ENDOCRINOLOGIE
SAMENVATTING
HYPOFYSAIRE HORMONEN
Algemeen
Uit neurohypofyse (posterieure pituitary)
- Hormonen worden geproduceerd in
hypothalamus en getransporteerd via
axonen door hypofysesteel vrijgegeven
via neurohypofyse in bloed
o ADH
o Oxytocine
melkejectiereflex, moederlijk
gedrag, angstonderdrukkend
(=knuffelhormoon)
Uit adenohypofyse (anterieure pituitary)
- Hormonen worden geproduceerd in
adenohypofyse zelf en via hypothalamo-
hypofysair portaal systeem getransporteerd
en vrijgesteld in bloed na stimulatie door RHs
o Polypeptiden
ACTH
, 17-hydroxycorticoïden: aldosteron, geslachtshormonen
β-LPH
samen met ACTH aangemaakt (hebben gemeenschappelijke
voorloper), effecten niet goed gekend (mogelijk effect op
lipolyse, kan gemetaboliseerd worden tot endorfines en zo
humeur beïnvloeden?)
o Proteïnen
GH
lever somatomedines
Prolactine
borsten voorbereiding borstklier voor lactatie,
nestgedrag, verzorgingsgedrag bij vader
o Glycoproteïnen
TSH
schildklier thyroxine
FSH
follikel oestrogeen
LH
follikel oestrogeen
progesteron
Groeihormoon GH
Structuur
- Proteïne: bestaande uit een reeks aminozuren (>50 aminozuren
~190AZ)
- Zwavelbruggen houden aminozuren samen + zorgen voor bepaalde 3D-
configuratie
Transport in bloed
- Grote helft van GH circuleert vrij in bloedbaan (vrij oplosbaar)
- Deel is gebonden aan plasma-eiwitten
o Werkt als buffer: kan worden vrijgemaakt bij behoefte
o Bescherming tegen afbraak verhoogt halfwaardetijd (~15min)
(hoe meer eiwitgebonden hoe langer de halfwaardetijd)
Vrijstelling
- GH wordt pulsatiel vrijgesteld in spikes/pieken
o Volgens circadiaans ritme: Frequentie en amplitude zijn hoger ’s
nachts ( “kinderen groeien in slaap”)
o Pieken komen overeen met halfwaardetijd
o Puberteit: door invloed oestrogenen en androgenen verandert
patroon meer GH-pieken overdag
- Vrijstelling gebeurt volgens de hypothalamo-hypofysaire as
o Hypothalamus
Productie + vrijstelling RH (releasing
hormones/factors/peptides) hypofysiotroop effect (kunnen
stimulerend of inhiberend werken)
GHRH (GH releasing hormone) stimuleert GH-
productie in hypofyse
Somatostatine (GH inhibiting hormone) remt GH-
productie in hypofyse
o Hypofyse
, Productie en vrijstelling van GH bij stimulatie door GHRH
Remming van GH-afgifte bij aanwezigheid van somatostatine
o Doelorganen
GH oefent rechtstreeks effect uit op doelorganen
Spieren insuline antagonisme + anabolisme
Vetweefsel metabole effecten, lipolyse
Groeiplaten groei
Gonaden en lymfocyten (fysiologische rol onbekend)
GH oefent indirect effect uit op doelorganen via
somatomedines IGF (insuline-like growth factor: qua structuur
en effecten gelijkend op insuline)
IGF-I: gevormd in lever en kraakbeencellen
IGF-II: vnl belangrijk voor groei in utero
o Strikt geregeld via feedbacksysteem
- Regulatie van vrijstelling
GH-secretie moet nauw gereguleerd
worden om evenwicht te bewaren
o Stimulatie
GNRH (growth hormone
releasing hormone)
Afgifte door
hypothalamus
stimuleert GH-
secretie door
adenohypofyse
Hypoglycemie ( GH
stimuleert
glucosevrijstelling)
Slaap (nachtelijke GH-
pieken)
Geslachtshormonen
(oestrogenen en
androgenen verhogen
frequentie en amplitude
van pieken, vnl in
puberteit)
Stress (stresshormonen zoals adrenaline energie nodig
GH zorgt voor glucosemobilisatie)
o Inhibitie
Somatostatine (GHIG: growth hormone inhibiting hormone)
Afgifte door hypothalamus remt GH-secretie
Hyperglycemie (GH zou bloedglucose verder doen stijgen)
Cortisol (stimuleert somatostatine remt GH, bv bij
langdurige corticosteroïdentherapie)
VVZ (reeds veel vetzuren in circulatie geen extra lipolyse
nodig)
o Negatieve feedbacklussen
GH zelf
Remt afgifte van GHRH
Remt directe GH-secretie door adenohypofyse
, IGF-I (gemaakt oiv GH in oa lever)
Stimuleert somatostatine-afgifte
Remt direct GHRH en GH-secretie
Werkt mee aan groeiprocessen (anabole effecten)
Effecten
- Groei
o Somatische
groei: algemene
lichaamsgroei
(toename
lichaamsmassa
inngeheel, incl.
organen, spieren,
vet, botmassa…)
o Lineaire
groei/lengtegroei: via botelongatie (lange botten, vertebrae) vanuit
epifysaire groeischijven (epifysaire groei)
Endochondrale botvorming/ossificatie
GH stimuleert differentiatie van prechondrocyten
chondrocyten en maturatie van chondrocyten
Chondrocyten rijpen tot cellen die collageen en andere
matrixeiwitten afscheiden ( basis voor botmatrix)
IGF-I wordt geproduceerd in chondrocyten zelf
(gestimuleerd door GH) versterkt de celproliferatie
en matrixproductie
Apoptose van mature chondrocyten ruimte komt vrij
voor botvorming
Osteoblastinvasie: osteoblasten komen in gebied en
zetten Ca2+ af in matrix ossificatie (=echte
botvorming)
GH stimuleert ook radiale botexpansie: dus niet enkel lengte,
maar ook dikte/grootte van botten via andere mechanismen
(bv stimulatie periostale groei)
- Eiwitmetabolisme
o Anabool effect: stimulatie eiwitsynthese (vnl in spierweefsel)
spieren moeten meegroeien met botten extra eiwit nodig
positieve stikstofbalans: aminozuren bevatten stikstof (N)
eiwitsynthese: meer N komt binnen dan er buiten gaat positieve
stikstofbalans
- Koolhydraatmetabolisme
o Stimuleert hepatische glucoseproductie
Glycogenolyse (glycogeenafbraak)
Gluconeogenese (glucosevorming uit niet-koolhydraten)
o Anti-insuline effect thv spieren: remt glucoseopname in spieren
glucose blijft beschikbaar in bloed (als energiebron nodig voor
weefselproductie) (<-> IGF-I)
SAMENVATTING
HYPOFYSAIRE HORMONEN
Algemeen
Uit neurohypofyse (posterieure pituitary)
- Hormonen worden geproduceerd in
hypothalamus en getransporteerd via
axonen door hypofysesteel vrijgegeven
via neurohypofyse in bloed
o ADH
o Oxytocine
melkejectiereflex, moederlijk
gedrag, angstonderdrukkend
(=knuffelhormoon)
Uit adenohypofyse (anterieure pituitary)
- Hormonen worden geproduceerd in
adenohypofyse zelf en via hypothalamo-
hypofysair portaal systeem getransporteerd
en vrijgesteld in bloed na stimulatie door RHs
o Polypeptiden
ACTH
, 17-hydroxycorticoïden: aldosteron, geslachtshormonen
β-LPH
samen met ACTH aangemaakt (hebben gemeenschappelijke
voorloper), effecten niet goed gekend (mogelijk effect op
lipolyse, kan gemetaboliseerd worden tot endorfines en zo
humeur beïnvloeden?)
o Proteïnen
GH
lever somatomedines
Prolactine
borsten voorbereiding borstklier voor lactatie,
nestgedrag, verzorgingsgedrag bij vader
o Glycoproteïnen
TSH
schildklier thyroxine
FSH
follikel oestrogeen
LH
follikel oestrogeen
progesteron
Groeihormoon GH
Structuur
- Proteïne: bestaande uit een reeks aminozuren (>50 aminozuren
~190AZ)
- Zwavelbruggen houden aminozuren samen + zorgen voor bepaalde 3D-
configuratie
Transport in bloed
- Grote helft van GH circuleert vrij in bloedbaan (vrij oplosbaar)
- Deel is gebonden aan plasma-eiwitten
o Werkt als buffer: kan worden vrijgemaakt bij behoefte
o Bescherming tegen afbraak verhoogt halfwaardetijd (~15min)
(hoe meer eiwitgebonden hoe langer de halfwaardetijd)
Vrijstelling
- GH wordt pulsatiel vrijgesteld in spikes/pieken
o Volgens circadiaans ritme: Frequentie en amplitude zijn hoger ’s
nachts ( “kinderen groeien in slaap”)
o Pieken komen overeen met halfwaardetijd
o Puberteit: door invloed oestrogenen en androgenen verandert
patroon meer GH-pieken overdag
- Vrijstelling gebeurt volgens de hypothalamo-hypofysaire as
o Hypothalamus
Productie + vrijstelling RH (releasing
hormones/factors/peptides) hypofysiotroop effect (kunnen
stimulerend of inhiberend werken)
GHRH (GH releasing hormone) stimuleert GH-
productie in hypofyse
Somatostatine (GH inhibiting hormone) remt GH-
productie in hypofyse
o Hypofyse
, Productie en vrijstelling van GH bij stimulatie door GHRH
Remming van GH-afgifte bij aanwezigheid van somatostatine
o Doelorganen
GH oefent rechtstreeks effect uit op doelorganen
Spieren insuline antagonisme + anabolisme
Vetweefsel metabole effecten, lipolyse
Groeiplaten groei
Gonaden en lymfocyten (fysiologische rol onbekend)
GH oefent indirect effect uit op doelorganen via
somatomedines IGF (insuline-like growth factor: qua structuur
en effecten gelijkend op insuline)
IGF-I: gevormd in lever en kraakbeencellen
IGF-II: vnl belangrijk voor groei in utero
o Strikt geregeld via feedbacksysteem
- Regulatie van vrijstelling
GH-secretie moet nauw gereguleerd
worden om evenwicht te bewaren
o Stimulatie
GNRH (growth hormone
releasing hormone)
Afgifte door
hypothalamus
stimuleert GH-
secretie door
adenohypofyse
Hypoglycemie ( GH
stimuleert
glucosevrijstelling)
Slaap (nachtelijke GH-
pieken)
Geslachtshormonen
(oestrogenen en
androgenen verhogen
frequentie en amplitude
van pieken, vnl in
puberteit)
Stress (stresshormonen zoals adrenaline energie nodig
GH zorgt voor glucosemobilisatie)
o Inhibitie
Somatostatine (GHIG: growth hormone inhibiting hormone)
Afgifte door hypothalamus remt GH-secretie
Hyperglycemie (GH zou bloedglucose verder doen stijgen)
Cortisol (stimuleert somatostatine remt GH, bv bij
langdurige corticosteroïdentherapie)
VVZ (reeds veel vetzuren in circulatie geen extra lipolyse
nodig)
o Negatieve feedbacklussen
GH zelf
Remt afgifte van GHRH
Remt directe GH-secretie door adenohypofyse
, IGF-I (gemaakt oiv GH in oa lever)
Stimuleert somatostatine-afgifte
Remt direct GHRH en GH-secretie
Werkt mee aan groeiprocessen (anabole effecten)
Effecten
- Groei
o Somatische
groei: algemene
lichaamsgroei
(toename
lichaamsmassa
inngeheel, incl.
organen, spieren,
vet, botmassa…)
o Lineaire
groei/lengtegroei: via botelongatie (lange botten, vertebrae) vanuit
epifysaire groeischijven (epifysaire groei)
Endochondrale botvorming/ossificatie
GH stimuleert differentiatie van prechondrocyten
chondrocyten en maturatie van chondrocyten
Chondrocyten rijpen tot cellen die collageen en andere
matrixeiwitten afscheiden ( basis voor botmatrix)
IGF-I wordt geproduceerd in chondrocyten zelf
(gestimuleerd door GH) versterkt de celproliferatie
en matrixproductie
Apoptose van mature chondrocyten ruimte komt vrij
voor botvorming
Osteoblastinvasie: osteoblasten komen in gebied en
zetten Ca2+ af in matrix ossificatie (=echte
botvorming)
GH stimuleert ook radiale botexpansie: dus niet enkel lengte,
maar ook dikte/grootte van botten via andere mechanismen
(bv stimulatie periostale groei)
- Eiwitmetabolisme
o Anabool effect: stimulatie eiwitsynthese (vnl in spierweefsel)
spieren moeten meegroeien met botten extra eiwit nodig
positieve stikstofbalans: aminozuren bevatten stikstof (N)
eiwitsynthese: meer N komt binnen dan er buiten gaat positieve
stikstofbalans
- Koolhydraatmetabolisme
o Stimuleert hepatische glucoseproductie
Glycogenolyse (glycogeenafbraak)
Gluconeogenese (glucosevorming uit niet-koolhydraten)
o Anti-insuline effect thv spieren: remt glucoseopname in spieren
glucose blijft beschikbaar in bloed (als energiebron nodig voor
weefselproductie) (<-> IGF-I)