Moeilijke woorden en de woorden die vet staan in cursus
H1: Erfelijk materiaal
- Chromatine = donkere gevlekte kernsubstantie bij niet-delende cel
- Zusterchromatide = tijdens celdeling (s-fase) wordt kernmateriaal
verdubbeld en wordt van elk chromosoom een duplicaat gemaakt
- Karyogram = chromosomen kaart gemaakt met chromosomen uit
de kern van 1 witte bloedcel, gerankschikt volgens grootte. Kleurstof
wordt toegevoegd voor een bandingspatroon
- Genoom = alle info in 1 celkern
- Ploïdie = aantal complete sets per celkern
- Diploïd = alle erfelijke info in tweevoud aanwezig
- Polyploïdie = aantal complete sets groter dan 2
- Aneuploïdie = aantal chromosomen in celkern is geen veelvoud
van n
- DNA = desoxyribonucleïnezuur
- Histonen = verpakkingseiwitten
- Nucleotiden = bouwstenen van DNA, opgebouwd uit desoxyribose,
fosfaatgroep, 4 basen
- Basenpaar = basen die verbonden zijn met waterstofbrugjes
(basen liggen tegenover elkaar)
- Gen = stukje DNA dat codeert voor een specifiek eiwit
- INS = het gen voor insuline
- Locus = waar zit het gen in het genoom
H2: eiwitsynthese
- CFTR-gen = cystic fibrosis transmembrane regulator
- Intronen = (niet coderende fragmenten) wordt eruit geknipt en
afgebroken
- Exonen = (coderende fragmenten) wordt aan elkaar gehecht
- Codon = triplet dat leidt tot selectie van aminozuur
- Anticodon = 3 basen van tRNA die tegengesteld zijn aan het codon
- Genotype = info voor bepaalde functie of kenmerk
- Fenotype = kenmerk of functie die aanwezig is in organisme
- Genexpressie = tot uiting laten komen van erfelijke info door
eiwitproductie
- Sequencing = bepalen van nucleotidevolgorde van DNA of RNA
, H3: celdeling
- Celcyclus = serie van gebeurtenissen die cel doorloopt om te
groeien en delen
- Mitose = leidt tot 2 diploïde dochtercellen (2n)
- Meiose = leidt tot 4 haploïde gameten (n)
- Interfase = cellen delen niet
- Hayflick-limiet = actief delende cellen max 50 keer doorlopen
- Telomerase = enzym dat telomeren opnieuw doet groeien
- Reductiedeling = reduceren hoeveelheid erfelijk materiaal
- Crossing over = bevorderen variatie in erfelijk materiaal (enkel
tijdens profase meiose 1)
H4: gametogenese
- Spermatogenese = vorming zaadcellen
- Spermiogenese = rijpingsproces van zaadcellen
- Oögenese = vorming eicellen
- Folliculaire atresie = natuurlijk proces van spontane
follikeldegeneratie in ovaria ‘geprogrammeerde’ celdood
- Dictyoteen = rustfase in meiose 1
- Non-disjunctiefenomeen = fout tijdens meiose 1 of meiose 2
H5: bevruchting
- Fertilisatie = versmelting van zaadcel en eicel
- Zygote = bevruchte eicel
- Capacitatiereactie = zaadcellen breken de matrix af door afgifte
van het enzym hyaluronidase
- Acrosoomreactie = binding met zona pellucida, vrijzetten
enzymen uit acrosoom, afbraak zona pellucida
- Polyspermie = meervoudige bevruchting van 1 eicel
- Corticale reactie = wijzigen elektrische lading plasmamembraan
- Zonale reactie = afgifte stoffen in perivitelline ruimte
- Zinc spark = éink iz noeit vd meiose maar vanaf de bevruchting
geeft de zygote veel zink af om mitose te bevorderen, dit kan je zien
onder een fluoriscentie-microscoop
H1: Erfelijk materiaal
- Chromatine = donkere gevlekte kernsubstantie bij niet-delende cel
- Zusterchromatide = tijdens celdeling (s-fase) wordt kernmateriaal
verdubbeld en wordt van elk chromosoom een duplicaat gemaakt
- Karyogram = chromosomen kaart gemaakt met chromosomen uit
de kern van 1 witte bloedcel, gerankschikt volgens grootte. Kleurstof
wordt toegevoegd voor een bandingspatroon
- Genoom = alle info in 1 celkern
- Ploïdie = aantal complete sets per celkern
- Diploïd = alle erfelijke info in tweevoud aanwezig
- Polyploïdie = aantal complete sets groter dan 2
- Aneuploïdie = aantal chromosomen in celkern is geen veelvoud
van n
- DNA = desoxyribonucleïnezuur
- Histonen = verpakkingseiwitten
- Nucleotiden = bouwstenen van DNA, opgebouwd uit desoxyribose,
fosfaatgroep, 4 basen
- Basenpaar = basen die verbonden zijn met waterstofbrugjes
(basen liggen tegenover elkaar)
- Gen = stukje DNA dat codeert voor een specifiek eiwit
- INS = het gen voor insuline
- Locus = waar zit het gen in het genoom
H2: eiwitsynthese
- CFTR-gen = cystic fibrosis transmembrane regulator
- Intronen = (niet coderende fragmenten) wordt eruit geknipt en
afgebroken
- Exonen = (coderende fragmenten) wordt aan elkaar gehecht
- Codon = triplet dat leidt tot selectie van aminozuur
- Anticodon = 3 basen van tRNA die tegengesteld zijn aan het codon
- Genotype = info voor bepaalde functie of kenmerk
- Fenotype = kenmerk of functie die aanwezig is in organisme
- Genexpressie = tot uiting laten komen van erfelijke info door
eiwitproductie
- Sequencing = bepalen van nucleotidevolgorde van DNA of RNA
, H3: celdeling
- Celcyclus = serie van gebeurtenissen die cel doorloopt om te
groeien en delen
- Mitose = leidt tot 2 diploïde dochtercellen (2n)
- Meiose = leidt tot 4 haploïde gameten (n)
- Interfase = cellen delen niet
- Hayflick-limiet = actief delende cellen max 50 keer doorlopen
- Telomerase = enzym dat telomeren opnieuw doet groeien
- Reductiedeling = reduceren hoeveelheid erfelijk materiaal
- Crossing over = bevorderen variatie in erfelijk materiaal (enkel
tijdens profase meiose 1)
H4: gametogenese
- Spermatogenese = vorming zaadcellen
- Spermiogenese = rijpingsproces van zaadcellen
- Oögenese = vorming eicellen
- Folliculaire atresie = natuurlijk proces van spontane
follikeldegeneratie in ovaria ‘geprogrammeerde’ celdood
- Dictyoteen = rustfase in meiose 1
- Non-disjunctiefenomeen = fout tijdens meiose 1 of meiose 2
H5: bevruchting
- Fertilisatie = versmelting van zaadcel en eicel
- Zygote = bevruchte eicel
- Capacitatiereactie = zaadcellen breken de matrix af door afgifte
van het enzym hyaluronidase
- Acrosoomreactie = binding met zona pellucida, vrijzetten
enzymen uit acrosoom, afbraak zona pellucida
- Polyspermie = meervoudige bevruchting van 1 eicel
- Corticale reactie = wijzigen elektrische lading plasmamembraan
- Zonale reactie = afgifte stoffen in perivitelline ruimte
- Zinc spark = éink iz noeit vd meiose maar vanaf de bevruchting
geeft de zygote veel zink af om mitose te bevorderen, dit kan je zien
onder een fluoriscentie-microscoop