovarium b. Oviduct c. Uterus d. Vagina 133. Met behulp van welk zintuig kunnen teken de nabijheid van een gastheer waarnemen? a. Het tympanum b. De statocyst c. Het orgaan van Haller d. Het sensillum campaniformium 134. Crustacea bezitten drie soorten metameren. Geef een andere naam voor kopsegmenten a. Periomeren b. Podomeren c. Pleomeren d. Cephalomeren 135. Waardoor worden de kieuwspleten van kraakbeenvissen afgedekt? a. Door een operculum b. Door een tecephaculum c. Door een spiraculum d. Ze worden niet afgedekt 136. Verschillende celorganellen zijn ontstaan als een vorm van endosymbiose, waarbij een eencellige prokaryoot binnenin andere cellen werd opgenomen. Welke van de volgende uitspraken is correct? a. Chloroplasten zijn ontstaan uit een endosymbionte vorm van spirocheten b. Chloroplasten zijn ontstaan uit een endosymbionte vorm van cyanobacteriën c. Chloroplasten zijn ontstaan uit een endosymbionte vorm van purperbacteriën d. Chloroplasten zijn ontstaan uit een endosymbionte vorm van archaebacteriën 137. Welk van de volgende voortplantingsvormen is seksueel? a. Knopvorming b. Binaire deling c. Zelfbevruchting d. Fragmentatie 138. Welke van de volgende uitspraken over malaria is juist? a. De parasiet, Plasmodium vivax wordt overgedragen door muggen van het genus Anopheles b. De parasiet Wuchereria bancrofti, wordt overgedragen door muggen van het genus Cules c. De parasiet Entamoeba histolytica, wordt overgedragen door bloedzuigende wantsen d. De parasiet, Tryponasoma gambiense, wordt overgedragen door tsetse- vliegen 139. Wat is de functie van de kloppende vacuole bij Protozoa? a. Opname door pinocytose van water met voedselpartikels uit de buitenwereld b. Afgifte van overtollig water aan de buitenwereld c. Ademhaling van de cel (Opname en afgifte van lucht) d. Pompmechanisme voor het circuleren van de lichaamsvloeistof in de cel 140. Welke weg legt voedsel af in het spijsverteringsstelsel van Turbellaria? a. Mond-darm-darmblindzakken-darm-mond b. Mond-oesophagus-darm-rectum-anus c. Mond-oesophagus-darm-spijsverteringsklier-anus d. Mond-darm-excretiekanaal-excretieporus 141. Welke goede raad i.v.m. hygiëne is meest relevant bij bestrijding van Enterobius vermicularis? Denk aan de verschillende stappen in de levenscyclus. a. Niet met blote voeten lopen b. Varkens en rundsvlees enkel eten als het goed doorbakken is. c. Handschoenen dragen bij het uitkuisen van de kattenbak. d. Handen met zeep wassen na elk toiletbezoek. 142. Welke uitspraak over Porifera is correct? a. Porifera zijn, al dan niet kolonievormende, eencellige organismen. b. Het lichaam van Porifera bestaat uit los samenwerkende cellen maar geen weefsels. c. In het lichaam van Porifera zien we weefsels maar geen duidelijk afgelijnde organen. d. Het lichaam van Porifera is opgebouwd uit duidelijk afgelijnde organen. 143. Hoe heet het vlies dat bij Annelida de coeloomholte aflijnt tegen de huidspierzak? a. Splanchnopleura b. Somatopleura c. Typhlosolis d. Mesenterium 144. Wat gebeurt er bij Lumbricus terestris wanneer de overlangse spieren van een segment samentrekken? a. Het dier wordt langer op de plaats van het segment. b. Het dier wordt dikker op de plaats van dat segment. c. Het dier krult op zijn zijkant op de plaats van dat segment. d. De setae van het segment worden ingetrokken. 145. Wat is de functie van een spermatheca (= receptaculum seminis)? a. De productie van zaadcellen b. De opslag van zaadcellen tot zij bij een copulatie bij een partner kunnen worden ingebracht. c. De productie van spermavocht waarmee de zaadcellen tijdens de copulatie worden ingebracht bij de partner. d. De opslag van de bij copulatie ontvangen zaadcellen van een partner. Tot zij gebruikt kunnen worden om eicellen te bevruchten. 146. Welke uitspraak over Acari is correct? a. Acari zijn bloedzuigende parasieten b. Acari hebben in volwassen toestand 8 poten c. Acari hebben cheliceren met gifklauwen d. Acari ademen door middel van boeklongen 147. Welk termen kan je allemaal bij het subphylum Crustaceae plaatsen? a. Cheliceren, pleopeda, uropoda, telson b. Antenullae, maxillipede, splijtvoet, epimere c. Maxilulla, elytra, pereiopoda, uropoda d. Chela, pedipalp, cephalothoras, carapax 148. Als je kipfilet eet, kan je duidelijk zien dat deze uit twee boven elkaar liggende spieren bestaan. Met onderaan op de ribben de musculus supracoracoideus met daarboven de musculus pectoralis. Wat is de functie van beide spieren? a. De m. Pectoralis beweegt de vleugel neerwaarts, de m. Supracoracoideus beweegt de vleugel opwaarts. b. De m. Pectoralis beweegt de vleugel opwaarts, de m. Supracoracoideus beweegt de vleugel neerwaarts. c. Beide spieren bewegen de vleugel neerwaarts, het naar boven bewegen van de vleugel gebeurt door de luchtdruk. d. Beide spieren bewegen de veugel opwaarts, het naar beneden bewegen van de vleugel gebeurt door de luchtdruk. 149. Welk van de onderstaande stellingen is correct? a. De pancreas van de rat staat in voor de productie van spijsverteringsenzymen en glucose. b. De milt van de rat is een exocriene en endocriene klier. c. De lever van de rat produceert gal die een rol speelt in de vertering van vetten. d. Het caecum produceert speciale enzymen die cellulose kunnen afbreken en is daarom vooral bij grazers sterk ontwikkeld. 150. Hoe noemen we in de mondholte van de muis de openingen die een verbinding maken met de neusholte? a. Choanen b. Glottis c. Epiglottis d. Larynx 151. Tot welke grote groep van vissen behoren de haringen, baarzen en kabeljauwachtigen? a. Chondrichtyes b. Dipneusti c. Holostei d. Teleostei 152. Wat is het verschil tussen mutualistische en commensalistische symbiose tussen organismen? a. Beide termen zijn synoniemen voor een noodzakelijke en nauwe samenlevingsvorm. b. Beide termen betekenen hetzelfde maar de term “commensaal” wordt enkel gebruikt indien een van de betrokken organismen de mens is. c. Bij mutualistisme is er sprake van voordeel voor beide betrokkenen. Bij commensalisme is de samenleving positief voor het ene organisme, neutraal voor het andere. d. Bij commensalisme is er sprake van voordeel voor beide betrokkenen. Bij mutualisme is de samenleving positief voor het ene organisme, neutraal voor het andere. 153. D.m.v. welk zintuig kunnen Mollusca hun ruimtelijke oriëntatie waarnemen? a. Een tympanum b. Een statocyst c. Een orgaan van Haller d. Een sensillum campaniformium 154. Hoe noemen we de structuur die aangeduid is met een pijl ? a. Tibia b. Femur c. Coxa d. Tarsus 155. Hoe worden de door de pijlen aangeduide structuren genoemd ? a. Uropoden b. Pleopoden c. Cephalopoden d. Pereiopoden

Meer zien Lees minder










Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Geüpload op
7 mei 2025
Aantal pagina's
26
Geschreven in
2024/2025
Type
Tentamen (uitwerkingen)
Bevat
Vragen en antwoorden

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

Antwoorden examenvragen dierkunde 2025.

1. Op deze foto zie je enkele individuen van Trypanosoma sp. Waar




leven deze organismen?
A. Tussen rode bloedcellen
B. In de dunne darm van zoogdieren
C. In de grond
D. In zoetwater
2. Hieronder zie je de uitgedissecteerde monddelen van een sprinkhaan.
Hoe noemt men het gedeelte dat aangeduid is met een




pijl?
A. Maxilla
B. Labium
C. Labrum
D. Mandibulum
3. Ascaris lumbricoïdes: welke orgaan wordt door de pijl




aangeduid ?
A. Ovarium
B. Oviduct
C. Uterus
D. Vagina

,4. Welk larvair stadium is hier afgebeeld?
A. Redia-larve van Fasciola
B. Cercaria-larve van Taenia
C. Cercaria-larve van Fasciola
D. Cercaria-larve van Schistosoma
5. Hoe noemen we de structuur welke aangeduid is met een




pijl?
A. Buikzuignap
B. Schaalklier
C. Uterus
D. Dooierzakje




6. Waarvan is dit een detailopname?
A. Ventraal zicht op een mijt
B. Mondzuignap van een leverbot
C. Scolex van een lintworm
D. Lippen en mond van een spoelworm




7. Welk orgaan is hier met een pijl aangeduid?
A. Testes

, B. Uterus
C. Dooierklier
D. Ovarium
8. Wat is het orgaantje dat bij deze Ascaris lumbricoïdes worm aan het




caudale einde uitsteekt?
A. Spicula waarmee het mannetje het vrouwtje vasthoudt bij de paring
B. Penis waarlangs mannetje vrouwtje bevrucht
C. Lancet waarmee de worm de huid van de gastheer doorboort
D. Stilet waarmee de worm plantensappen opzuigt
9. Hoe noemen we de groenachtige zak bij de muis of rat die belangrijk
is bij het verteren van cellulose? Op de figuur is het aangeduid met




nummer 6.
A. Milt
B. Pancreas
C. Duodenum
D. Caecum
€17,66
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
mburuhdenny

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
mburuhdenny Universiteit Utrecht
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
5
Lid sinds
11 maanden
Aantal volgers
3
Documenten
53
Laatst verkocht
3 weken geleden
Quizziz

Leap Ahead with Career-Boosting Exam Solutions i.e Tests, notes, quizzes, etc

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via Bancontact, iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo eenvoudig kan het zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen